Conferentie 'Scholen voor morgen - leren van elkaar'

Dames en heren,

Ik las laatst een interview met een van de beste natuurkundigen ter wereld. Hij vertelde hoe hij als jonge post-doc in Princeton belandde, net op het moment dat de snaartheorie aan zijn opmars begon. Daardoor kwam een groep 'snaartheoreten' samen. En dankzij die groep maakte het onderzoeksterrein een enorme ontwikkeling door: iedereen kan wat, iedereen praat met elkaar, denkt mee met de ander, wijst elkaar op stokpaardjes en blinde vlekken… Zo krijg je een kettingreactie. En dan gaat het hard!

Die omschrijving brengt me bij u. Bij de bijeenkomst van vandaag: scholen van morgen leren van elkaar. Want samen werken aan de kwaliteit van het onderwijs, meer precies aan hogere taal- en rekenopbrengsten, zou je ook kunnen zien als een soort natuurkundig proces.

Ook hier gaat het om het verkrijgen van kritische massa: om leraren en schoolleiders die samen een kettingreactie veroorzaken. Omdat ze samenkomen, kennis delen en elkaar wijzen op wat beter kan. Kortom: omdat u wilt leren van elkaar. En omdat daar heel veel positieve energie bij vrijkomt!

Dat merk ik vandaag ook. Ik loop hier nou al de hele dag mee en ik vind het fantastisch om te zien met hoeveel passie en plezier u discussieert en nadenkt over taal en rekenen en over het verhogen van leeropbrengsten.

Precies een jaar geleden op 19 november presenteerden we de kwaliteitsagenda - een gezamenlijk product van kabinet en sectororganisaties. Een aantal van u, bekend onder de geuzennaam 'gangmakers', was daar bij. In die agenda hebben we vastgelegd wat we willen bereiken en hoe we daar willen komen: met een samenhangend pakket aan maatregelen. Stuk voor stuk bedoeld om bij te dragen aan het verhogen van taal- en rekenprestaties - of we het nu hebben over het terugdringen van het aantal zeer zwakke scholen of het bevorderen van excellentie; om een dekkend aanbod van voorschoolse educatie of het vaststellen van referentieniveaus.

In het afgelopen jaar is langs allerlei wegen veel in gang gezet. Maar ik kan me zo voorstellen dat u het zicht op de samenhang misschien een beetje kwijt bent. En ik weet dat sommige van u zich afvragen waar die focus op rekenen en taal nou is gebleven.

Hoe de maatregelen met elkaar samenhangen en bijdragen aan het verhogen van de prestaties op rekenen en taalgebied, zal ik u schetsen langs drie vragen:

1) Willen we de taal- en rekenprestaties verhogen?
2) Kunnen we de taal- en rekenprestaties verhogen?
3) Weten we hoe we dat moeten doen?|

1) Willen we de taal- en rekenprestaties verhogen?

Het begint ermee dat u en ik de kwaliteit van het taal- en rekenonderwijs willen versterken. We zijn het hartstikke eens over de het belang van die basisvaardigheden. En ik hoef u niet te wijzen op de onderzoeken, van onder andere de inspectie, die wijzen op een dalende tendens. Daar willen we wat aan doen - en daar kunnen we wat aan doen.

Dan moeten we het wel eerst eens zijn over waar we uit willen komen. Wat moeten onze leerlingen aan het einde van de basisschool dan kennen en kunnen op het terrein van taal en rekenen? De referentieniveaus zullen dit aangeven. Die zijn de afgelopen maanden door de PO-raad intensief besproken met het veld. Vandaag worden die reacties in een ledenvergadering van de PO-raad besproken en begin december aan mij aangeboden - en net als u ben ik daar heel benieuwd naar!

Naast het te bereiken doel is ook inzicht in waar je nu staat nodig, om de route voor verbetering te bepalen.

Om te weten waar een kind staat, heb je toetsen nodig. Maar niet meer toetsen dan u al gebruikt! We toetsen al genoeg. Het is wel zaak om de gegevens uit die toetsen beter te gebruiken. Laat ik het zo zeggen: Kinderen leren niet van toetsen, maar leraren kunnen er wel van leren!

Toetsresultaten geven leraren een schat aan informatie:

• waar leerlingen moeite mee hebben.
• wat het effect van de lessen op een individuele leerling is geweest.
• of een aanpassing in de les ook heeft geleid tot betere toetsresultaten.

