Presentatie van de strategische agenda BVE 2008 'Werken aan vakmanschap'

Dames en heren,

‘Voor een snelle winst verkoop ik de toekomst niet’, luidt een beroemde uitspraak van Werner Von Siemens, de grondlegger van dit bedrijf.

Siemens keek vooruit, dacht internationaal.
En vond al in de negentiende eeuw (toen nog heel ongebruikelijk!) dat gemotiveerde werknemers bepalend zijn voor het succes van je bedrijf.
Hij voegde daad bij woord, en introduceerde onder meer de pensioenfondsen, 9-urige werkdagen en het ‘deelname in de winstprincipe’.

Het legde zijn bedrijf geen windeieren. En daar kunnen we tot aan vandaag, hier in Zoetermeer getuige van zijn.

Ik dank Siemens hier dus heel hartelijk voor de gastvrijheid.
Want juist op zo’n plek wil ik mijn Strategische agenda BVE presenteren.
Ons beroepsonderwijs vráágt om bedrijven die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.
Die niet alleen de korte klap op willen vangen door jongeren vroegtijdig uit de schoolbanken te trekken.
Maar inzien dat je duurzaam moet investeren in je (toekomstige) werknemers, in kennis, ontwikkeling, in talent.

Waarom presenteer ik een strategische visie ter verbetering van ons huidige beroepsonderwijs? Waarom vandaag? Gaat het dan niet goed?

Dames en heren, laat er geen twijfel over bestaan: ik ben trots op ons Nederlandse beroepsonderwijs. Er lopen mooie, innovatieve projecten, ik zie bevlogen onderwijsgevers, en enthousiaste, talentvolle studenten.
En de resultaten zijn ernaar.
97 % van alle studenten vindt na hun mbo-opleiding binnen een half jaar een baan of studeert verder.
Volgens de Inspectie presteert 94 procent van de opleidingen voldoende.

Het gaat dus goed maar het kan en moet nog veel beter. Want we gaan de komende jaren pittig weer tegemoet.

Vergrijzing, ontgroening, oplopende tekorten in de zorg- en technieksector.
Laaggeschoold werk verdwijnt naar de lage lonenlanden.

Als het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven niet stevig de handen ineenslaan, staat Nederland over tien jaar in economische zin stil.

De symptomen daarvoor dienen zich nu al aan. Bouwbedrijf Strukton kan niet genoeg groeien door een groot tekort aan technisch geschoold personeel. Op de Forumpagina van het FD waarschuwde de divisiemanager bij Michael Page ervoor dat Nederland zijn positie als marktleider in de techniek dreigt kwijt te raken, als gevolg van moordende internationale concurrentie op de arbeidsmarkt.

We moeten al onze talenten benutten, het maximale uit onze leerlingen willen halen. Voor het middelbaar beroepsonderwijs vraagt dat om een gezamenlijke inspanning van onderwijs en het bedrijfsleven.
Het nog dichter bij elkaar brengen van beide partijen in de regio, staat dan ook met stip bovenaan in de strategische agenda (die ik mede namens mijn collega’s Van der Hoeven, Aboutaleb en Verburg) presenteer.

Daarom begin ik met dit punt uit de agenda, die ik op (drie) hoofdlijnen met u doorneem.

1. Verbetering aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt

Een Nationale denktank van jonge wetenschappers becijferde onlangs dat de mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt ons jaarlijks zo’n 1.5 miljard euro kost. Daarbij zijn de kosten van de tekorten en de kosten van het overschot aan werknemers meegenomen. En die cijfers verbazen mij niet.

Onderwijsinstellingen richten zich nu in eerste plaats op het opleiden van zoveel mogelijk jongeren met een geschikt diploma. En op voldoende stageplaatsen.
Bedrijven geven vaak nog te weinig inzicht in welke werknemers ze nodig hebben en welke specifieke eisen ze stellen. Dat moet anders.

Onlangs vertelde een regiomanager (die vanuit de kenniscentra partijen bij elkaar brengt) mij dat hij aan tafel zat met bedrijven en opleidingen uit de regio. En dat een distributiebedrijf met een groot tekort aan transport en logistieke medewerkers pas ter plekke hoorde dat geen enkel ROC in zijn omgeving daarvoor geschikte opleidingen bood.

Inmiddels zijn daar afspraken over gemaakt. Maar zo’n bemiddelaar moet zichzelf op den duur overbodig maken. De samenwerking moet vanzelfsprekend zijn.

Studenten hebben recht op een loopbaanadvies te krijgen op basis van actuele arbeidsmarkt informatie. Zij willen dit ook zelf, en begrijpelijk. Als je tijdens je opleiding hard werkt aan je vakmanschap, wil je dat later in alle opzichten kunnen verzilveren.

Volgende week ga ik met de Kamer in debat over een wijziging van de wet, waarin het beroepsonderwijs is geregeld.

Een onderdeel van die wet wordt dat instellingen opleidingen aanbieden met genoeg arbeidsmarktperspectief. Instellingen moeten dat ook kunnen laten zien.
De Inspectie zal daarop toezien door studenten én vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven te vragen naar hun oordeel over het arbeidsmarktperspectief van een opleiding.

Dat vraagt om structureel overleg dus tussen de vertegenwoordigers van het beroepsonderwijs en bedrijfsleven in de regio.
Waarin afspraken worden gemaakt over vraag en aanbod, maar ook om bindende afspraken over goede beroepsoriëntatie voor vmbo’ers en mbo’ers, over goede begeleiding en voldoende stages.

