Brief aan de Tweede Kamer over politiemunitie

Hierbij treft u ter informatie de geactualiseerde criteria aan die ten grondslag liggen aan de keuze van munitie voor de Nederlandse politie. Deze criteria zijn door mij, in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Justitie, op grond van artikel 49 van de Politiewet 1993 vastgesteld.

Aan de huidige politiemunitie liggen criteria ten grondslag die dateren uit de jaren ’80 van de vorige eeuw. Voortschrijdende munitietechnische, wondballistische en forensische ontwikkelingen maken dat deze criteria als gedateerd zijn te beschouwen.

Ervaringen in het binnen- en buitenland alsmede de huidige wondballistische, munitietechnische en forensische inzichten zijn bij deze actualisering betrokken. De geactualiseerde criteria zijn tot stand gekomen in overleg met deskundigen van het Korps landelijke politiediensten, de Adviescommissie bewapening en uitrusting van de Raad van Hoofdcommissarissen, het Nederlandse Forensisch Instituut en de politievakorganisaties.

De looptijd van het lopende contract van de huidige politiemunitie en de tijd die met een Europese aanbesteding gemoeid is, maken dat ik voornemens ben om uiterlijk in juli 2008 een Europese aanbesteding voor politiemunitie op basis van de geactualiseerde criteria te laten starten. Dit is mede ingegeven door het feit dat de voortgang van het omvangrijke en urgente project om te komen tot een nieuw dienstpistool voor de Nederlandse politie mede afhankelijk is van de uitkomsten van deze aanbesteding.

De ervaringen met de huidige politiemunitie zijn onder meer opgenomen in twee evaluatierapporten van TNO die op 15 april jl. met uw Kamer zijn besproken.

Tijdens dit overleg is ook het doen stoppen van voertuigen aan de orde gekomen. Ik heb de Raad van Hoofdcommissarissen verzocht mij, door tussenkomst van de Adviescommissie bewapening en uitrusting, uiterlijk 1 november 2008 te adviseren over specifieke middelen om voertuigen op een veilige en voor de Nederlandse politie praktische wijze te doen stoppen. Hierbij worden zoveel mogelijk ervaringen van buitenlandse politiekorpsen op dit gebied betrokken. Zodra dit advies beschikbaar is, zal ik u over de uitkomsten ervan en de daaruit voortvloeiende acties informeren. Ten aanzien van een aantal andere gerelateerde onderwerpen die in het voornoemde Algemeen Overleg aan de orde kwamen, zoals het schieten door de politie op dieren, wordt u binnenkort separaat geïnformeerd.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Mevrouw dr. G. ter Horst