Presentatie van 'Krachtig Meesterschap, kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren'.

Dames en heren, beste studenten!

In 2007 verscheen het bekende onderzoek van Mc Kinsey: ‘How the best performing schoolsystems come out on top’. Na een vergelijking van onderwijssystemen wereldwijd, zijn er twee simpele conclusies die er voor mij uit sprongen.

Wil je bij de top horen, zorg dan dat je goede mensen naar het onderwijs trekt. En zorg dat je die goede mensen zo goed mogelijk opleidt tot goede leraren.

En daar zit dan ook precies de uitdaging, waar we nu met zijn allen voor staan.

Yvonne van Rooy heeft het ons net uitvoerig geschetst. En ik vat het nog maar eens -met de woorden van Alexander Rinnooy Kan- krachtig samen:

‘We staan aan de vooravond van een dramatisch kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren’.

Die uitdaging, daar staan we met elkaar voor. En als het aan mij ligt gaan we hem voor de volle honderd procent aan.

Na het ‘Actieplan Leerkracht van Nederland’ kom ik vandaag met een nieuw hoofdstuk van ons aanvalsplan om dat probleem op langere termijn op te lossen. De kwaliteitsagenda lerarenopleidingen. En ik ben er tróts op!

We gaan meer academici winnen voor het onderwijs.
We worden selectiever bij het voorportaal van de opleidingen en gaan heldere eisen stellen aan het eindniveau.
En we denken erover na hoe we opleiding en beroep eigentijdser en perspectiefvoller kunnen maken.

Want we wíllen bij de top horen.

Niet ter meerdere eer en glorie van onszelf of onze natie. Maar omdat de generaties na ons daar recht op hebben. Omdat we alles, maar dan ook alles uit onze leerlingen willen halen. En omdat we als westers land wéten dat goed onderwijs nu meer dan ooit de basisvoorwaarde is voor welzijn en welvaart.

Met de aangekondigde maatregelen willen we twee vliegen in één klap slaan. Het versterken van de kwaliteit van de huidige lerarenopleidingen én meer goede mensen winnen voor het onderwijs.

Dames en heren,

Velen van u, hier in de zaal, hebben bijgedragen aan deze agenda. Ik ben dan ook blij dat u er nu ook bij bent om het resultaat te horen.

Met deze agenda heb ik gekozen voor de kracht van de beperking: een beperkt aantal doelen dat ik nog deze kabinetsperiode wil realiseren.
Een aantal licht ik toe aan de hand van een drietal hoofdlijnen.

Ik begin met het eerste, zeer aansprekend onderdeel uit de agenda nl: meer academici voor de klas.

Het aantal academisch opgeleide leraren neemt af, cijfers onderstrepen dit. Van de 30.000 afgestudeerde universitaire studenten in 2007, studeerde er slechts 620 af aan een universitaire lerarenopleiding! 620 op de 30.000! Dat is zo’n beetje één op de vijftig. Als je dat vergelijkt met het HBO - waar één op de vijf studenten voor het onderwijs kiest - dan kunnen we gerust met elkaar stellen dat er in de universitaire wereld veel, heel veel te winnen valt.

Het gaat erom dat grote, in dit opzicht, ‘slapend’ academisch vermogen anno 2008 aan te boren.

Er komt daarom een nieuwe leerroute om meer academici voor de klas te krijgen. Dit wil ik doen door de introductie van een nieuw te ontwikkelen educatieve minor.

Wanneer een universitaire bachelorstudent naast bijvoorbeeld zijn major natuurkunde deze nieuwe educatieve minor met succes heeft afgerond is hij bevoegd natuurkunde te geven voor vmbo-tl en de onderbouw van havo en vwo.

Die educatieve minor gaan de universiteiten en het VO-veld het komend studiejaar ontwikkelen.

En ik verwacht daar heel veel van. Toen ik mijn zoon, die rechten en filosofie studeert, hierover vertelde zei hij: ‘ah, mam, wanneer kan dat? Dat zou ik wel willen, lijkt me geweldig!’.

En zo zal dat gaan bij veel meer jonge studenten, let maar op. Want het is een aantrekkelijke route.

• Met de minor kunnen studenten op een snelle, goede en vooral ook aantrekkelijke manier een beperkte tweedegraads bevoegdheid halen en aan de slag voor de klas.

• Tijdens hun reguliere masterstudie kunnen ze al werken in het onderwijs. Dat is nog eens wat anders dan de gebruikelijke bijbaantjes in kroeg of supermarkt!

• Ze kunnen eventueel, wanneer ze gegrepen zijn door het leraarschap, in een latere fase doorstromen naar een educatieve master om hun eerstegraads bevoegdheid te halen.

• En het maakt je als professional ook aantrekkelijker op de arbeidsmarkt. Lesgeven voor een klas zorgt voor leiderschapcapaciteiten. Omgaan met verschillende leerlingen traint je sociale intelligentie. Dat helpt je in elk beroep om verder te komen.

Dat dit laatste daadwerkelijk zo werkt, blijkt uit mooie voorbeelden uit de VS en UK. Programma’s als Teach for America en Teach First
-waarbij jongeren na een aantal jaren lesgeven het bedrijfsleven ingaan of na een aantal jaren bedrijfsleven het onderwijs ingaan- bewijzen dat ook voor het bedrijfsleven die ervaring in het onderwijs telt.

We zijn vanuit OCW op dit moment in gesprek met een aantal Nederlandse bedrijven, VNO/NCW, VSNU en de VO Raad over mogelijke initiatieven in Nederland op dit vlak. Dit doen we vanwege twee redenen: het bedrijfsleven heeft in de toekomst, waar al meer sprake zal zijn van een kenniseconomie, groot belang bij goed onderwijs. En daarnaast doet een jonge leraar in het onderwijs een geweldige ervaring op, een ervaring die ook in een toekomstige leidinggevende positie in het bedrijfsleven van grote waarde kan zijn.

Die nieuwe bachelor in het onderwijs is kortom een klassieke win win situatie. Studenten kunnen al vroeg ontdekken wat een geweldig vak het leraarschap is. Het geeft hen extra bagage mee aan het begin van hun carrière en we boren tegelijk nieuw goud aan om de kwaliteit van het onderwijs te vergroten.

Dan het tweede thema, dat ik met u wil aansnijden. De versterking van de bestaande lerarenopleidingen.

Heel veel jonge studenten studeen aan onze HBO Opleidingen. En dat is een goede zaak. De HBO’s leveren daarom een belangrijke bijdrage aan het onderwijs.

De commissie Rinnooy Kan, de Inspectie en de Onderwijsraad hebben echter op dit punt hun zorgen geuit. En diverse betrokkenen bevestigen dit nog eens.

In de aanloop naar deze agenda heb ik veel gesprekken met studenten en jonge leraren gehad. Een aantal vertelden mij dat er tijdens hun opleiding te weinig structuur werd geboden, te weinig contacturen, te weinig diepgang en ambitie en dat ze daarmee het gevoel hadden niet voldoende uitgedaagd en voorbereid te worden op de praktijk.

Het laatste ROA onderzoek maakt nog eens duidelijk hoe belangrijk het is om de lat hoger te gaan leggen in ons onderwijs, zeker ook in het HBO. Talentvolle jongeren komen alleen tot hun recht wanneer sprake is van een uitdagende aanpak. De grote animo voor de academische PABO hier in Utrecht vormt het bewijs dat jongeren meer willen. Dat type excellentie vind ik inspirerend, ik hoop dat ook andere HBO opleidingen - tweede graad en PABO- dit type initiatieven gaan nemen ik ben graag bereid om dat, net als hier in Utrecht, financieel te stimuleren!

Gelukkig hebben de HBO-opleidingen zelf in de afgelopen jaren, al veel opgepakt. Er is n.a.v. het beleidsplan hard gewerkt om betere resultaten te bereiken. De Inspectie heeft dat gezien. En de eerste accreditatierapporten lijken dit beeld te bevestigen.

Laten we dat elan vasthouden om nieuwe stappen te maken.

In deze agenda wil ik die inzet hard maken.

Ik wil het eindniveau van de opleidingen helder vastleggen. De lerarenopleidingen ontwikkelen een gezamenlijke kennisbasis met eindtermen. Ik ben blij dat de HBO-raad deze inzet ondersteunt.

Wat ik daarnaast belangrijk vind, is dat het straks afgesproken eindniveau ook door middel van examens wordt getoetst. Het moet duidelijk zijn dat de afgesproken kennis ook daadwerkelijk bij de HBO studenten aanwezig is.
Bij het vaststellen van die eindtermen en examinering wil ik, meer dan nu het geval is, de beroepsgroep leraren en het afnemend scholenveld gaan betrekken.

We gaan ook scherper inzetten op de instroom van studenten.

Ik vind het belangrijk dat jonge mensen na hun beroepsopleiding door kunnen naar een hbo-opleiding. Iedereen kent wel ‘de laatbloeiers’. Als je die frustreert, loop je misschien wel een groep heel gepassioneerde leraren voor de toekomst mis. Ideeen om het HBO af te sluiten voor het MBO op dit punt vinden bij mij dan ook geen gehoor.

Maar we willen wel, dat wie zich aanmeldt, die opleiding ook met goed gevolg moet kunnen ronden. Je moet er gewoon voldoende voor in huis hebben. Daarvoor vraagt het vak teveel om echt meesterschap.

Daarom wil ik, conform de afspraken die er met Minister Plasterk gemaakt zijn, dat de opleidingen intakegesprekken gaan voeren met aankomende studenten. Om te inventariseren of er voldoende kennis in huis is om goed mee te kunnen draaien. Maar ook om misschien te moeten vaststellen dat het onderwijs niet de meest geschikte keuze is. In het verlengde van deze gesprekken kan waar nodig kennis bijgespijkerd worden vóór de opleiding start. Het idee van de summercourses, dat bij de HBO Raad vandaan komt wil ik dan ook van harte ondersteunen. Ik vind overigens dat ook het MBO en VO veld hier een verantwoordelijkheid heeft. Ik ben bereid deze summercourses tijdelijk te ondersteunen.

Daarnaast gaan we de Onderwijsraad vragen om uit te zoeken of een verplicht vakkenpakket (met name in het mbo) kan bijdragen aan een hoger niveau van instromende studenten.

Tot slot nog een laatste punt waar het gaat om de tweede lijn; het versterken van de bestaande lerarenopleidingen:
Afgelopen jaren zijn er ook vanuit de schólen nieuwe initiatieven ontstaan om de kwaliteit van de opleiding te verbeteren. Een mooi voorbeeld is het opleiden in de school. Hierover heb ik vrijwel alleen maar zeer positieve reacties gekregen. Dit wil ik nu structureel gaan verankeren: er komt een keurmerk voor opleidingsscholen (partnerschap HBO en scholen) als basis voor extra financiering.

En dat brengt mij op de derde lijn van mijn betoog: meer focus en differentiatie in opleiding en beroep.

Om voldoende goed opgeleide leraren te krijgen, zijn goede
Lerarenopleidingen nodig, maar ook een aantrekkelijke
beroepsperspectief is onontbeerlijk.

Ik doe in deze agenda een appèl op scholen om na te denken over de schoolorganisatie van de toekomst, waarbinnen meer ruimte is voor doorgroei en inzet van onderwijsassistenten, associate degree afgestudeerden tot en met bevoegde docenten. Het aankomend lerarentekort maar ook nieuwe innovaties binnen het onderwijs, maken dit denken noodzakelijk. Daarbij moet ook de permanente educatie van de leraar betrokken worden.

Een tweede punt in dit kader betreft de focus van de lerarenopleidingen:

In de voorgesprekken die ik heb gevoerd, merkte ik dat scholen en opleidingen niet altijd even gelukkig zijn met de breedte van de bestaande opleidingen voor po, vo en bve. Ze vinden dat die breedte voldoende diepgang in de weg staat. Ik wil dit signaal serieus nemen en alle aspecten ervan goed meewegen. Omdat er voor- maar zeker ook nadelen aan kleven.

In dat licht vraag ik advies aan de nieuwe Stichting van het Onderwijs i.o. en de lerarenopleidingen over de wenselijkheid en eventuele vormgeving van smallere kwalificaties (splitsing jonger en ouder kind in het basisonderwijs en splitsing algemeen vormend en beroepsonderwijs).

En mij hierover in de eerste helft van 2009 te adviseren.


Dames en heren, daarmee kom ik tot een afronding.

Yvonne, inderdaad heb ik er bewust voor gekozen om deze agenda juist hier, op deze campus, en met u hier in de zaal te presenteren.

Ik ben erg blij met het engagement dat universiteit en hogeschool hier in Utrecht gezamenlijk laat zien. U investeert samen in een betere kwaliteit van ons onderwijs. Dat engagement van u hebben we heel hard nodig.

Die inzet vraag ik u ook bij de uitwerking van deze agenda.

Ik reken erop dat al die samengebalde kennis en betrokkenheid uiteindelijk bijdragen aan hetzelfde doel: meer en beter opgeleide leraren.

Leraren die moeilijke wiskundesommen begrijpelijk kunnen uitleggen, problemen bij hun leerlingen herkennen en ermee uit de voeten kunnen. Leraren die kunnen luisteren, verhalen kunnen vertellen, liefde bijbrengen voor geschiedenis, de natuur, techniek of literatuur en het kwartje laten vallen bij hun leerlingen. En leraren die duurzaam werken aan hun professionaliteit.

Want zulke leraren heeft ons land, heeft ons Nederlandse onderwijs hard, heel hard nodig!

Ik dank U.