Toespraak bij de Melkveeacademie

Toespraak door DG Burger, namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) bij de Melkveeacademie op 10 september 2008 in Giessenburg.

Dames en heren,
'Als ik een melkveehouder was in Nederland, dan...'

U koos een onderwerp naar het hart van minister Verburg, want zij is opgegroeid op een melkveehouderij. Vader en moeder waren melkveehouder. Deze minister leerde van jongs af aan wat daar allemaal bij komt kijken. Zij heeft er geleerd dat je zowel je boterham moet verdienen en tegelijkertijd goed met dieren en het landschap om hoort te gaan. Dat heette destijds 'rentmeesterschap' en rekening houden met de omgeving. Tegenwoordig heet het duurzaamheid. Duurzaamheid zit dus in het bloed en in de genen van de minister van LNV. En dat kunt u herkennen in het beleid.

Ik ga het hebben over de melkveehouderij en de melkveehouderij in Nederland. Ik begin bij de melkveehouderij in het algemeen. Begin dit jaar heeft minister Verburg uiteengezet hoe zij de toekomst van de veehouderij ziet. In vijftien jaar tijd moet de veehouderij een grote sprong hebben gemaakt richting verduurzaming. U produceert dan met respect voor mens, dier en milieu. Voer-mestkringlopen zijn dan gesloten of bijna gesloten. Het welzijn van het vee staat prominent op de agenda.

Daar zijn stappen voor nodig. En bij die stappen horen keuzes en dilemma's. Die bij ieder bedrijf weer anders uitpakken. Die niet alléén melkveehouders aan gaan, maar ook de keten en uiteindelijk de burger en de consument. Ik heb de indruk dat de melkveehouderij op dit moment die slag al maakt. De investeringsdrang in de sector is in ieder geval groot. En als de minister en ik door het land gaan, ontmoeten we ondernemers met allerlei plannen:

  • een nieuwe stal bouwen;
  • het bedrijf van de ouders overnemen;
  • biologisch gaan boeren;
  • een windmolen gaan exploiteren.

In zulke gevallen is de Melkveeacademie een uitermate geschikte omgeving. Dè plek om erachter te komen of het wiel misschien al is uitgevonden. Om innovatieve ideeën te ontwikkelen en ze uit te werken met collega's, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

  • Om eens te kijken hoe anderen het doen. Tijdens 'boer on tour' bijvoorbeeld.
  • Om gecoacht worden.
  • Of eens met collega's praten over de zaken waar u tegen aanloopt. Tijdens een melkcafé bijvoorbeeld.

U begrijpt, als de minister en ik melkveehouders waren dan hadden we waarschijnlijk de Melkveeacademie al één of meer keren bezocht.

We zouden ook, en daarmee vertel ik u niets nieuws, een duurzame toekomst voor onze bedrijven uitstippelen. Maar …niet alléén omdat de overheid dat van ons verlangde! We zouden het op drie manieren doen.

  1. Om te beginnen zouden we de wereldmarkt scherp in de gaten houden. Op eigen kracht en met gezond verstand blijven zoeken naar kansen en mogelijkheden. Die kansen lijken zich nu te vergroten, onder andere door de afschaffing van het melkquotum en de gestegen melkprijzen van het afgelopen jaar. We zouden veel energie steken in het vinden van een goede strategie. Unieke producten? Andere afnemers? Of toch inzetten op kostprijsverlaging? Of misschien nog meer gaan samenwerken in de keten.
  2. Als we onze strategie hadden bepaald, dan zouden we misschien een mooie stal bouwen, die duurzaamheid uitstraalt en duurzaam ìs. Daarom heeft minister Verburg met haar collega Cramer begin dit jaar de maatlat duurzame veehouderij uitgebreid met een categorie melkveehouderij. Hier worden stallen gestimuleerd, die aan bovenwettelijke eisen op het gebied van ammoniak emissie en dierenwelzijn voldoen. Melkveehouders, die aan deze eisen voldoen krijgen daarmee een extra belastingvoordeel op hun investeringen.
  3. We zouden ook graag jong en oud over onze erven willen hebben. Onze melkveehouderij zou in de etalage mogen. Laat maar zien. Als mensen zien hoe melk wordt gemaakt en waar het naar toe gaat, raken ze betrokken. Die betrokkenheid is een voorwaarde voor de duurzaam consumerende mens, die weet wat hij kiest in de supermarkt. En als melkveehouder ben je toch primaire sector. Je staat aan het begin van de keten.

