Toespraak van minister J.P.H. Donner bij de presentatie van de Handreiking Poortwachtercentra op 3 december 2007 in Haarlem

Dank voor deze handzame handreiking. Het is weer de tijd van de goed heiligman en dan geven we elkaar geschenken. Dit is een geschenk. Niet voor mij, maar voor ieder die betrokken is bij de oprichting of het functioneren van poortwachtercentra. Ik hoop dat de handleiding in de praktijk bruikbaar zal blijken te zijn bij het opstarten van nieuwe Poortwachtercentra en bij het succes daarvan.

Wat de pluspunten van een Poortwachtercentrum zijn, behoeft geen betoog. Dat weet u. Het initiatief is hier, in Noord-Holland, ontstaan. Het idee is simpel en slim. Dat heeft het gemeen met veel innovatieve ideeën. Wat doe je als de ene werkgever geen geschikt werk meer heeft voor een werknemer, en de andere werkgever heeft een vacature? Dan breng je die twee werkgevers met elkaar in contact. Om te bezien of die werknemer wellicht kan overstappen. Zo kunnen werkgevers elkaar helpen en zo is de werknemer geholpen. Zo maak je van drie problemen drie oplossingen.

Er zijn de laatste jaren meer vormen van samenwerking ontstaan, maar Poortwachtercentra hebben zich ontwikkeld tot een van de effectiefste regionale arbeidsmarktinstrumenten; tot voordeel van werkgevers en werknemers. Het biedt een mogelijkheid om rechtstreeks over te stappen van werk naar werk zonder ontslag. Zonder afhankelijk te worden van een uitkering. En zonder verhuizing. Poortwachtercentra werken immers op regionale schaal. Dat is één van de sleutels van het succes.

Het is natuurlijk geen Haarlemmerolie, maar de positieve ervaringen in Noord-Holland smaakten naar meer. Tijdens de Participatietop hebben we dan ook met werkgevers en werknemers besproken om de verdere spreiding van Poortwachtercentra te stimuleren. Daar sluit het kabinetsbeleid bij aan. Niet door de Poortwachtercentra structureel te gaan subsidiëren. Dat had u ook niet verwacht. Ik heb al vaker gezegd dat het hier een particulier initiatief betreft, dat op eigen kracht succes heeft, en dat niet met publieke middelen draaiend moet worden gehouden. Want met de publieke middelen komen de voorschriften en eisen, waardoor het project uiteindelijk niet meer van werkgevers is. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid; zij zijn verplicht al het nodige te doen om te voorkomen dat hun werknemers door gezondheidsproblemen buiten het arbeidsproces komen te staan. De centra vormen daar een goed antwoord op zolang zij in een behoefte voorzien. Structurele subsidiëring zou die behoefte uit beeld laten verdwijnen.

Natuurlijk kunnen de centra ook maatschappelijke belangen dienen en regionale samenwerking op het terrein van werk, inkomen en scholing bevorderen. Eerder heb ik al aangegeven dat bij het bouwen van het nestje ook de overheid aan de specie kan bijdragen. Op die wijze kan de start van nieuwe centra worden gestimuleerd. Het leek mij goed om die toezegging in deze tijd van sinterklazen en kerstbazen nader in te vullen, dan kan daar in het nieuwe jaar gelijk rekening mee gehouden worden. Daarom komt er een éénmalig startsubsidie om maximaal dertig regionale Poortwachtercentra op te zetten. Ik heb dat vandaag aan de Tweede Kamer bericht. Daartoe worden er in 2008 en 2009 middelen beschikbaar gesteld, tot een maximum van drie miljoen euro. Anderhalf miljoen in 2008 en anderhalf miljoen in 2009.

Mede op advies van de Raad voor Werk en Inkomen, wordt de subsidie verstrekt aan het Werkgeversforum Kroon op het Werk, dat een projectplan heeft ingediend om twintig à dertig Poortwachtercentra op te zetten. Ik ga er van uit dat werkgevers zich zelf mede verantwoordelijk voelen en een bijdrage zullen leveren.

Dames en heren,

Ik laat de details van de subsidieregeling achterwege. Opzet is dat er door deze eenmalige startsubsidie meer Poortwachtercentra komen, die met maatwerk een positieve bijdrage kunnen leveren aan een beter functionerende regionale arbeidsmarkt en aan de re-integratie daarop. Dat moet er uiteindelijk toe leiden dat er minder werknemers ontslagen hoeven te worden, dat er minder werknemers een beroep op de WIA hoeven te doen en dat meer werknemers rechtstreeks van werk naar werk kunnen overstappen. Het is goed hier te constateren dat werkgevers zich via Poortwachtercentra in willen zetten om die doelen te bereiken.

De Poortwachtercentra zijn oorspronkelijk bedoeld om alternatief werk te vinden voor werknemers die als gevolg van ziekte of een beperking hun oorspronkelijk werk niet meer kunnen verrichten. Niets verhindert echter dat het ook een oplossing is voor werknemers waarvan het werk in een bedrijf verdwijnt, maar elders juist gevraagd wordt of voor werkgevers die tijdelijk om werknemers verlegen zitten die elders niet ingezet kunnen worden. We moeten onder ogen zien dat die drie situaties steeds vaker voor zullen komen in een arbeidsmarkt waarin gekwalificeerde arbeid schaars wordt, maar banen steeds korter duren. Het is ook een oplossing voor het gegeven dat de arbeidsmarkt niet doorzichtiger op wordt; er is een toenemende behoefte aan arbeidsbemiddeling en begeleiding van de herintreding van werknemers die om moeten schakelen of langer zijn uitgeschakeld.

Willen we het peil van zorg en zekerheid handhaven, dan zal de arbeidsparticipatie structureel hoger moeten.

Het kabinet werkt daaraan. We zullen nader bezien welke maatregelen nodig zijn om structureel een arbeidsparticipatie van 80 procent te verzekeren. Een commissie van deskundigen zal gevraagd worden daar advies over uit te brengen. Want dat is niet een kwestie van verbetering van de reïntegratie. Als het daar aan lag zouden gemeenten allang hebben laten zien, hoe het moet. Zij hebben immers in het kader van de WWB alle middelen al.

Maar die commissie betekent niet dat het kabinet niet al ter hand neemt wat duidelijk is. Zo goed en zo kwaad als het kan, wordt langs andere weg gestreefd naar het realiseren van een zo hoog mogelijke arbeidsparticipatie. Vandaar dat de richtlijn passende arbeid wordt aangepast; dat de herziening van de Wajong ter hand wordt genomen en dat we met voorstellen komen om de arbeidsmarktpositie van ouderen en van mensen met een beperking te versterken.

Tot besluit

Ik wil de Raad voor Werk en Inkomen nogmaals danken voor het verrichte werk en wens u allen veel succes.