Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet

Aan de Koningin

Ons kenmerk: FM/2008-2648 U

Onderwerp: Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 oktober 2008, nr. 08.003014, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan ons te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 22 oktober 2008 nr. WO6.08.0438/III, bieden wij U hierbij aan.

De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het advies rekening zal zijn gehouden.

In reactie op het advies van de Raad van State merken wij het volgende op, waarbij de volgorde van de punten wordt aangehouden zoals die door de Raad van State is gehanteerd.

1. Artikel 136 Faillissementswet en aansprakelijkheid

In het oorspronkelijke wetsvoorstel was bepaald dat artikel 136 Faillissementswet (hierna ook: Fw.), voor zover nodig, niet van toepassing is op de samenloop van een vordering op de boedel en de aanvraag bij de Nederlandsche Bank (hierna: DNB) van een vergoeding. Hiermee werd beoogd te verduidelijken dat DNB en de boedel niet hoofdelijk aansprakelijk zijn. Artikel 136 Fw, regelt evenwel de gevolgen van hoofdelijke aansprakelijkheid, niet de hoofdelijke aansprakelijkheid zelf. Het artikel dat de pluraliteit van schuldenaren regelt is artikel 6 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Het wetsvoorstel is aangepast: in plaats van in de Faillissementswet te bepalen dat artikel 136 Fw, niet van toepassing is, wordt nu in de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) bepaald dat enerzijds DNB en anderzijds de boedel, beleggingsonderneming of financiële instelling niet hoofdelijk verbonden zijn. In verband hiermee is ook een voorgestelde wijziging van artikel 3:180 Wft vervallen; in bedoelde voorgestelde wijziging werd verwezen naar artikel 136 Fw. De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.
De Raad van State geeft in overweging om niet slechts de hoofdelijkheid maar ook de aansprakelijkheid van DNB als uitvoerder van het depositogarantiestelsel uit te sluiten. Gelet op de spoedeisendheid van een en ander zou het niet opportuun zijn om een dergelijke regeling, die het bestek van het onderhavige wetsvoorstel te buiten zou gaan, nu op te nemen.

2. motivering van het voorstel

De memorie van toelichting is aangevuld met de opmerking dat het verbeteren van de verhaalsmogelijkheden van DNB weliswaar niet de belangrijkste reden is voor het voorstel, maar dat ook die reden als zelfstandige reden voor het wetsvoorstel kan worden aangevoerd.

3. bijkantoor van een elders in de EU gevestigde financiële onderneming

De opmerking van de Raad van State lezen wij aldus, dat de vraag kan worden gesteld wat de waarde is van de bepaling dat afdeling 3.5.6.1A van overeenkomstige toepassing is op financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat met een in Nederland gelegen bijkantoor. Naar aanleiding hiervan is de memorie van toelichting aangevuld met een passage met betrekking tot grensoverschrijdende insolventie, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen banken, beleggingsondernemingen en financiële instellingen.

4. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen is aandacht besteed.

Voorts zijn enkele kleine wijzigingen aangebracht zonder dat het advies van de Raad van State daartoe aanleiding heeft gegeven. De belangrijkste wijziging betreft artikel I, onderdeel A, met betrekking tot het opnemen van een definitie van 'belegger' in artikel 3:258. In de aan de Raad van State voorgelegde versie gold deze definitie slechts voor de toepassing van paragraaf 3.5.6.1; thans wordt voorgesteld dat deze definitie niet alleen geldt voor de toepassing van paragraaf 3.5.6.1, maar ook voor de toepassing van artikel 3.5.6.1A. Bovendien ontbrak in de memorie van toelichting een toelichting op deze wijziging. Die omissie is geredresseerd.

Wij mogen U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën,

Wouter Bos

De Minister van Justitie,

Dr. E.M.H. Hirsch Ballin