Mensenrechten verbinden Kamp Vught en de Spelen

Een expositie over de Olympische Spelen en mensenrechten kan prima in een voormalig concentratiekamp. Want herinneringscentra, zoals Kamp Vught. hebben de taak te zoeken naar nieuwe wegen en vormen om de herinneringen aan de oorlog levend te houden. Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens de opening van de tentoonstelling 'The games must go on!'.

Dames en heren,

Een bijzondere tentoonstelling op een bijzondere plek en op een bijzonder moment.Zo kunnen we de tentoonstelling The games must goon in dit voormalig SS-concentratiekamp twee maanden voor de start van de Olympische Spelen 2008 gerust noemen.

Veel mensen vragen zich wellicht af waarom een tentoonstelling over de Olympische Spelen juist hier moet plaatsvinden.Ik vind het van het bestuur en de directie van Kamp Vught een goede keus. Ik wil ze dan ook graag hiermee complimenteren. Met deze tentoonstelling maakt u duidelijk dat herinneringscentra zoals Kamp Vught zich niet alleen moeten beperken tot de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Herinneringscentra hebben de taak te zoeken naar nieuwe wegen en vormen om de herinneringen aan de oorlog levend te houden. Tevens hebben ze de belangrijke opdracht na te gaan hoe we nieuwe generaties kunnen betrekken bij deze geschiedenis, die zo belangrijk is voor de wereld zoals die nu is.

De Olympische Spelen zijn daarvoor een goed middel, omdat er –zoals uit deze expositie blijkt –de politieke discussie over mensenrechten in al zijn aspecten vaak een opvallende rol speelt. Aan de hand van acht Spelen wordt dat hier aansprekend en goed zichtbaar in kaart gebracht.

De Olympische Spelen die het meest met de oorlog en met mensenrechten samenhangt, is natuurlijk die van 1936 in Berlijn. Tegenwoordig weten we allemaal dat de nazi’s de Spelen misbruikten om hun imago te verbeteren en dat ze op het moment van de Spelen al zeer ver gevorderde plannen hadden om joden te vervolgen. Dat blijkt onder meer uit de bouw van het concentratiekamp Sachsenhausen, slechts enkele tientallen kilometers van Berlijn verwijderd. Terwijl topsporters hun wedstrijden afhandelden in het Olympisch Stadion, werkten 500 gevangenen dit concentratiekamp.

Dat weten we nu.En we weten nú wat de bedoelingen van de nazi’s waren, wat ze met de joden voor hadden en met iedereen die zich niet wilde voegen naar hun ideeën.Maar ik kan me voorstellen dat Nederlanders in de jaren dertig van de vorige eeuw niet wisten wat er in Duitsland speelde. Voor de topsporters die zich voorbereidden op de Spelen was dat niet anders. We hadden -zeker in vergelijking tot tegenwoordig - niet de kennis die we nu wel hebben.

De toen 17 jarige Rie Mastenbroek was een van die topsporters. Ze had zich gedegen voorbereid op de Spelen en won er maar liefst 3 gouden medailles en een zilveren. Ze werd de ‘keizerin van Berlijn’ genoemd.Maar omdat de Spelen van 1936 later volledig in het licht van de Tweede Wereldoorlog zijn komen te staan zijn maar weinigen van haar bijzondere prestatie op de hoogte. Ik heb begrepen dat ze ook nooit van haar overwinningen heeft kunnen genieten.

Nu zijn de meeste mensen geneigd te zeggen: ze had ook niks in Berlijn te zoeken. Maar ook dat is achteraf geredeneerd. In 1936 gingen nagenoeg alle topsporters naar de Olympische Spelen en geen enkel land besloot tot een boycot. Slechts een enkeling, zoals de Nederlandse bokser Ben Bril, ging niet.Door het verhaal van beide personen hier op de tentoonstelling te vertellen, kun je als bezoeker haast niet om de vraag heen: wat zou ik gedaan hebben. Dat vind ik ook tegelijk een van de sterkste kanten van deze tentoonstelling.

