Toespraak minister Rouvoet op stakeholdersbijeenkomst 3 december

Toespraak van de minister voor Jeugd en Gezin, André Rouvoet, op de stakeholders-bijeenkomst van 3 december 2007

Dames en heren,

Voor u staat een minister die zijn eerste begrotingsbehandeling heeft ‘overleefd’. Dat voelt erg prettig kan ik u zeggen, maar trotser ben ik er nog op dat ik de allereerste begroting van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin heb kunnen presenteren en mogen verdedigen. Een heel mooi product van mijn ministerie en specifiek van de medewerkers van Jeugd en Gezin. Met veel enthousiasme en gedrevenheid hebben zij Jeugd Gezin echt op de kaart gezet. En daarmee is, na de instemming van de Kamer met het beleidsprogramma in juni, de tweede slag geslagen. Dat is een bijzonder belangrijk wapenfeit.

De begroting geeft de ambities uit het beleidsprogramma ‘Alle kansen voor Alle kinderen’ het benodigde financiële kader. En dat betekent dat we nu dus volop gas kunnen geven. We hebben bedacht wát we willen doen, waar we heen willen en in grote lijnen hoe. Nu moeten we het verder concreet maken, ontwikkelen en uitvoeren.

Hoe doen we dat? En dan wil ik het ‘we’ in die zin eigenlijk benadrukken. Want ik wil u hier niet voorlezen wat er in de begroting en in het beleidsprogramma staat. De aanpak van kindermishandeling, het kindgebonden budget, de verwijsindex, de preventievisie, de centra voor jeugd en gezin: u bent ermee bekend en u kunt het zelf ook lezen.

Ik vind het in het licht van deze bijeenkomst veel interessanter om het te hebben over het ‘wij’, het samen. Want dat is waar ook ik naar streef. Geert van Maanen benadrukte het al: om echt tot samenhangend jeugdbeleid te komen is het van essentieel belang dat alle partners in het veld goed samenwerken. We moeten weten wat we aan elkaar hebben, we moeten onze krachten bundelen.

Ik wil daarom van deze gelegenheid gebruik maken om u mijn ideeën over onze samenwerking voor te leggen. Wat heeft u aan een minister voor jeugd en gezin, aan een programmaministerie? Waar ontmoeten we elkaar? Waar versterken we elkaar? En waar kunnen we niet zonder elkaar?

Want het is even wennen, zo’n programmaministerie. Ik heb ambtenaren die volledig ‘voor mij’ werken, én ik ‘leen’ zo her en der de benodigde mens en denkkracht van de vier verschillende ministeries, VWS, OCW, SZW en Justitie, Geert van Maanen noemde ze al. Ik heb echter geen eigen gebouw, geen fysiek departement. Ik ben hier als gast gehuisvest, bij het ministerie van VWS, maar ik ben geen VWS-minister. Waarbij ik Geert overigens een compliment wil geven voor zijn uitstekende gastheerschap! Ik word uitstekend bediend door hem en zijn staf.

Een nieuwe constructie dus; zo’n programma-ministerie. Dit kabinet wil innovatie; op het bestuurlijk vlak geven wij daar invulling in met onze aanpak. Dat is inderdaad soms wennen maar tegelijkertijd een grote uitdaging. Programmatisch werken op ministeries kan wel eens dé werkwijze voor de toekomst worden. Geen grote directies en staven maar efficiënt en creatief gebruik van hetgeen er is.

Waar op deze manier een grote winst in duidelijkheid wordt behaald, is in het Nederlandse jeugdbeleid. Want daarvoor is er nu één verantwoordelijk ministerie, met één verantwoordelijke minister en één begroting, waarin al die verschillende onderwerpen binnen het jeugdbeleid, die voorheen verspreid waren over verschillende ministeries, samen tot één geheel worden gebracht.

Het is een nieuwe manier van besturen die de traditionele kokers doorbreekt, die hinderlijke schotten wegneemt. Dat maakt het zoveel makkelijker om visies te delen, te verbinden, efficiënt en adequaat te handelen. Het creëert veel meer eenheid.

Voor ú wil ik, wil het programmaministerie, één duidelijke gesprekspartner zijn. Het is van belang dat wij de dialoog die de afgelopen periode al is opgestart nog meer versterken. Ik hoor graag uw visie en uw ervaringen, zodat ik weet hoe ik u de ruimte en de randvoorwaarden kan bieden om die eenheid ook naar de uitvoering te vertalen.

Dames en heren,

De verantwoordelijkheid voor die uitvoering ligt bij u, onze provinciale en lokale partners en professionals. Met beleid kan en wil ik u zo goed mogelijk faciliteren, stimuleren en sturen, maar ik vertrouw er op dat u ook zelf actief aan de slag gaat om de mogelijkheden optimaal te benutten. Ik wil u de ruimte geven om dat te kunnen doen. In de afgelopen periode heeft u mij bijvoorbeeld meermaals horen zeggen dat ik de regeldruk wil aanpakken. En dat wil ik ook écht.

Velen van u en uw medewerkers staan echt ‘met de voeten in de modder’, en dat bedoel ik in de meest positieve zin van het woord. Ik wil ervoor zorgen dat u zich ten volle kan richten op die uitvoerende werkzaamheden waar het écht om draait, namelijk het bieden van ondersteuning aan de jeugd en het gezin. Daar zal soms wat meer tijd voor nodig zijn, bijvoorbeeld omdat nieuwe wet- en regelgeving nodig is. Maar ook op de korte termijn kan er al zoveel; als we allemaal onze verantwoordelijkheden voluit nemen. Pak de kansen.

Dan bereiken we een dynamiek waarin we echt samen werken aan de bundeling van het ondersteuningsaanbod voor jeugdigen en ouders met opgroei- en opvoedvragen. Eén gezin, één plan. Waarin wij met zijn állen bepalen hoe het jeugdbeleid in Nederland eruit ziet. Dat is de dynamiek waar ik naartoe wil, want het ministerie van Jeugd en Gezin wil niet in haar eentje bepalen hoe het allemaal moet. Sterker nog, dat kán het ministerie niet alleen.

Als ik mijn boodschap even heel beeldend samenvat, dan zie ik het eigenlijk zo: alle onderwerpen binnen het jeugdbeleid zijn een soort bouwstenen, de blokjes van Jeugd en Gezin. In het heel klein heb ik hier die blokjes.

Wat ik u kan bieden zijn de randvoorwaarden, de fundamenten, het budget en de sturing: ik heb al vaker gezegd dat ik mijzelf als een soort aannemer zie en die vergelijking gaat hier zeker weer op. U bent in die zin mijn bouwers en ik vertrouw op u om van al die blokjes, al die onderwerpen, één huis te maken.

Ik wil u oproepen om onderling de verbindingen te zoeken, te zoeken waar het past en te kijken waar het knelt. Samen kunnen we het een en ander vervolgens bijschaven, zodat het wél past. Dat kost tijd en energie, en het is een hoop gepuzzel. Zeker dat laatste geldt overigens ook voor deze miniatuur-variant, maar dat zal ik hier niet ter plekke demonstreren. Gelooft u mij: het is mogelijk om er één geheel, één blok van te maken.

De kleine puzzel kunt u straks allemaal meenemen. Als oefenmateriaal, maar laat het u er vooral aan herinneren hoe belangrijk het is om met elkáár te bouwen, elkaar op te zoeken en samen te werken.

Want, en daarmee sluit ik af, ik ben er van overtuigd dat het ons samen kan lukken om van Jeugd en Gezin één geheel te maken. Een stevig huis voor de Nederlandse jeugd. Een huis waarin al die onderwerpen uit die begroting waar ik zo trots op ben een plekje vinden. Een huis waarin vele expertises samenwerken en wat ervoor zorgt dat kinderen gezond kunnen opgroeien en deel kunnen nemen aan de maatschappij. Ik wens u en mijzelf daarin voor de komende periode veel succes en ik wens u voor nu een prettige kennismaking, voor zover u elkaar nog niet kent, en een plezierig informeel samenzijn.

Dank u wel.