Antwoorden op kamervragen over het WODC-rapport “Georganiseerde criminaliteit en rechtshandhaving op St. Maarten”.

Vragen van de leden Kuiken en Leerdam (beiden PvdA) over het WODC-rapport “Georganiseerde criminaliteit en rechtshandhaving op St. Maarten”.

1. Vraag
Kent u het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)-rapport “Georganiseerde criminaliteit en rechtshandhaving op St. Maarten”?

1. Antwoord
Ja

2. Vraag
Deelt u de mening dat de conclusies van het rapport onthutsend zijn aangezien er door het gebrekkig toezicht en de opsporing geen complexe constructies nodig zijn om criminaliteit ongestoord uit te kunnen voeren, de samenwerking tussen diensten niet goed van de grond komt en de middelen die beschikbaar zijn, volstrekt onvoldoende zijn?

2. Antwoord
Ik deel de mening dat het rapport een uiterst zorgwekkend beeld schetst van de rechtshandhaving op St. Maarten.

3. Vraag
Deelt u de analyse van het WODC dat er op het eiland zelf geen steun vanuit de bevolking en de politiek is om de problemen echt aan te pakken omdat het een kleine gemeenschap is met zeer hechte banden? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?

3. Antwoord
In de conclusies van het rapport wordt door het WODC onder meer aangegeven dat “er kritische geluiden worden geuit over een gebrek aan checks and balances waardoor structureel sprake zou zijn van het niet conform procedures handelen ten gunste van bepaalde economische belangen, waarbij bewust dan wel onbewust bepaalde vormen van (georganiseerde) criminaliteit worden gefaciliteerd. Ook hier geldt dat het uitblijven van onderzoek deze verdenkingen in stand laat, evenzeer als de verhalen die hierover ook in de St. Maartense samenleving rondzingen. Ook om die reden lijken zowel bestuur als bevolking gebaat te zijn bij meer transparantie en duidelijkheid op dit terrein.” Deze conclusie wordt door mij volledig onderschreven.

4. Vraag
Wat is de inhoudelijke reactie van de regering op de conclusies en aanbevelingen van dit rapport?

4. Antwoord
Aangezien de rechtshandhaving een autonome aangelegenheid is van het Land de Nederlandse Antillen, is het primair aan de Antilliaanse minister van Justitie om gevolg te geven aan de aanbevelingen uit het rapport. Aard en omvang van de problemen brengen mee dat, gelet op het bepaalde in artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, effectief optreden van de autoriteiten van het Land niet mag uitblijven. Op 8 oktoberjl. heb ik dan ook samen met de minister van Justitie een indringend gesprek gevoerd met de minister-president en de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen over de situatie op St. Maarten. In dit gesprek heb ik nadrukkelijk de aandacht gevraagd voor de aanbevelingen in het WODC-rapport. Ik heb de Antilliaanse minister van Justitie schriftelijk gevraagd om mij te berichten welke concrete maatregelen hij gaat nemen. Daarnaast heb ik de gouverneur van de Nederlandse Antillen als orgaan van het Koninkrijk verzocht zijn commentaar op het rapport te geven en te rapporteren over de situatie op St. Maarten.

Nederland ondersteunt de duurzame verbetering van de rechtshandhaving op de Nederlandse Antillen door middel van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA). De afgelopen jaren heeft Nederland deskundigheid en geld (euro 24 miljoen) ter beschikking gesteld. Onlangs is besloten het PVNA te verlengen met twee jaar. Hiervoor heeft Nederland in totaal euro 21 miljoen ter beschikking gesteld.

Samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving vindt echter niet alleen plaats in het kader van het PVNA. Op specifieke terreinen wordt al langere tijd samengewerkt binnen het Koninkrijk. Het Recherche Samenwerkingsteam, belast met de bestrijding van zware, georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit en de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba zijn hiervan voorbeelden. Daarnaast stelt Nederland ter ondersteuning van het Openbaar Ministerie en het gemeenschappelijke Hof van Justitie officieren van justitie respectievelijk rechters ter beschikking aan de Nederlandse Antillen.

5. Vraag
Op welke wijze wordt het rapport geïntegreerd in de akkoorden die op dit moment gesloten worden met de Nederlandse Antillen en de eilanden?