Hiermee heb ik het over opbrengstgericht werken. Scholen die zich systematisch aan zo'n aanpak houden, weten meer uit hun leerlingen te halen dan scholen die dat niet doen. Dat zag ik bijvoorbeeld bij het Mozaiek in Arnhem.

De openbare basisschool heeft zijn prioriteiten gelegd bij het verbeteren van de basisvaardigheden. Door regelmatig te toetsen en de gegevens te analyseren weet de school opmerkelijke resultaten te behalen. Hoewel de kinderen overwegend van allochtone afkomst zijn en uit sociaal-economisch zwakke gezinnen komen, haalt de school al een paar jaar op rij een Cito-eindscore rond het landelijk gemiddelde.
Goede resultaten op het gebied van rekenen en taal zijn dus niet voorbehouden aan scholen rond stedelijke goudkusten - opbrengstgericht werken werkt echt!

Maar dat vergt wel moed. De moed om eerlijk naar jezelf te kijken. De moed om een ander mee te laten denken. En de moed van die ander om jou eerlijk te vertellen wat je misschien anders zou kunnen doen. Dat is natuurlijk best eng - maar het kan je wel verder helpen en je verrijken met nieuwe ideeën of inzichten.

2) Kunnen we de taal- en rekenprestaties verhogen?

Kunnen de leerlingen nog verbeteren? Het antwoord is ja. Wie de toetsgegevens goed analyseert ziet dat uit veel leerlingen meer te halen is. Maar we weten ook dat wie te laat op gang komt, de achterstand bijna niet meer inhaalt. Daarom investeer ik in het kader van de kwaliteitsagenda heel fors in voorschoolse- en vroegschoolse educatie. Zodat elke kind een goede start kan maken.

Kunnen scholen de veranderingen die nodig zijn aan? Om je onderwijsproces te verbeteren, moet de kwaliteit van de school in orde zijn. Opbrengstgericht werken gedijt alleen in een open cultuur van leren van elkaar. Daarom werken we hard aan het verminderen van het aantal zeer zwakke scholen. En als een school zeer zwak is, moet dat zo kort mogelijk duren.

Schoolleiders moeten krachtig genoeg zijn om leiding te geven aan het onderwijskundig proces. Om mee te kunnen denken met leraren over de beste aanpak. Om schoolleiders daarbij te helpen wordt nu een plan opgesteld. U hoort daar snel meer over.

Middelen en methoden moeten u in staat stellen om de verhoging van de kwaliteit te realiseren. De invoering van de referentieniveaus vergt aanpassing van methoden en toetsen. Daarover vinden gesprekken plaats. En ook met de leveranciers van leerlingvolgsystemen wordt gepraat om te kijken of die gebruikersvriendelijker gemaakt kunnen worden, zodat u minder tijd kwijt bent aan het delen van gegevens.

Om te kunnen verbeteren moet er een cultuur ontstaan waarin ieder kind wordt uitgedaagd zijn uiterste best te doen: daarom stimuleren we excellentie. We hebben in Nederland de neiging om degenen die minder goed meekomen veel aandacht te geven. Dat is natuurlijk mooi en ook goed. Maar we moeten vaststellen dat ongeveer 10% van de kinderen onder zijn of haar kunnen presteert. Die kinderen zitten ook bij u op school: leerlingen die meer kunnen dan u doorgaans van ze vraagt.

Uit recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat zo'n beetje alle schoolbesturen vinden dat het bieden van onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen tot de maatschappelijke taak van de school behoort.

Scholen vinden het echter moeilijk, om daar invulling aan te geven.

Daar ga ik een handje bij helpen. Met de regeling Excellentie - die ik bij deze wereldkundig maak. Een regeling die overigens niet alleen bedoeld is voor hoogbegaafde leerlingen, maar voor een bredere groep van leerlingen met een hoger of hoog IQ. Als ik het een beetje onparlementair zeggen mag: voor de bovenkant.

Dan hebben we het dus over die enkele Nobelprijswinnaar in spe (slechts 2,5 procent heeft een IQ van 130 of hoger), maar ook over 10% van uw leerlingen met een IQ boven de 120.

Ook zij hebben recht op uitdagend onderwijs. Op onderwijs waarbij ze af en toe op hun tenen moeten lopen. Zoals u weet hebben we de komende jaren 10 miljoen beschikbaar voor het bevorderen van excellentie. Maar we gaan het niet via de lumpsum verstrekken. Scholen kunnen zelf plannen indienen waarin ze hun aanpak beschrijven om excellente leerlingen uitdagend te onderwijzen. Een adviescommissie maakt vervolgens een keuze: de beste plannen krijgen een kans. Overigens, voorzitter van de adviescommissie wordt de man met wie ik mijn verhaal begon: die post doc in Princeton , de huidige KNAW-voorzitter Robbert Dijkgraaf.

3) Weten we hoe we de taal- en rekenprestaties moeten verhogen?

Tenslotte de vraag: weten we hoe we de prestaties kunnen verhogen? Kees Vernooy heeft daar vanmorgen een heel verhelderende presentatie over gehouden. In de wetenschap is veel bekend over wat werkt en wat niet. Maar ik realiseer me dat de vertaling naar de praktijk meer vergt. Met de taal- en rekenverbetertrajecten lukt die vertaalslag goed. Omdat heel concreet, op de school, aan verbetering wordt gewerkt.

En het is geweldig dat er zo'n grote belangstelling voor is. Vorig jaar deden 350 scholen mee aan een taalpilot onderwijsachterstanden- op dit moment zitten 1725 scholen in een intensief verbetertraject op het gebied van taal of rekenen. Dat is ruim een kwart van alle scholen in het po! Het is dus wel duidelijk dat scholen graag investeren in het vergroten van de leeropbrengsten. En dat leraren zich thuis voelen bij die praktijkgerichte aanpak die draait om collegiale feedback. Leraren leren van leraren - dat blijkt maar weer eens!

Hoe taal- en rekenprestaties te verbeteren? In volgorde: voor betere onderwijsresultaten van leerlingen is de leraar het belangrijkst.
Als je in het onderwijs een kwaliteitslag wil maken, dan heb je de inzet van leraren nodig. U maakt het verschil - met enthousiasme, vakkennis en met een flinke dosis idealisme om kinderen tot hun recht te laten komen.

Met de in de CAO vastgelegde afspraken uit het Actieplan Leerkracht kunnen leraren nu echt uitgaan van een beter loopbaanperspectief, en een beter salaris. En het scholingsfonds voor leraren biedt kansen om scholing te volgen op het gebied van bijvoorbeeld opbrengstgericht werken, of taal en rekenen.
Zo'n 5000 leraren zijn in september al begonnen met hun opleiding. Bijna 58% van de aanvragen kwam van u, leraren uit het basisonderwijs! En let op: intekenen kan weer in januari 2009…

Het komt dus allereerst aan op de pedagogische en didactische kwaliteiten van de leraar. Maar leraren kunnen het niet zonder schoolleiders. Schoolleiders zijn de eersten die leraren faciliteren in hun streven naar betere leeropbrengsten, het aanbrengen van focus, het stimuleren van die cultuur van leren van elkaar en opbrengstgericht werken. Daarom investeren wij ook in u, schoolleiders. Ook u gaat erop vooruit dankzij het Actieplan Leerkracht en de CAO die er nu ligt. Ik noem de directeurentoeslag en het schrappen van de laagste salarisschaal voor adjunct-directeuren - die ook voor schoolleiders een aantrekkelijker salaris betekenen.

Leraren en schoolleiders moeten zich gesteund weten door hun bestuur. De ervaring leert dat zeer zwak presterende scholen vaak een zwak bestuur hebben. Maar het tegenovergestelde is gelukkig ook waar. Goede besturen weten prioriteiten te stellen en duidelijke doelen te formuleren. Bovendien weten goede bestuurders wat op hun school het allerbelangrijkste is: lesgeven en leren. Waarbij niet alleen de leerlingen leren... maar ook de leraren! Het is aan u schoolleiders en bestuurders, om die kern goed te bewaken!

Dames en heren,
Er is langs allerlei wegen heel veel in gang gezet. Het ging toch om de focus op taal en rekenen, is er nog wel samenhang? Ja, dus.

Om het tot slot toch nog even op zijn natuurkundigs te zeggen: door taal en rekenen weer in het centrum van ons universum plaatsen, en de kwaliteit ervan te verbeteren door meer opbrengstgericht te werken, kunnen alle kinderen in het basisonderwijs schitteren - als grote of als kleine sterren, maar allemaal op het maximum van hun vermogen.

Ik hoop dat deze conferentie het effect heeft van een deeltjesversneller: en dat u morgen met nog meer elan aan de slag gaat met uw school van morgen!

Dank u wel.