Ik gaf al aan dat de sector goed op streek is; er wordt geïnvesteerd, waarbij duurzaamheidsaspecten een rol spelen. Daar zijn we blij mee. Het is één van de tekenen dat het duurzaamheidsdenken in de melkveeketen zit. Een ander teken is het initiatief de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) om samen met LTO de duurzame zuivelketen te agenderen. Er komen interessante projecten waarbij melkveehouders samen met hun melkfabriek energie gaan produceren. Van dit soort initiatieven, dames en heren, moeten we het hebben. Want het zijn niet de mogelijkheden die het verschil maken, maar de mensen, de individuele ondernemers die de mogelijkheden aangrijpen. Degenen die het lef hebben in zo'n project te stappen.

Verder hebben bedrijven in de keten de weidegang opgepakt, iets dat al langer aan de gang is. Weidemelk staat in de schappen en dat tot tevredenheid van de consument die graag wil weten waar zijn eten vandaan komt. Ook dat is een stap in de richting van een duurzame toekomst.

Wij delen de visie van de sector: een goede organisatie van de productieketen in de landbouw is essentieel. Zonder dat kan de landbouwsector zich niet verder ontwikkelen. Een goede organisatie van de keten is nodig om nog beter in te kunnen spelen op de wensen van consumenten. Het is natuurlijk net zo hard nodig als tegenkracht ten opzichte van andere sterke marktpartijen.

Dan de melkveehouderij in Nederland.

Groene weides, grazende koeien, slootkanten, melk en kaas gaan de Nederlander aan het hart: de melkveehouderij is in ons land beeldbepalend. Inpassing van melkveebedrijven in het landschap is bij ons de licence to produce. Ook transparantie is typisch Nederlands; de burger wil nu eenmaal mee kijken. De melkveehouderij is daar van origine altijd goed in geweest. Het gevolg: weidegang is een belangrijke troef van de sector geworden. Zo belangrijk dat iedere weldenkende melkveehouder kiest voor de koe in de wei. De koe graast maatschappelijk verantwoord en al grazende is ze een uitstekend uithangbord. Ik zou zeggen daar zijn geen nu dus geen regels voor nodig.

Vandaag de dag staat ook de schijnwerper op milieuaspecten, die het houden van melkvee in Nederland moeilijk maken. Het gaat dan om gasvormige verliezen als ammoniak, methaan, maar ook nitraat naar het grondwater. In een dichtbevolkt land als Nederland moeten we daar voorzichtig en vooral zorgvuldig mee omgaan. Gegeven de vierkante meters die we hebben en gegeven de kwetsbaarheid van de natuur. Dit zal in de toekomst meer van belang zijn.

Laten we óók niet vergeten dat de melkveehouderij een sterke agrarische sector is. Die zestien miljoen Nederlanders - en velen over de grens - dagelijks van voedsel voorziet. Die zestien miljoen Nederlanders bovendien rust, ruimte en schoonheid biedt in landschap en natuur.

Bij elkaar staat de melkveehouderij voor complexe, maar interessante uitdagingen. Ik heb er een aantal genoemd: innoveren of juist niet, een bedrijfseconomische strategie kiezen, een duurzame stal bouwen, de burger of kinderen betrekken.

Het is wat ons betreft in eerste instantie aan individuele melkveehouders en aan samenwerkende ketenpartijen om die uitdagingen aan te gaan. Zij kijken, ieder vanuit hun eigen discipline, naar de opkomende trend van duurzaamheid en kiezen daarin hun bijdrage.

Maar kijkt de overheid daarmee vanaf de zijlijn toe? Nee natuurlijk. Het is een verantwoordelijkheid van de overheid om voor een adequate kennisinfrastructuur te zorgen. Op wetenschappelijk niveau, in het agrarisch onderwijs èn in de wei.

De Melkveeacademie krijgt middelen om de doorstroming van innovatie en kennis te versterken. Het concept melkveeacademie is een succes. Het wordt nu ook overgenomen in andere sectoren. Zo is er de Pootgoed academie, voor de aardappelsector; Varkensnet voor varkenssector en Kennis op de Akker voor akkerbouw sector. Verschillende sectoren kunnen veel van elkaar leren. Ze kunnen ook nog eens kosten delen, bijvoorbeeld bij de inrichting, introductie en exploitatie van netwerken en ICT-systemen.

Ik zeg er wel dit bij: na de startfase spreken wij het bedrijfsleven aan op hun verantwoordelijkheid door te pakken. Zij moeten de verduurzaming van de praktijknetwerken uiteindelijk overnemen. Het georganiseerd bedrijfsleven heeft die verantwoordelijkheid in LTO-verband al genomen. LTO heeft namelijk aangegeven opnieuw de belangen van de sectoren te willen behartigen voor innovatie, kennis en onderwijs. Geweldig.

Dames en heren,
Melkveehouder zijn in Nederland is een manier van leven. Het leven met de seizoenen, het dagelijks omgaan met dieren, melkveehouders hebben te maken met de mooie en minder mooie kanten van de natuur. Op dat leven mogen we trots zijn en dat mogen we uitstralen ook. We mogen laten zien aan heel Nederland dat we leven van het land, geven om natuur!