Antwoorden op kamervragen over het rapport ‘Nu of nooit, naar een verbeterplan voor de politiekorpsen op de Nederlandse Antillen”

Beantwoording van vragen van het lid Remkes (VVD).

Vraag 1

Kent u het rapport “Nu of nooit, naar een verbeterplan voor de politiekorpsen op de Nederlandse Antillen”, opgesteld onder leiding van medewerkers van het politiekorps Rotterdam-Rijnmond?

Antwoord 1

Ja. Het rapport is opgesteld in opdracht van de ambtelijke projectgroep Rechtspleging, Rechtshandhaving en Constitutionele Zaken (PRRC).

Vraag 2

Herkent u zich in het geschetste beeld en de hoofdconclusies:

- “dat de ontstane situatie door ons veel ernstiger werd ingeschat dan door de collega’s van de Nederlandse Antillen”;

- “de politiekorpsen functioneren en presteren beneden niveau. Vakmatig bezien is er op veel punten sprake van onvoldoende kwaliteit”

- “bedrijfsmatig niet op orde”;

- “ontwikkeling van de opsporing staat al jaren stil en is gedateerd”

- “de huidige en toekomstige politiekorpsen zijn te klein om verantwoord zelfstandig te kunnen functioneren”;

- “fundamentele veranderingen nodig”;

- “Bonaire ligt zover van Saba en Sint Eustatius vandaan, dat de samenwerking tussen deze eilanden voor wat betreft de politiezorg, gecompliceerd, buitengewoon onpraktisch en erg duur is”;

- “veel politieambtenaren beheersen het Nederlands steeds minder en op de Bovenwindse eilanden is Engels de voertaal”?

Vraag 3

Wat is de status van dit rapport? Heeft het kabinet hierover al een standpunt bepaald? Zo neen, wat is het voorziene besluitvormingsproces hier en op de eilanden?

Antwoord 2 en 3

Het rapport “Nu of Nooit” is het resultaat van een opdracht van de ambtelijke projectgroep Rechtspleging, Rechtshandhaving en Constitutionele Zaken (PRRC) aan het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen. In de PRRC worden, zoals ik uw Kamer al eerder heb geïnformeerd, de afspraken uit de Slotverklaring van 2 november 2006 uitgewerkt (op het terrein van de rechtshandhaving). Het rapport “Nu of Nooit” zal kunnen bijdragen aan de verbeteringen van de politieorganisatie.

Door het Nederlandse politiekorps Rotterdam-Rijnmond is belangrijke ondersteuning geleverd bij de totstandkoming van het rapport. De ambtelijke projectgroep werkt op basis van het rapport “Nu of Nooit”, hoewel niet alle delegaties van de ambtelijke projectgroep het rapport in dezelfde mate herkennen. De conclusies sluiten aan op de rapportage van het Evaluatieonderzoek Rechtshandhaving van de commissie Camelia–Römer e.a. (2006). Over het rapport “Nu of Nooit”, hetgeen ik u hierbij met verwijzing naar het daartoe strekkende verzoek van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van 25 april jl. (kenmerk 08-NAAZ-B-005) ter informatie aanbied, heeft geen politieke besluitvorming plaatsgevonden. Behandeling van het rapport vindt eerst plaats door de PRRC. Op 9 juli a.s. zal mede op basis van het rapport politiek overleg plaatsvinden over de inhoud van de consensusrijkswet politie en over de verbetering van de politieorganisatie. Zodra daarover overeenstemming is bereikt zal ik de stukken zoals gebruikelijk aan uw Kamer aanbieden. Ik herinner u eraan dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eerstverantwoordelijke is voor de Nederlandse inhoudelijke inbreng bij de consensusrijkswet politie. De Minister van Justitie is voorts eerstverantwoordelijke voor de rechtspleging.

Vraag 4

Wat zijn de consequenties voor het verdere proces van staatkundige hervorming van de in het rapport aangehaalde passage uit de Slotverklaring: “Voordat de nieuwe structuur in werking treedt zal de politieorganisatie sterk verbeterd moeten worden”, als deze passage niet alleen in termen van de formele organisatiestructuur, maar ook in termen van feitelijk en effectief functioneren, moet worden opgevat?

Antwoord 4

Alleen als de politieorganisatie sterk verbeterd zal zijn, niet alleen in termen van formele organisatiestructuur maar ook in termen van feitelijk, doelmatig en effectief functioneren, zal - zoals is overeengekomen in de Slotverklaring van het bestuurlijk overleg over de toekomstige staatkundige positie van Curaçao en Sint Maarten - de beoogde staatkundige structuur in werking treden.

Vraag 5

Wat zijn de financiële consequenties van het integraal uitvoeren van de aanbevelingen uit het rapport? Op welke wijze is in de financiering hiervan voorzien?

Antwoord 5

De financiële consequenties van het uitvoeren van de aanbevelingen zullen binnenkort in beeld worden gebracht. Afhankelijk van de verdere politieke besluitvorming over de ontwikkelingsrichting van de korpsen, zal vervolgens worden bezien op welke wijze in de financiering van de implementatieplannen kan worden voorzien.

Vraag 6

Moet naar uw oordeel de “vakmatige” conclusie uit het rapport: “dat alle eilanden te klein zijn om over een volledig zelfstandig korps te beschikken” en “dat alsnog gekozen zou moeten worden voor de vorming van één politiekorps Nederlandse Antillen” geen aanleiding zijn de afspraken uit het Slotakkoord alsnog in deze richting uit te werken?

Antwoord 6

Uitgangspunten voor het staatkundig proces in dit opzicht vormen de afspraken uit de Slotverklaring dat elk van de toekomstige landen Curaçao en Sint Maarten een politiekorps zal hebben, alsmede één of meer gemeenschappelijke diensten van politie. De Nederlandse inzet is om in het belang van een kwalitatief voldoende politiezorg te komen tot een goede samenwerking tussen de korpsen, zowel geïnstitutionaliseerd in één of meer gemeenschappelijke politiediensten, als op basis van samenwerkingsafspraken. De Nederlandse inzet is verder dat de samenwerkingsgebieden en –vormen in de consensusrijkswet politie worden vastgelegd. Tevens zal moeten worden gewaarborgd dat de gemeenschappelijke diensten met voldoende bevoegdheden en middelen worden uitgerust en dat deze op eenduidige wijze worden aangestuurd. In de Slotverklaring is afgesproken dat als de samenwerking vastgelegd bij of krachtens consensusrijkswet niet of onvoldoende tot stand komt, bij algemene maatregel van rijksbestuur een voorziening kan worden getroffen overeenkomstig artikel 51 Statuut. Momenteel bestaat in de ambtelijke projectgroep nog geen overeenstemming over de inhoud van de consensusrijkswet politie. Zoals ook in de laatste voortgangsrapportage (Kamerstuk 31 200 IV, nr.35) over het staatkundige proces is gemeld, zal de door de ambtelijke projectgroep gevraagde analyse moeten bijdragen aan gezamenlijke uitgangspunten voor de consensusrijkswet. Zodra daarover overeenstemming is bereikt, zal - zoals ik hiervoor heb aangegeven - uw Kamer daarover worden geïnformeerd.

Vraag 7

Wat is in dit licht uw oordeel over de volgende passage: “Er bestaat bij ons grote twijfel over de praktische uitwerking van de uit de Slotverklaring voortvloeiende politionele samenwerking tussen Sint Eustatius en Saba met Bonaire. Er heeft tot op heden nog nauwelijks overleg plaatsgevonden tussen de politie op Saba, Sint Eustatius en Bonaire”? Welke consequenties zou dit naar uw mening moeten hebben voor het “BES-proces”?

Antwoord 7

Uit de Slotverklaring vloeit ook voort dat een politieorganisatie voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius zal moeten worden gevormd, waarvoor onder de toekomstige staatkundige verhoudingen Nederland de verantwoordelijkheid zal dragen. Vanzelfsprekend heeft het de eerste prioriteit de contacten tussen de politieorganisaties op Bonaire, Saba en Sint Eustatius aan te halen, teneinde een voldoende niveau van basispolitiezorg op deze eilanden te kunnen garanderen.

Vanwege de geografische afstand tussen Bonaire enerzijds en Saba en Sint Eustatius anderzijds zal daarnaast in de toekomst ook een nauwe samenwerking met Curaçao en Sint Maarten moeten blijven plaatsvinden. Dat impliceert dat het ‘BES-proces’ uiteindelijk niet slechts op de samenwerking tussen Bonaire, Saba en Sint Eustatius moet zijn gericht, maar ook op de samenwerkingsverbanden met Curaçao en Sint Maarten. Ook voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius zal de consensusrijkswet en de daarin geregelde samenwerking gelden.