Vanuit EZ is er 30 miljoen euro beschikbaar om ondernemerschap in het onderwijs te vergroten, waaronder ook in het mbo.
We onderzoeken of studiefinanciering door mbo’ers meegenomen kan worden naar andere landen in Europa, en economisch gezien belangrijke landen als Turkije.
We zetten nu al regionaal in op een Leven Lang Leren, waarbij werknemers de kans krijgen zich al werkend bij te scholen of een EVC-diploma krijgen op basis van werkervaring.
En binnenkort start in een aantal regio’s de Taskforce Techniek, Onderwijs en Arbeidsmarkt.

Al deze krachten gaan we bundelen in een Regionale agenda Onderwijs en Arbeidsmarkt. De al genoemde ministeries trekken hierin samen op. Maar het echte werk moet in de regio gebeuren.

Brengt mij op het volgende agendapunt uit ‘werken aan vakmanschap’.

2. Betere kwaliteit van het onderwijs

Scholen zitten midden in de overgang naar het competentiegericht onderwijs. Onderwijs dat beter is afgestemd op de noden en eisen van het bedrijfsleven, dat beter aansluit op wat jongeren willen en kunnen, en waar de werkvloer het hart is van het curriculum. Dat is een belangrijk proces, daarom heb ik voor die invoering twee jaar extra de tijd gegeven.

Onderwijs en bedrijfsleven bepalen op dit moment hoe de inhoud van de kwalificatiedossiers wordt vertaald in opleidingen.
Er worden stappen gezet naar meer standaardisering van examens, die ervoor zorgen dat beroepen in het hele land op dezelfde manier geëxamineerd kunnen worden.

Er moet nog veel gebeuren en het is erop of eronder:
Voor het CGO is veel draagvlak. Een zorgvuldige invoering bepaalt echter of we dat vertrouwen kunnen vásthouden.

Daarom moeten scholen hun zaken op orde hebben: werkbare roosters, voldoende lesuren en leraren die voldoende actuele kennis hebben van het vak.

We onderhouden individueel contact met scholen over de voortgang.
Zij zijn verantwoordelijk. Het procesmanagement 2012 ondersteunt.

Tot slot de zorg rondom de scholen.

Ook binnen het mbo blijven we inzetten om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen. Dat betekent ook dat er geïnvesteerd wordt in en rondom de school. Er komt extra geld om de zogenaamde Zorg Advies Teams op de mbo-instellingen te faciliteren. Daarnaast is een start gemaakt met de leerling Gebonden Financiering. Samen met ondermeer de betrokken departementen Jeugd & Gezin, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en gemeenten wordt gezocht naar betere afstemming en zorgverlening in en rond de school.

Naast nauwe contacten met het bedrijfsleven vraagt dit aspect om stevige banden met VO-scholen en het HBO.

En daarmee kom ik op een derde agendapunt:


3. Betere doorstroom vmbo-mbo-hbo

Makkelijker overstappen naar verschillende vormen van beroepsonderwijs, is nodig om schooluitval tegen te gaan en talent meer kans te geven.

Zo is bekend dat een groot aantal schoolverlaters uitvalt, vlak na de overstap van het vmbo naar het mbo.
Naast instellingen die beide schooltypen al onder één dak aanbieden, beginnen we in augustus met het proefproject vmbo-mbo2.
Dat geeft de kwetsbare vmbo-leerlingen na de basisberoepsgerichte leerweg de kans om gewoon op dezelfde school, door te gaan met hun mbo-2 opleiding.

Meer praktijkonderwijs, in een vertrouwde omgeving, met dezelfde leraren en dezelfde pedagogiek. Als het werkt, gaan we het breder inzetten. We laten bij de proef een onderzoek meelopen. Dijsselbloem-proof dus!

Verder starten we experimenten om de overstap van mbo naar hbo te verbeteren en de route waar nodig te versnellen.
Ook komen er enkele experimenten voor het behalen van een Associatie Degree op locatie in het mbo.

Tot slot zetten we vol in op de verbetering van LOB.

Simpel: hoe beter je bij voorbaat weet wat je wilt, hoe makkelijker je door je beroepsopleiding heengaat. Scholen (ook vmbo) zijn wettelijk verplicht jongeren daar goed in te begeleiden. De praktijk wijst uit dat het beter kan.
Daarom willen we dat onderwijs met betrokkenen en deskundigen uit het veld een plan voor hoogwaardig LOB gaat opstellen.

Voor zover drie hoofdpunten uit de agenda. Voor de overige verwijs ik naar de agenda die na afloop voor u klaar ligt. Ik ga afronden.

Dames en heren,

Ik begon met Siemens, ik eindig er ook mee. Want Siemens was naast grondlegger van dit bedrijf ook uitvinder van het dynamoprincipe.
Daarbij komt het er in het kort op neer dat mechanische energie wordt omgezet in een elektrische energie, vanwege de draaiende generator.

Het genereren van energie is ook een belangrijk doel van mijn strategische agenda.

OCW zet in op beroepsonderwijs dat de uitdagingen van vandaag en morgen aankan, dat het beste uit leerlingen haalt en ervoor zorgt dat iedereen in dit land optimaal meedoet.
Middelbaar beroepsonderwijs, waar we met elkaar vertrouwen in hebben en waar Nederland trots op kan zijn.

Ik ben blij dat Loek Hermans hier vandaag met mij aanwezig is. Net als Paula Swenkers, Jan van Zijl. Want ‘Werken aan vakmanschap’ is een gezamenlijke gedragen agenda. Het is ‘onze’ agenda.

Bedrijfsleven, instellingen, scholen, gemeente, leerbedrijven, kenniscentra. MBO Raad, vertegenwoordigers van COLO, VNO NCW. Samen de schouders onder ‘Werken aan vakmanschap’!