Antwoorden op kamervragen van Langkamp en Gerkens over misleidende reclame op kinderwebsites

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJenG-K-U- 2829967

11 maart 2008

Antwoorden van minister Rouvoet en mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Justitie, op kamervragen van Langkamp en Gerkens over misleidende reclame op kinderwebsites.

Vraag 1
Wat is uw reactie op het dossier ‘Gratis! (maar niet heus)’ over digitale marketing voor kinderen van de stichting Mijn Kind Online?

Antwoord 1
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het dossier ‘Gratis!(maar niet heus)’. Het dossier geeft inzicht in de problematiek van digitale reclame voor kinderen. Het dossier is echter niet volledig, omdat er geen verwijzing is opgenomen naar de activiteiten van het ministerie van VWS ten aanzien van voedingsmiddelen. Zowel door mijn Programmaministerie, als door het ministerie van VWS, evenals in Europees verband wordt op een aantal fronten gewerkt aan extra waarborgen op het gebied van reclame gericht op kinderen, via televisie, radio en internet voor zover het redenen van bescherming van de gezondheid betreft. Het gaat hierbij specifiek om voedingsmiddelenreclames gericht op kinderen tot en met 12 jaar.
Ook wijs ik op het wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken , dat in behandeling is bij de Eerste Kamer. In vergelijking met de huidige bepalingen in het Burgerlijk Wetboek betreffende misleidende reclame, bevat dit wetsvoorstel extra waarborgen ter bescherming van kinderen tegen misleidende en agressieve reclame die op hen is gericht of waarvoor zij bijzonder vatbaar zijn.

Vraag 2
Deelt u de conclusie van Mijn Kind Online dat de bestaande regels voor kinderreclame op internet niet voldoende zijn? Zo ja, bent u bereid de bestaande regels aan te scherpen?

Antwoord 2
Het wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken kan een belangrijke bijdrage leveren aan verdergaande terugdringing van misleidende reclame gericht op kinderen. Dit wetsvoorstel biedt namelijk extra handvatten ter bescherming van kinderen tegen misleidende en agressieve reclame. Zo is het volgens het wetsvoorstel expliciet verboden kinderen in een reclame rechtstreeks aan te zetten geadverteerde producten te kopen of hun ouders tot de aanschaf van die producten te bewegen (artikel 193i, onder e, wetsvoorstel oneerlijke handelsprakijken). De Consumentenautoriteit zal bij overtreding van deze (aanstaande) wetgeving handhavend kunnen optreden.
Naast de implementatie van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken vind ik het belangrijk dat kinderen en hun opvoeders ‘mediawijzer’ worden. Dit voorjaar stuur ik uw Kamer samen met de minister van OCW een brief over ‘mediawijsheid’.
Overigens is er reeds aandacht voor de kwetsbaarheid van kinderen bij het aangaan van SMS diensten die via reclame op het Internet worden aangeboden, zoals bijvoorbeeld ringtones. Op dit moment wordt voor SMS diensten door de sector de laatste hand gelegd aan een nieuwe gedragscode. De Stichting Mijn Kind Online is betrokken bij het totstandkomen van deze gedragscode. Naar verwachting zal deze code in maart 2008 naar buiten worden gebracht.

Vraag 3
Bent u bereid de Reclame Code Commissie en de Consumentenautoriteit extra controle te laten uitoefenen op misleiding op kinder-websites? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3
In de agenda 2008 van de Consumentenautoriteit is handhaving van de Wet oneerlijke handelspraktijken als prioriteit benoemd. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal de Consumentenautoriteit handhavend kunnen optreden. In de tweede plaats heeft de Consumentenautoriteit ook expliciet als prioriteit opgenomen dat zij zal kijken naar praktijken die gericht zijn op kwetsbare consumenten, zoals kinderen. Waar sprake is van misleidende reclame kan de Consumentenautoriteit een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie (SRC).

De SRC is een vorm van zelfregulering. De SRC doet uitspraak wanneer individuele consumenten of bedrijven een klacht over een reclameuiting hebben ingediend.
Daarnaast kunnen consumenten ook een actie uit onrechtmatige daad starten wanneer er sprake is van een misleidende reclame. Tussen de SRC en de Consumentenautoriteit is een samenwerkingsprotocol overeengekomen. Dit protocol bepaalt dat klachten over misleidende reclame in eerste instantie door de SRC worden behandeld. Wanneer na uitspraak van de SRC een onderneming deze uitspraak niet nakomt, of wanneer er sprake is van recidive, kan de Consumentenautoriteit handhavend optreden.
In de discussie over de reclamecode voor voedingsmiddelen (speciale code van de Reclame Code) van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) is aangevoerd dat een onafhankelijke monitoring van de klachten over voedingsmiddelenreclames gericht op kinderen ook wenselijk is. Hierop is door de FNLI positief gereageerd. Zij zullen dit, in samenwerking met de Consumentenbond en de Nederlandse Hartstichting, gaan uitvoeren.

Vraag 4
Deelt u de mening dat reclame gericht op kinderen niet langer toegestaan zou moeten worden, omdat kinderen het onderscheid tussen commercie en redactie nog moeten leren begrijpen en herkennen? Zo ja, op welke manier en op welke termijn gaat u dit bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Nee, die mening deel ik niet. Naar mijn mening zijn er voldoende mogelijkheden om op te treden tegen misleidende of agressieve reclame-uitingen. Ik wijs op de in het antwoord op vraag 2 genoemde gedragscode ten aanzien van SMS-diensten en het wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken.
Een algeheel verbod op reclame gericht op kinderen van alle leeftijden acht ik noch realiseerbaar, noch wenselijk. Wel verwacht ik - ook van commerciële marktpartijen - terughoudendheid en maatvoering in reclame gericht op kinderen.