Rapportage homofoob geweld politiegegevens 1 januari - 1 juli 2008

Hierbij bied ik u mede namens mijn ambtgenoot van Justitie de rapportage homofoob geweld aan over de politiegegevens van 1 januari tot 1 juli 2008. Met de politie heb ik in 2007 afgesproken dat de politie jaarlijks een landelijk overzicht van homofobe geweldsdelicten aanlevert. Ik heb de Kamer deze overzichten toegezegd bij de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van der Ham (D66) met kenmerk 2007-0000496793, d.d. 25 november 2007.

De rapportage homofoob geweld gaat in op de aard en omvang van discriminatie van homoseksuelen. Daarnaast geeft de rapportage ook een globaal landelijk criminaliteitsbeeld van discriminatie.

Geconcludeerd wordt dat het Regionaal Discriminatie Overleg (RDO) bestaande uit het OM, de politie en het antidiscriminatiebureau in alle politieregio’s goed van de grond is gekomen. Incidenten waarbij discriminatie als motief een rol speelt worden door de politie vanaf 2008 op uniforme wijze geregistreerd. Door de nieuwe wijze van registreren krijgt de politie ongeveer zes keer zoveel discriminatoire incidenten in beeld als voorheen. Naar schatting zullen op jaarbasis landelijk ruim 3000 incidenten (op alle discriminatiegronden) in het RDO besproken worden.

In de eerste helft van 2008 zijn in de politiesystemen 1512 discriminatoire incidenten gedetecteerd. In 150 gevallen (10 procent) gaat het om homofoob geweld. In de overige gevallen gaat het om incidenten met een andere discriminatiegrond, zoals ras of geloofsovertuiging. Bij discriminatoire incidenten is de aangiftebereidheid in het algemeen laag. Daardoor mag aangenomen worden dat het werkelijke aantal homofobe incidenten veel hoger is. Het blijkt dat politieregio’s die een actief antidiscriminatiebeleid voeren de meeste incidenten in beeld krijgen. Daardoor kan adequater gereageerd worden op antihomoseksueel geweld.

De rapportage geeft een beeld van de vervolgactiviteiten van de politie. In 30 van de 150 incidenten (20%) is spoedig een verdachte aangehouden. In 23% van de gevallen is het onderzoek nog gaande en vinden er mogelijk nog aanhoudingen plaats. In 33% van de gevallen was er geen sprake van opsporingsindicatie. Uit de gegevens is niet altijd op te maken welke acties de politie heeft ondernomen om tot deze conclusie te komen en welk vervolg er dan wel aan het incident is gegeven. In 11% van de gevallen werd door de politie besloten tot bemiddeling. In sommige gevallen (7%) gaat de politie op verzoek van het slachtoffer niet over tot actie. Ten slotte is er nog een restcategorie (6%) waarbij overige activiteiten werden ondernomen, zoals het laten verwijderen van teksten en foto’s van het internet.

Uit de rapportage blijkt verder dat er een relatie bestaat tussen de locatie waar incidenten zich afspelen en het soort geweld. Geweld tegen personen doet zich met name voor op homo-ontmoetingsplaatsen. In de eigen woonomgeving is met name sprake van intimidatie/bedreiging en geweld tegen goederen. Op het internet, op school en op het werk komen verbaal geweld en systematische pesterijen relatief veel voor.

In het voorjaar van 2009 stuur ik u mede namens mijn ambtgenoot van Justitie een landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie over geheel 2008 dat door politie en OM gezamenlijk zal worden opgesteld. Hierin zal aandacht zijn voor de verschillende discriminatiegronden, zoals homoseksuele gerichtheid, racisme en geloofsovertuiging.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst