Voortgang sportbeleid

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

S/TOP-SP-2860903

4 juli 2008

1. Inleiding

In het wetgevingsoverleg van 19 november 2007 (31 200 XVI/ 30 234, nr.92) heb ik toegezegd u voor het zomerreces 2008 nader te informeren over de stand van zaken van enkele onderwerpen. Met deze brief voldoe ik aan die toezegging.
Onder verwijzing naar de toezeggingenregistratie VWS 2007.33 d.d. 21 december 2007,
zal ik achtereenvolgens kort aandacht besteden aan de volgende onderwerpen:

  • Inzet combinatiefuncties;

  • Onderwijs en topsport;

  • Sport en gezondheid/ Nationaal Actieplan Sport en Bewegen;

  • Gehandicaptensport;

  • Stand van zaken uitvoering moties.

Over de gezamenlijke initiatieven met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking (‘Een kans voor open doel’, 30 234 nr.7 d.d. 8 februari 2008) en de minister van Economische Zaken (‘De economische betekenis van sport in Nederland’, S/TOP-SP-2852403 d.d. 2 juni 2008) heb ik u separaat geïnformeerd.

Per 1 augustus 2008 houdt de Alliantie School en Sport formeel op te bestaan. Momenteel ben ik met de staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt van OCW in overleg over
een gezamenlijk programma als follow-up van de Alliantie. Daarin zal ook aandacht worden besteed aan sport en bewegen op het MBO. Het is mijn bedoeling u hierover na het zomerreces verder te informeren.

Over de voortgang van de uitvoering van de prioritaire beleidsprogramma’s uit de nota’s ‘Tijd voor Sport’, ‘Samen voor sport’ alsmede de beleidsbrief ‘De kracht van Sport’ zal ik
u aan het eind van 2008 een tussenrapportage doen toekomen.

2. Stand van zaken enkele onderwerpen

2.1 Inzet combinatiefuncties

In 2008 is de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur gestart. Met deze structurele impuls aan gemeenten worden combinatiefuncties gerealiseerd van professionals die bij één werkgever in dienst zijn, maar werkzaam zijn in meerdere sectoren. Daardoor verbetert de samenhang tussen brede scholen, sportverenigingen en culturele instellingen. Het doel is om in 2012 in het hele land ten minste 2.500 voltijdbanen te hebben gerealiseerd. Over de inzet van combinatiefuncties zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met vertegenwoordigers van gemeenten en de onderwijs-, sport- en cultuursector.

In 2008 hebben 30 gemeenten van de G-31 als eerste een uitkering ontvangen. Daarmee is een totale overheidsbijdrage gemoeid van euro 16,9 mln. Vanaf 2009 komen de volgende tranches gemeenten voor een bijdrage in aanmerking op volgorde van het aantal inwoners onder de 18 jaar. Het eerste jaar ontvangen gemeenten volledige financiering, maar vanaf het tweede jaar wordt van de deelnemende gemeenten een eigen bijdrage verwacht. Inmiddels is de tweede tranche gemeenten bekend gemaakt die vanaf 2009 zullen starten. Dit zijn ruim 90 gemeenten. Voor 2009 is een rijksbijdrage van euro 28,3 mln. beschikbaar.

De VNG laat op korte termijn een nulmeting verrichten naar de aantallen combinatiefunctionarissen bij de G-31. In het laatste kwartaal van 2008 zal worden gemeten hoeveel combifuncties er in het eerste jaar zijn gerealiseerd.

Om de invoering van combinatiefuncties binnen gemeenten te faciliteren is eind 2007 een Taskforce Combinatiefuncties ingesteld met deskundigen uit het werkveld. Het eindrapport van de Taskforce 'Aan het werk met combinatiefuncties' is u inmiddels toegezonden (TK 30 234, nr.17). Er komt een vervolg op dit rapport op het vlak van de BTW-kwestie en de implementatie van combinatiefuncties in de CAO's. Ook wordt in overleg met de betrokken sectoren bezien of er voldoende gekwalificeerd aanbod is voor deze functies en of aanpassingen nodig zijn in de opleidingen. Voor de sportsector zijn NOC*NSF, Calibris en Alodo daarbij betrokken.

Verder is een algemeen ondersteunings- en informatiepunt belegd bij de Vereniging Sport en Gemeenten. Daarnaast wordt sectorale ondersteuning georganiseerd voor gemeenten en de sport-, onderwijs- en cultuursector.

2.2 Onderwijs en topsport

Samen met het ministerie van OCW is een onderzoek uitgevoerd naar de knelpunten in
wet- en regelgeving bij het volgen van onderwijs naast het bedrijven van topsport, op basis waarvan mogelijke oplossingen kunnen worden voorgesteld.
Kort geleden is het betreffende onderzoeksrapport onder de titel “Combineren van topsport met studie” door bureau DSP opgeleverd. Met mijn collega van OCW ben ik momenteel in overleg over het rapport teneinde tot een standpuntbepaling te komen. Ik zal u zo spoedig als mogelijk is daarover nader informeren.

Over de realisering van enkele Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) is de afgelopen periode overleg gevoerd met NOC*NSF. Het gaat daarbij om het concentreren van de functies trainen, wonen en leren op een plek voor verschillende takken van sport.
De bijdrage vanuit het rijk is daarbij gericht op de ontwikkel- en opstartfase. Vanwege de betrokkenheid van sportbonden en gemeenten, waarbij zorgvuldige keuzes gemaakt moeten worden, zal naar verwachting komend najaar meer duidelijkheid zijn ontstaan over de vraag waar welke CTO’s ontwikkeld zullen gaan worden.

2.3 Sport en gezondheid

Op 3 april 2008 sloot ik met de VNG en NOC*NSF een overeenkomst voor de Impuls NASB, die ik u op die datum toezond (brief S/TOP/SP/2840168AB). Met deze impuls wordt beoogd in ca. honderd gemeenten, waar sprake is van een relatief grote gezondheidsachterstand, een groot aantal sport- en beweegactiviteiten uit te voeren.
VWS investeert de komende periode euro 38 mln. in deze impuls. Gemeenten, die de sport- en beweegactiviteiten gaan opzetten, zullen een zelfde bedrag investeren zodat er in totaal via deze impuls euro 76 mln. beschikbaar is voor het stimuleren van een actieve leefstijl.
De impuls NASB loopt tot en met 2014. Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) geeft daarbij hulp aan gemeenten die meedoen. Prioriteit wordt hierbij gegeven aan de implementatie van effectieve en laagdrempelige methodieken voor sport- en bewegingsstimulering in de wijk, woon-, zorg- of schoolomgeving.
Daarnaast kunnen gemeenten, die niet in aanmerking komen voor middelen uit de impuls
en uit eigen beweging aan de slag gaan met de ontwikkelde sport- en beweegactiviteiten, daarbij ondersteuning krijgen van het NISB.

Sport en bewegen is ook een belangrijk aandachtspunt voor de minister voor Jeugd en Gezin in het kader van gezond opgroeien. Sport en bewegen heeft niet alleen positieve effecten op de jeugdgezondheid, maar draagt ook bij aan sociale vaardigheden en leerprestaties. Ik heb het RIVM opdracht gegeven ten behoeve van de jeugdgezondheidszorg een standpunt te ontwikkelen over het stimuleren van meer bewegen door jeugdigen.
Aangezien de jeugdgezondheidszorg onderdeel wordt van de Centra voor Jeugd en Gezin komt dit onderwerp daarmee ook op de agenda van deze Centra. De zgn. sportzorg trajecten in het kader van het programma ‘Meedoen Allochtone Jeugd’ bevorderen samenwerking tussen de sportvereniging en Bureau Jeugdzorg en de eerste resultaten lijken positief. Verder verschijnt dit najaar een nota over gezonde Jeugdcultuur.

In samenwerking met minister Klink werk ik daarnaast aan de Beweegkuur voor mensen met diabetes type II en voor degenen die daar een hoog risico op hebben, veelal mensen met overgewicht en bewegingsarmoede. Ik ondersteun het NISB voor uitgebreid pilot-onderzoek in samenwerking met diverse beroepsgroepen. Dat moet leiden tot een werkbare aanpak die vanaf 2009 wordt getoetst op voldoende effectiviteit voor opneming in het basisverzekeringspakket.

2.4 Gehandicaptensport

Ik heb aangegeven u in 2008 te informeren over de uitkomsten van een onderzoek naar
De actuele en potentiële deelname van mensen met een handicap en het ( mede) op basis daarvan op te stellen actieplan, waarbij ook NOC*NSF en Gehandicaptensport Nederland worden ingeschakeld. De stand van zaken is als volgt.

Het beleid met betrekking tot gehandicaptensport richt zich vooral op participatie van gehandicapten die aan de zijlijn staan (inactieven). De achterliggende motivering is dat sportdeelname van mensen met een handicap nog steeds achter blijft in vergelijking tot mensen zonder handicap en deze achterstand blijkt zeer hardnekkig te zijn.
Bijzondere aandacht wordt hierbij gegeven aan inactieve jeugd in het speciale onderwijs en aan inactieve mensen met een verstandelijke handicap in zorginstellingen.
Inmiddels is door beide organisaties gezamenlijk een programma Gehandicaptensport 2008 – 2012 opgesteld. Op dit moment vindt overleg plaats over dit programma en de uitwerking daarvan in een werkplan. De daarin opgenomen activiteiten zullen goed worden afgestemd met gehandicaptenorganisaties, zorginstellingen en speciaal onderwijsinstellingen.

De uitkomsten van het participatieonderzoek naar gehandicaptensport zullen komend najaar gereed zijn. De uitkomsten daarvan zullen mede richting geven aan de verdere uitwerking en uitvoering van het onderhavige programma.

Met NOC*NSF is afgesproken de resultaten van de komende Paralympics te Beijing te benutten om na te gaan of specifieke beleidsaanpassingen nodig en mogelijk zijn waar het gaat om het ‘inclusieve’ beleid met betrekking tot gehandicaptentopsport.

2.5 Stand van zaken uitvoering moties

a. Motie J.M. de Vries c.s. (30 200 XVI nr. 78 d.d. 19-11-2007) over een plan van aanpak gericht op het verminderen van de beleefde administratieve lasten.

De motie verzoekt de regering om met de sportbonden een plan van aanpak op te stellen dat gericht is op het verminderen van de beleefde administratieve lasten met 25% in 2011.
NOC*NSF heeft eerder dit jaar de stand van zaken van het rapport ‘Minder regels, meer sport’ van de werkgroep Atsma over lasten- en regeldruk in de sport geëvalueerd.
Met NOC*NSF is afgesproken dat een inventarisatie naar bereikte resultaten en resterende knelpunten wordt opgesteld, waarbij een focus zal worden aangebracht op die beleefde lasten die voor de sport als meest dringend worden ervaren en waar naar verwachting het meeste rendement te behalen is. Op grond daarvan zal komend najaar een plan van aanpak worden opgesteld.

b. Motie J.M. de Vries c.s. (31 200- XVI nr.76 d.d. 19-11-2007) over een plan van aanpak gericht op het behouden en versterken van de kracht van sportverenigingen.

De motie verzoekt de regering om de problematiek van voldoende beschikbaarheid van vrijwilligers in de sport samen met sportbonden en sportverenigingen nader te onderzoeken en te komen tot een plan van aanpak gericht op het behouden en versterken van de kracht van sportverenigingen.
NOC*NSF zal samen met haar leden (sportbonden) onderzoeken welke knelpunten zich op dit moment voordoen bij werving en behoud van sportvrijwilligers, zowel bij bonden als bij verenigingen. Vervolgens zal worden nagegaan welke beleidsinstrumenten, zowel vanuit de overheid als vanuit de sport, op dit moment reeds worden ingezet om deze problematiek aan te pakken. Op basis daarvan zal een plan van aanpak worden opgesteld dat komend najaar gereed is.

c. Motie J.J. Atsma c.s (30 300- XVI nr.72 d.d. 14-11-2005) over een herkenbaar anti-dopingbeleid voor sportscholen en fitnesscentra.

In de afgelopen tijd is enkele malen overleg gevoerd met de branche van sportscholen en fitnesscentra en Doping Autoriteit Nederland over een door deze organisaties op te stellen plan van aanpak. Inmiddels is gestart met het geven van gerichte voorlichting en aandacht voor dit onderwerp bij de opleiding van instructeurs. Begin dit jaar is door TNO een onderzoek gestart naar de prevalentie van dopinggebruik in de ongeorganiseerde sport, waarbij vooral wordt gekeken naar mogelijk gebruik in sportscholen en fitnesscentra.
De resultaten van dit onderzoek, dat eind van dit jaar wordt afgerond, zullen mede bepalend zijn voor de aanpak van het dopingvraagstuk in deze branche.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker