Antwoord op Kamervragen over kosten Koninklijk Huis

Naar aanleiding van de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer over vliegreizen van het Koninklijk Huis en het onderhoud van de Groene Draeck, heeft de minister-president nadere vragen van de Tweede Kamer (van 5 juni jl.) beantwoord.

Tijdens de regeling van werkzaamheden van uw Kamer d.d. 5 juni j.l. zijn nadere vragen gesteld naar aanleiding van de beantwoording van de vragen van het lid Timmer over vliegreizen van het Koninklijk Huis en van de vragen van de leden Van Raak, Brinkman en Boekestijn over het onderhoud van de Groene Draeck

De ministers die verantwoordelijk zijn voor afzonderlijke - qua onderwerp, aard en budgettair beslag zeer uiteenlopende - regelingen en uitgaven die betrekking hebben op hetgeen samenvattend wordt genoemd 'kosten Koninklijk Huis', hebben in overeenstemming met de Comptabiliteitswet hun begrotingen, jaarverslagen en slotwetten aan uw Kamer verantwoord en afzonderlijke vragen van uw Kamer beantwoord.

Elke suggestie als zou er bij het kabinet onwil bestaan om uw Kamer juist en volledig te informeren, wijs ik van de hand.

De verantwoording over afzonderlijke onderwerpen en begrotingen, moet worden onderscheiden van de vraag waarom het de afgelopen jaren dan toch niet eenvoudig is gebleken om in korte tijd een totaaloverzicht te maken.

Dat er sprake is van uiteenlopende regelingen, heeft een constitutionele en een historische verklaring. De Grondwet stelt immers in artikel 42, tweede lid dat de Koning onschendbaar is; de ministers zijn verantwoordelijk.

De meervoudsvorm drukt uit dat elke minister verantwoordelijk is voor het handelen van de Koning op de terreinen die hem of haar aangaat. Dit is geheel in lijn met de constitutionele regel van de individuele (politieke) ministeriële verantwoordelijkheid die ministers hebben jegens de Staten-Generaal.

Er zijn in de jaren '50, '60 en '70 van de vorige eeuw derhalve door afzonderlijke ministers, voor afzonderlijke onderwerpen regelingen ontstaan die in uiteenlopende begrotingen worden verantwoord.

Zoals gezegd zijn onderwerp, aard en budgettair beslag van elk van de regelingen zeer uiteenlopend. Het varieert van materiële kosten voor huisvesting tot personele kosten voor hofpersoneel en beveiliging, van groot incidenteel onderhoud aan het Paleis op de Dam tot een klein structureel capaciteitsbeslag voor de website www.koninklijkhuis.nl. In de bijlage bij de begroting Huis der Koningin voor 2008 worden zes ministeries genoemd, variërend van het ministerie van Algemene Zaken met een kleine begroting tot het ministerie van VROM met een omvangrijker begroting. Het relatieve gewicht van uitgaven voor het koninklijk huis varieert per begroting, de inrichting en het aggregatieniveau van administratie in de begroting verschilt per ministerie, etcetera.

Vele regelingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het regeringsvliegtuig, hebben niet alleen betrekking op leden van het Koninklijk Huis maar ook op bewindslieden.

Voor alle regelingen geldt daarom dat toerekening van kosten naar verschillende gebruikers eveneens de administratieve complexiteit vergroot.

Sommige regelingen die enkele decennia geleden in het leven zijn geroepen, hebben de tand des tijds redelijk doorstaan, anderen zijn meer technisch verouderd. Sommige regelingen zijn in de loop der tijd wel geactualiseerd, anderen niet.

Het zijn kortom, zoals uw Kamer terecht vermoedt, (begrotingstechnische en administratief-) organisatorische kwesties die de verklaring vormen voor de complicaties om tot volledige totaaloverzichten te komen.

Om dit geheel meer bij de tijd en transparant te maken, zijn de nodige acties vereist. Daarom spreekt de Algemene Rekenkamer in haar rapport bij het jaarverslag 2007 van het Huis der Koningin over een 'termijn van twee tot drie jaar' die haars inziens nodig is om genoemde bijlage te doen uitgroeien tot een volwaardig onderdeel van het jaarverslag van het Huis der Koningin.