Die vraag dringt zich bij meer Spelen op, zoals die van 1972 in München. Als gevolg van een Palestijnse terroristische aanslag komen elf leden van de Israëlische delegatie om het leven. Onmiddellijk vragen bestuurders en sporters zich af of de Spelen moeten doorgaan of niet na deze afschuwelijke politieke daad. Het antwoord is – zoals we weten – de titel van deze expositie. Maar sommige sporters vertrokken toch, zoals hardloper Jos Hermens. Judoka Wim Ruska bleef wel. En won goud.

Zoals we hier op de expositie kunnen zien, heeft de Nederlandse regering één keer besloten de Olympische Spelen te boycotten. Dat was in 1956 in Melbourne. Naast Nederland besloten alleen Spanje en Zwitserland ook niet te gaan vanwege de Russische inval in Hongarije. Een aantal Nederlandse topsporters zag hun jarenlange voorbereiding in een keer verloren gaan. Er waren zelfs al vier sporters in Melbourne en zij kregen te horen dat ze naar huis moesten. Je kunt je de vraag stellen of de reactie van Nederland de juiste was.

En die vraag brengt me bij de actualiteit van vandaag: de Olympische Spelen in China en de discussie over mensenrechten die is aangewakkerd door de Spelen.In tegenstelling tot diegenen die oproepen tot een sportboycot ben ik van mening dat je de sport niet geïsoleerd mag gebruiken om de mensenrechtensituatie in China aan te kaarten. Als je een statement wilt maken moet je je niet tot sport beperken maar ook de internationale handel erbij betrekken. Want waarom alleen de sport boycotten terwijl er tal van handelsdelegaties heen en weer gaan?

Maar tegelijkertijd realiseer ik me dat sport zich niet in een politiek-maatschappelijk vacuüm bevindt. Nu de mensenrechtensituatie in China dankzij de Olympische Spelen in de mondiale schijnwerpers staat, is het van belang om de dialoog met de Chinezen voort te zetten en de openingen te benutten die sport biedt voor het aangaan van een dialoog.

Dat heb ik zelf onder meer gedaan tijdens mijn werkbezoek aan China, een paar maanden geleden. Ik heb toen met mijn Chinese collega gesproken over het publieke debat dat in Nederland plaatsvindt over de mensenrechtensituatie in China in relatie tot de Olympische Spelen.In dit gesprek heb ik ook aandacht gevraagd voor de positie van gehandicapten in het algemeen en gehandicaptensport in het bijzonder en heb ik de kwestie Schone Kleren aangekaart. Dit houdt in dat we sportproducten van de markt moeten weren die door kinderen worden gemaakt.

De Chinese minister heeft kennis genomen van mijn standpunten. En hij heeft gezegd er aan mee te willen werken dat Schone Kleren voor de Spelen van 2012 vanzelf sprekend zijn.Tijdens de informele EU Sportministers bijeenkomst in Slovenië heb ik eveneens de mensenrechtensituatie in China in relatie tot de Olympische Spelen op de agenda gezet.

Ook de individuele sporters kunnen een rol spelen bij het aangaan van de dialoog met China. Ze hebben een eigen verantwoordelijkheid, natuurlijk binnen de grenzen van het Olympisch Handvest. NOC*NSF heeft de sporters op dat punt goed ‘gebriefd’ en zal dat ook blijven doen. Iedereen, dus ook de sporters, is tegenwoordig, dankzij allerlei nieuwe media goed op de hoogte van wat er in China gebeurt.

Dames en heren, de geschiedenis leert ons dat de Olympische Spelen vaak in verband worden gebracht met mensenrechten in al hun aspecten. Dat spreekt duidelijk uit deze tentoonstelling. Als er over een aantal jaren een vervolgexpositie plaatsvindt, zal China daarin ongetwijfeld een plek krijgen. Hoe die plek eruit gaat zien, kunnen we nu nog niet voorspellen, dat zal de toekomst moeten uitwijzen.Maar ik hoop dat blijkt dat de Olympische Spelen in China, net als in Seoul in 1988, hebben bijgedragen aan democratische hervormingen en verbeteringen van de mensenrechten! Want dat dat ook het gevolg van de Spelen kan zijn, is ook op deze tentoonstelling te zien.