5. Antwoord
In het proces tot staatkundige hervorming van het Koninkrijk heeft de rechtshandhaving de volle aandacht. In de slotverklaring van het bestuurlijk overleg over de toekomstige staatkundige positie van Curaçao en Sint Maarten zijn verschillende afspraken gemaakt op het terrein van rechtshandhaving en rechtspleging. Onder meer zijn afspraken gemaakt die aan samenwerking op het terrein van politie en openbaar ministerie het vrijblijvend karakter ontnemen. Zo is overeengekomen dat de positie en organisatie van de gemeenschappelijke diensten van de politie bij consensusrijkswet worden geregeld, dat deze diensten eenduidig worden aangestuurd en een door de Rijksministerraad vastgestelde begroting hebben. Verder is overeengekomen dat het openbaar ministerie in Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba zal worden geleid door één gemeenschappelijke procureur-generaal. De institutionalisering van de samenwerking waarbij Nederland nadrukkelijk betrokken zal zijn vanwege Bonaire, Sint Eustatius en Saba biedt veel mogelijkheden voor verbetering. De buitengewoon zorgelijke situatie op Sint Maarten laat eens te meer zien dat de gemaakte afspraken op het terrein van rechtshandhaving en rechtspleging dringend noodzakelijke voorwaarden zijn voor invoering van de nieuwe staatkundige structuur.

Het is volstrekt duidelijk dat de nieuwe structuur pas in werking kan treden nadat de huidige situatie is verbeterd. Daarom is in het slotakkoord als voorwaarde voor de hervorming onder meer opgenomen dat een aantal justitiële taken goed verankerd zijn en de politieorganisatie sterk verbeterd wordt. Sint Maarten kan alleen zelfstandig land worden binnen het Koninkrijk indien vast staat dat Sint Maarten in staat is tot een goede rechtshandhaving. Dit kan alleen komen vast te staan op basis van zichtbare en reële verbeteringen in de keten van rechtshandhaving en rechtspleging ten opzichte van de huidige situatie die hun beslag moeten krijgen voordat de staatkundige hervorming in werking treedt.

6. Vraag
Wanneer kan de Tweede Kamer het plan van aanpak 2008, waarvoor het WODC-rapport als inbreng moet dienen, tegemoet zien?

6. Antwoord
Nadat dit plan is vastgesteld in de ministeriële stuurgroep van het PVNA zal ik het u doen toekomen.

7. Vraag
Wanneer kan de Tweede Kamer de rapportage van de gouverneur van de Nederlandse Antillen over de situatie op St-Maarten tegemoet zien?

7. Antwoord
Ik heb de Gouverneur van de Nederlandse Antillen gevraagd mij op de kortst mogelijke termijn, doch bij voorkeur vóór medio december 2007 te rapporteren.

8. Vraag
Hoe verhoudt zich het bedrag van in totaal 21 miljoen, dat Nederland ter beschikking heeft gesteld voor het plan van aanpak Nederlandse Antillen, tot de uitspraak van minister Dick dat 160 tot 170 miljoen nodig is om politie en justitie op een ‘Nederlands’ niveau te krijgen (AD, 8 oktober 2007)?

8. Antwoord
Zoals in mijn antwoord op vraag 4 is aangeven, is de rechtshandhaving een autonome aangelegenheid van het Land de Nederlandse Antillen. Het is dan ook primair aan het Land om de benodigde middelen beschikbaar te stellen. Nederland biedt daarbij ondersteuning met behulp van het PVNA. Daarnaast zijn er de middelen bestemd voor de waarborgfunctie. Hieruit wordt onder meer bijgedragen aan de instandhouding van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, het recherche samenwerkingsteam en de ondersteuning van de rechterlijke macht. Voor 2008 is voor het uitoefenen van de waarborgfunctie een bedrag van ruim euro 54 miljoen opgenomen op de begroting van Koninkrijksrelaties.

9. Vraag
Hoe beoordeelt u het feit dat er geen informatie over de criminaliteit op Saba en St. Eustatius gevonden is? Is dit een gunstig of juist een zorgelijk teken?

9. Antwoord
Door het WODC is aangegeven dat er zeer beperkt informatie aanwezig is over georganiseerde criminaliteit op Saba en St. Eustatius en dat dit geen aanleiding geeft om te spreken van een aanzienlijke en duurzame problematiek. Ik beschouw dit als een gunstig teken.

10. Vraag
Deelt u de mening van gedeputeerde Wescott-Williams dat de volledige verantwoordelijkheid voor de misdaadbestrijding bij de Antilliaanse regering én opsporingsinstanties in Nederland ligt? 1) Zo ja, waarom? Zo nee waarom niet?

10. Antwoord
Nee, de rechtshandhaving is een autonome aangelegenheid van het Land. De uitvoering daarvan is echter niet goed mogelijk zonder de medewerking van alle betrokken partijen. Het WODC bepleit in zijn aanbevelingen dan ook om het good governance-beleid krachtig voort te zetten. Dit laatste wordt door mij onderschreven.

11. Vraag
Als, te zijner tijd een nieuwe bestuursstructuur op Sint Maarten is ingevoerd, zal de rechtshandhaving dan effectiever zijn? Heeft een andere bestuurvorm effect op de rechtshandhaving in het algemeen? Wordt, bij het kiezen van een nieuwe bestuursvorm, rekening gehouden met de geografische ligging van St. Maarten ten opzichte van de grote drugslanden in de omgeving?

11. Antwoord
Zie het antwoord op vraag 5.

1) NRC Handelsblad, 8 oktober 2007