In de afgelopen jaren heeft de minister-president, onverlet de individuele verantwoordelijkheid voor de terreinen van de afzonderlijke ministers, in toenemende mate de verantwoordelijkheid voor het functioneren van het stelsel van het koningschap tot gelding gebracht. Dat past bij diens rol ten aanzien van het algemeen regeringsbeleid en de eenheid daarvan en bij diens aanspreekbaarheid voor uitleg van en verklaring over het functioneren van het koningschap, zoals blijkt uit de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van 15 september 2000 met een beschouwing over het koningschap (Kamerstukken II 1999/2000 27409 nr. 1).

Ten aanzien van het stelsel van kosten Koninklijk Huis zijn door mij de navolgende vier stappen (voor-)genomen.

  1. Vanaf de ontwerpbegroting 2007 is een bijlage met overzicht van uitgaven die samenhangen met het Koninklijk Huis opgenomen bij begroting Huis der Koningin.
  2. In de ontwerpbegroting 2009 zullen deze uitgaven meer gespecificeerd en toegelicht worden. Dit heb ik uw Kamer bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2008 toegezegd en deze toezegging heb ik herhaald zowel bij het debat met uw Kamer over de Verantwoording 2007 drie weken geleden, als op 30 mei jl bij mijn aankondiging over een voorgenomen technische aanpassing en actualisatie van de Wet Financieel Statuut Koninklijk Huis (WFSKH). De uitbreiding van deze bijlage vindt plaats gegeven het huidige stelsel waarin de functioneel declarabele en overige kosten op verschillende begrotingen zijn verantwoord, hetgeen beperkingen met zich meebrengt in de kwantiteit van de toelichtingen. Op een verdere, meer structurele aanpassing ga ik hierna in onder punt 4.
  3. Voorgenomen is de WFSKH uit 1972 technisch aan te passen en te actualiseren, met handhaving van de principiële uitgangspunten - waaronder de reikwijdte - van deze wet. Ik heb na de ministerraad van 30 mei jl medegedeeld een dergelijke wijziging voor advies aan de Raad van State voor te hebben gelegd. Ik verwacht zeer binnenkort bij uw Kamer de wetswijziging te kunnen indienen. Ik hecht er aan om te benadrukken dat voor een actualisatie en technische aanpassing van de WFSKH zelfstandige redenen bestaan, los van het vraagstuk van de kosten koninklijk huis. De grondwettelijke uitkeringen op grond van de WFSKH moeten immers worden onderscheiden van de z.g. functioneel declarabele en overige kosten Koninklijk Huis als vermeld in voornoemde bijlage. Echter, terzelfder tijd zal een geactualiseerde WFSKH wel bijdragen aan meer transparantie van het stelsel.
  4. Bij de bekendmaking van het voornemen om de WFSKH technisch te wijzigingen en te actualiseren heb ik aangegeven te streven om, zo mogelijk, vanaf de ontwerpbegroting 2010 (en aanvullend op de eerder gedane, onder punt 2 genoemde, toezegging ten aanzien van de bijlage bij de begroting Huis der Koningin in de ontwerpbegroting 2009) een meer structurele voorziening te treffen met het oog op de transparantie. Het is mijn voornemen in de begroting Huis der Koningin, die door mij bij uw Kamer wordt ingediend, naast een begrotingsartikel voor de grondwettelijke uitkeringen die voortvloeien uit de WFSKH, een begrotingsartikel op te nemen waar zo veel mogelijk de functioneel declarabele en overige kosten worden opgenomen die thans op verscheidene andere begrotingen staan. Een dergelijk nieuw artikel is onderworpen aan gebruikelijke controle van een auditdienst en aan toezicht door de Algemene Rekenkamer. Dit vergt, zoals gezegd, onderzoek en acties die de hiermee gemoeide (ambtelijke) tijd en inzet in interdepartementaal verband gaan vergen, waartoe ik een interdepartementale stuur- en werkgroep onlangs inwerking heb gesteld.

Met dit laatste ga ik thans een wezenlijke stap verder dan de toezegging die ik uw Kamer heb gedaan bij de begrotingsbehandeling 2008. Een meer fundamentele aanpak zoals door mij voorgesteld zal, zoals gezegd, de nodige tijd vergen, doch is de enige manier om voor de toekomst een beter totaaloverzicht te krijgen in plaats van diverse deelinformatie dat lastig 'totaliseerbaar' blijft. De opmerkingen van de Kamer beschouw ik als ondersteuning van de door de regering voorgestelde doelstelling in deze.

DE MINISTER-PRESIDENT,

Minister van Algemene Zaken,

mr.dr. J.P. Balkenende