Commissie maakt nieuwe regeling voor problematische schuldenaren

Er moet één insolventieprocedure komen voor schuldenaren in financiële moeilijkheden. Daarmee wordt een doelmatige en flexibele afwikkeling van insolventies bevorderd.
Dit blijkt uit een advies voor een Insolventiewet, dat vandaag door de voorzitter van de Commissie insolventierecht, Prof. mr. S. C. J. J. Kortmann, aan minister Hirsch Ballin van Justitie is aangeboden. De minister heeft besloten om via een internetconsultatie reacties op het voorontwerp in te winnen.

De huidige Faillissementswet kent drie verschillende procedures voor schuldenaren die financiële problemen hebben: het faillissement, de surseance van betaling en de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Deze drie procedures worden in het voorstel van de commissie samengevoegd tot één insolventieprocedure. De persoon die voor de afwikkeling zorgt, wordt aangeduid met de naam "bewindvoerder". In de toekomst zal de benaming (faillissements) curator niet langer worden gebruikt.

In het voorstel van de commissie staan suggesties om de bestaande praktijk van wettelijke en buitenwettelijke schuldsanering te vereenvoudigen en te verbeteren. Zo kan in het minnelijk traject dat voorafgaat aan toelating tot de schuldsaneringsregeling een zogeheten stille bewindvoerder worden benoemd. Deze helpt de schuldenaar met zijn financiën en probeert voor de schuldenaar een minnelijke regeling te treffen met schuldeisers.

De benoeming van een stille bewindvoerder is ook van belang voor ondernemingen bij een zogeheten informele reorganisatie, vooral in combinatie met het akkoord buiten insolventie.Het is een manier om levensvatbare (delen van) ondernemingen te laten voortbestaan. Een informelereorganisatie is een reorganisatie van een onderneming buiten insolventie, met als doel het herstel van de financiële gezondheid van de (onderneming van de) schuldenaar. Daarnaast biedt het voorontwerp de mogelijkheid om buiten insolventie een akkoord tot stand te brengen dat door de rechter ook verbindend kan worden verklaard voor bepaalde schuldeisers die daarmee niet hebben ingestemd.

Verder is de huidige regeling van de zogenaamde afkoelingsperiode gewijzigd en uitgebreid. De afkoelingsperiode gaat vanaf de insolventverklaring automatisch lopen. Zij kan drie maanden duren. Ook regelt het voorontwerp dat de rechtbank de schuldenaar op zijn verzoek tot medebewindvoerder kan benoemen, en is de positie van gewone (concurrente) schuldeisers verbeterd door de groep boedelschulden te beperken.

Met het oog op een doelmatig en adequaat toezicht wordt de verhouding tussen de bewindvoerder, de schuldeisers en de rechter-commissaris aangepast. De schuldeisers dienen, meer dan nuhet geval is, ervoor te waken dat de bewindvoerder hun belangen naar behoren behartigt. Hiervoor is nodig dat door de bewindvoerder aan de schuldeisers beter inzicht wordt gegeven in de aanpak en de afwikkeling van de insolventie. Daarbij verdient zowel de aard van de informatie als de wijze waarop door de bewindvoerder informatie wordt verstrekt, aandacht.

Faillissementsfraude kan beter worden aangepakt. Zo is een bewindvoerder verplicht om aan de rechter-commissaris kennis te geven van een bij hem gerezen redelijk vermoeden van bepaalde door de schuldenaar gepleegde strafbare feiten. De rechter-commissaris kan vervolgens zelf aangifte doen of de bewindvoerder een aanwijzing geven om aangifte te doen. Het voorontwerp scherpt de bestaande wettelijke strafbepalingen aan die verband houden met faillissement.

Voor werknemers blijft de huidige positie bij faillissement van de werkgever gehandhaafd. Voor ontslag heeft de bewindvoerder nog steeds toestemming nodig van de rechter-commissaris. Hun positie wordt in zoverre verbeterd dat het mogelijk is om een werknemer plaats te laten nemen in een te benoemen schuldeiserscommissie, die met het oog op de behartiging van de belangen van het geheel aan crediteuren toezicht op de bewindvoerder houdt.

Er zullen eisen kunnen worden gesteld ter bevordering van de kwaliteit van de professionals die bij insolventies betrokken zijn, in het bijzonder bewindvoerders en rechters.

De commissie is van oordeel dat fiscale wetgeving zo min mogelijk belemmeringen moet bevatten voor een deugdelijke en tijdige reorganisatie van een onderneming die insolvabel is of dreigt te worden. Het fiscale bodemrecht moet volgens de commissie worden afgeschaft, omdat het een te ernstige inbreuk vormt op rechten van derden, zonder voldoende rechtvaardiging. Dit geldt eveneens voor het bodemvoorrecht. De werking van het bodem(voor)recht leidt bovendien in de praktijk tot spanning met het uitgangspunt dat het reorganiserend vermogen van een onderneming dient te worden versterkt.

Daarnaast biedt de nieuwe regeling de mogelijkheid van een geconsolideerde afwikkeling van insolventies. Het gaat daarbij om insolventies van meerdere personen, waarvan de boedels als één boedel worden afgewikkeld. De huidige Faillissementswet voorziet niet in een dergelijke mogelijkheid.

Tot slot is het insolventieprocesrecht gemoderniseerd en op een aantal onderdelen vereenvoudigd.