AOB jubileum van Sensis

Dames en heren,

In het boek "Een antropoloog op Mars" van de Amerikaanse neuroloog Oliver Sacks, schrijft hij onder andere over Virgil, een man van vijftig, die als kleine jongen blind was geworden. Virgil ondergaat een staaroperatie aan beide ogen, maar met de effecten die dat op hem heeft, heeft niemand rekening gehouden. Virgil is het kijken namelijk verleerd. Het gebied in zijn hersenen dat nodig is om goed te kunnen zien, is te lang inactief geweest.

Naar aanleiding van Virgil's verhaal schrijft Sacks over hoe ziende mensen zien, ik citeer: "Telkens als we 's morgens onze ogen openen, kijken we naar een wereld die we een leven lang hebben leren zien. We krijgen de wereld niet; we maken onze wereld door onophoudelijk ervaren, classificeren, herinneren en nieuwe verbanden leggen".

Dingen zijn dus niet wat ze zijn, om wat ze zijn, maar door wat we ervan máken. Onze hersenen en onze zintuigen zijn als het ware voortdurend met elkaar in gesprek. In dat netwerk worden op grond van ervaringen en bestaande kennis steeds nieuwe verbanden gelegd om tot een optimaal resultaat te komen. Zodat we helder kunnen zien, ruiken en horen.

Nu bent u vast al vertrouwd met dat principe, maar voor mij was het een nieuw inzicht. En toen ik er een beetje over liep na te denken, zag ik opeens een link met passend onderwijs. Want ook dat gaat om samenwerken in netwerken. Om het uitwisselen van kennis en ervaring. Om samen een kloppend geheel van voorzieningen te maken. Met als doel: voor elk kind een plek die past bij zijn mogelijkheden en beperkingen.

Dat betekent: de vraag meer centraal stellen dan het aanbod. En vanuit de behoeften van leerlingen, je creativiteit aanspreken, nieuwe wegen inslaan en daarmee een gevarieerd en gedifferentieerd aanbod creëren- waarmee recht wordt gedaan aan de variëteit binnen de groep van zorgleerlingen.

Passend onderwijs gaat in de kern dus vooral om een andere manier van kijken. Een andere manier van denken - om een nieuwe mindset, zo u wilt.

Nu ben ik in deze periode veel op pad om over passend onderwijs te praten, en u maakt het me eigenlijk een beetje moeilijk. Bij Sensis bent u al bedreven in het netwerken. De samenwerking tussen onderwijs en zorg zit al lang in uw DNA. En uw ervaring met ambulante onderwijsbegeleiding gaat ook al zo'n dertig jaar mee. De daardoor verworven deskundigheid zien we terug in de cijfers. Van uw leerlingen gaat zo'n zeventig procent naar het regulier onderwijs. Dat is een percentage dat ver uitsteekt boven dat van andere clusters.

Dat zijn de feiten. Maar in het benoemen ervan schuilt het gevaar dat u denkt dat dát de bedoeling van passend onderwijs is: dat het erom gaat het speciaal onderwijs overbodig te maken.

Uit de bijlage van de brief waarin u me voor dit symposium uitnodigt, proef ik dat ook een beetje, omdat u daarin passend onderwijs als synoniem gebruikt voor inclusief onderwijs.

Ik ben blij dat ik nu van de gelegenheid gebruik kan maken, om dat misverstand de wereld uit te helpen. Met de term passend onderwijs wordt precies uitgedrukt wat ermee bedoeld wordt: onderwijs dat de leerling past. Dat aansluit bij zijn behoeften, wensen en talenten. Voor de ene leerling is dat het speciaal onderwijs, voor een andere het regulier onderwijs en voor weer een ander kan dat een tussenvorm zijn.

Dames en heren,

Vorige maand deed NRC Handelsblad een oproep aan haar lezers om ervaringen te beschrijven met zorgleerlingen.

Er kwamen veel reacties binnen, waarvan ik er twee kort aan u wil voorleggen.

De eerste reactie is van een vader die schrijft: Onze zoon heeft een spierziekte. Nadat hij niet langer welkom was op de christelijke dorpsschool, is hij nu, na een probleemloos jaar in groep 2, ook niet langer welkom op de openbare dorpsschool. Die startte een verwijderingprocedure. Hij ging en gaat met veel plezier naar school. Heeft vrienden. Gaat met aardige rapporten over. Ik gun mijn zoon in zijn elektrische rolstoel een plaats in deze maatschappij waar hij gelijk behandeld wordt".

Een andere reactie komt van een moeder die schrijft over haar moeilijk lerende dochter: "In het speciaal basisonderwijs is ze volkomen op haar plek. De klassen zijn klein, de leerkrachten goed en ze worden bovendien ondersteund door gemotiveerde onderwijsassistenten. Ik ben onder de indruk van wat deze school te bieden heeft".

Twee reacties die veel zeggen. Die onderstrepen hoe belangrijk het is om naar het individuele kind te kijken - naar zijn of haar beperkingen, maar óók naar zijn talenten en wensen. En naar sociaal-emotioneel welbevinden. Dat luistert allemaal nauw en vraagt om een genuanceerd verhaal. Tegelijk laat het eerste voorbeeld - de jongen met de spierziekte- zien, dat passend onderwijs nog niet vanzelfsprekend is. Er is dus nog een wereld te winnen.

Als je de huidige aanpak rond zorgleerlingen bekijkt, dan zie je het volgende: een enorme bureaucratie rond indicatiecriteria en procedures, een explosieve groei van het speciaal onderwijs en te veel kinderen die, als ik het een beetje scherp zeggen mag, als hete aardappelen van het ene naar het andere bord worden geschoven.

