Antwoorden op kamervragen van Agema over het melden van vermoeden van kindermishandeling door ziekenhuizen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ-K-U-2845842

14 mei 2008

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over het melden van vermoeden van kindermishandeling door ziekenhuizen (2070817840).

De Minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Agema over het melden van vermoeden van kindermishandeling door ziekenhuizen.


Vraag 1.
Bent u bekend met het bericht over een Haags ziekenhuis dat in drie maanden tijd 17 meldingen deed bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) waarvan er 16 gegrond bleken?

Antwoord 1.
Ja


Vraag 2.
Bent u voornemens alle ziekenhuizen vermoedens van kindermishandeling verplicht te laten melden bij het AMK? Deelt u de mening dat het eigenlijk van de gekke is dat dit niet allang het geval is?

Antwoord 2.
Ik ben geen voorstander van het verplicht stellen van het melden bij het AMK. Professionals die met kinderen werken dienen te beschikken over een meldcode en deze ook te gebruiken. Want zo’n meldcode biedt houvast bij de stappen die de professional zelf kan zetten, en biedt eveneens steun indien nodig bij het melden. Ik constateer dat de medewerkers van het Medisch Centrum Haaglanden wat dit betreft hun professionele verantwoordelijkheid hebben opgepakt. Zij herkennen signalen van kindermishandeling, schatten de ernst goed in en doen daarvan melding bij het AMK. Net zoals hun collega's in bijvoorbeeld Utrecht en Amsterdam maken zij serieus werk van het signaleren en melden en hanteren zij daarvoor richtlijnen. Deze goede voorbeelden wil ik landelijk verspreiden. Dat kan goed via de landelijke invoering van de Raak-aanpak, waar eveneens invoering van een meldcode centraal element is. Over de voors en tegens van een meldplicht zal ik uw Kamer binnenkort nader informeren.