Dat kunnen we niet op zijn beloop laten. Dat mógen we niet op zijn beloop laten. We moeten zoeken naar wegen die naar passende bestemmingen leiden. Naar eigentijdse wegen - vanuit een oogpunt van bestuur.

Dat is nu precies wat we met passend onderwijs beogen. Met minder regels vanuit het rijk en ruimte voor de regio's om zelf passende constructies te ontwerpen. Met netwerken van scholen en zorginstellingen die samenwerken en zorgen voor een sluitend geheel van voorzieningen. Met één loket. En met een eigen budget.

Via veldinitiatieven en experimenten passend onderwijs kunnen regio's de gewenste netwerken gaan vormen. Uiteindelijk moet daar een landelijk dekkend netwerk uit ontstaan, dat bestaat uit 80 regionale netwerken. Werkwijzen die in de netwerken worden ontwikkeld en die aantoonbaar tot de gewenste resultaten leiden, zullen hun beslag krijgen in de Wet Passend Onderwijs.

Overigens ben ik me er zeer van bewust dat het succes van de plannen en de uitwerking ervan valt of staat met de leraren. Hun inzet, motivatie, maar ook hun kennis en vaardigheden vormen de pijlers onder passend onderwijs.

Betrokkenheid en scholing zijn daarom belangrijke punten van aandacht. Daarom is er in samenspraak met de vakorganisaties een activiteitenplan opgesteld, om daar invulling aan te kunnen geven.

Zo komt er een soort helpdesk voor leraren, waarbij ze terecht kunnen met al hun concrete scholingsvragen. Achter de helpdesk is alle deskundigheid op het gebied van opleiden voor passend onderwijs verzameld. Zo zullen de opleidingen voor speciaal onderwijs en de onderwijsadviesdiensten er in plaatsnemen.

Samenvattend staat het veld staat dus zelf aan het roer bij de totstandkoming van het beleid, zijn de leraren er van begin af aan bij betrokken en zal het beleid evidence-based zijn. Passend onderwijs voldoet daarmee aan een belangrijk criterium: het is Dijsselbloem proof!

Dames en heren,

Ik ga afronden en kom tot de vraag: wat betekent dit nu voor u?

Daarop zeg ik: eigenlijk niets, tenzij u zelf graag wil. U hebt een status aparte, en die bijzonder positie hebt u niet voor niets. U doet het heel erg goed - zoals u ook uit mijn verhaal hebt kunnen opmaken.

Wat we voorstaan met passend onderwijs, is voor u vertrouwd terrein. Samenwerken met de zorg is voor cluster 1 gesneden koek. En u bent een kei in de ambulante begeleiding van leerlingen in het regulier onderwijs.

U bent dus een rolmodel - een voorbeeld voor andere clusters. En ik zou het bijzonder waarderen als u uw expertise wil delen met de mensen, die de noodzakelijke mindset nog missen. Geen vergadergedoe en verlies van tijd ten koste van uw leerlingen dus, zeg ik tegen de heer Beijers.

Maar het kan natuurlijk best interessant zijn om (tijdelijk) aan te haken bij zo'n regionaal netwerk. Bijvoorbeeld als u worstelt met een onderwerp zoals ouderbetrokkenheid. Zo'n thema raakt alle clusters en staat los van de specifieke beperkingen van de leerlingen. Het is best handig als je over zo'n onderwerp eens bij je collega's te rade kunt gaan. En dat hoeft niet perse aan een vergadertafel. Je kunt ook digitaal netwerken en ervaringen uitwisselen! Het is maar een idee - de keuze is aan u!

Dan nog iets over de budgetfinanciering. Over de hoogte van dat budget zijn we met elkaar in gesprek. Ik wil dat gesprek graag met u voortzetten, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek naar de oorzaken van de groei van cluster 1.
Ook in afwachting van dat onderzoek heb ik voor het schooljaar 2008-2009 een aanbod gedaan om een extra bijdrage toe te kennen van 250.000 euro. Zodat kinderen die nu op een wachtlijst staan, geplaatst kunnen worden.

Ondertussen heb ik ook subsidie toegezegd voor een heel goed initiatief. Namelijk het plan om een expertisecentrum op te zetten voor lesmateriaal en digitale leermiddelen voor leerlingen met een visuele beperking. De bedoeling van de aanjagers van het centrum - de mensen van Viziris- is de toegankelijkheid van die middelen te vergroten. Zodat slechtziende kinderen in het speciale en het reguliere onderwijs kunnen beschikken over, wat ik maar even noem: passend lesmateriaal.

Dames en heren,

Oliver Sacks, met wie ik mijn verhaal begon, zei een paar jaar terug in een interview, dat de gedachte aan miljoenen jaren van evolutie een geruststellende gedachte is. Omdat we weten dat alle eigenschappen die wij mensen hebben onnoemelijk vaak zijn uitgetest en aangepast- waardoor wij als soort zeg maar stevig in het zadel zitten. Maar, voegde hij eraan toe, en ik citeer:

"Tegelijk is door onze toegenomen kennis duidelijk geworden dat zelfs eeneiige tweelingen niet identiek zijn. Ze hebben van elkaar afwijkende zenuwstelsels. Er is dus geen twijfel mogelijk; ieder mens is uniek".

Misschien is dat het belangrijkste aan passend onderwijs - dat we bij jongeren met beperkingen niet op de eerste plaats hun beperking zien, maar ècht willen kijken naar wie ze zijn en wat ze kúnnen.

Laten we ons daar samen sterk voor maken.

Dank u wel.