Antwoorden op kamervragen van Omtzigt, Sterk en Aasted-Madsen over pleegoudervergoeding, kinderbijslag en kindgebonden budget

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ/GJ-2905712

12 januari 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Omtzigt, Sterk en Aasted-Madsen (allen CDA) over pleegoudervergoeding, kinderbijslag en het kindgebonden budget (2080908680).

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het bericht: " Pleegouders zijn dupe van fiscale dwaling"? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het onderzoek naar de samenloop van kinderkorting, kindertoeslag en kindgebonden budget en de vraag of het wenselijk is klaar? 2) Kunt u dat onderzoek aan de Kamer doen toekomen en slaagt u erin om de conclusies vanaf 1 januari 2009 te implementeren?

Antwoord 2

Ik ben zoals toegezegd bezig met een onderzoek naar de samenloop van kinderbijslag, kindertoeslag (kindgebonden budget) en pleegvergoeding. Dit onderzoek blijkt gecompliceerder dan aanvankelijk gedacht. Het blijkt nodig te zijn deze punten in samenhang, ook met andere vergoedingen, te bezien. Er spelen hier veel aspecten, zoals de ouderbijdragen die ouders van uithuisgeplaatste kinderen moeten betalen en de administratieve lasten die daarmee gemoeid zijn, het recht op kinderbijslag van ouders van uithuisgeplaatste kinderen, en de hoogte van de pleegvergoeding en de incidentele kosten die pleegouders hebben, zoals bij de aankomst van een pleegkind in het gezin. Ook het kindgebonden budget speelt een rol. Het onderzoek is er op gericht alle aspecten in kaart te brengen, en de mogelijkheid van verbeteringen te bezien. Uiteraard moeten ook financiële overwegingen bij dit onderzoek betrokken worden, en de achtergronden van de verschillende regelingen. Deze analyse moet leiden tot een situatie waarin ouders en pleegouders de financiële bijdragen van de overheid krijgen die nodig zijn voor de opvoeding en verzorging.
Het is mijn voornemen de resultaten van dit onderzoek en de conclusies die ik daaraan verbind voor 1 maart 2009 aan uw Kamer te zenden. De implementatietermijn is afhankelijk van de te maken beleidskeuzen.

Vraag 3

Onder welke omstandigheden heeft iemand recht op zowel de pleegoudervergoeding als de kinderbijslag en dus aanspraak op het kindgebonden budget? 3)

Antwoord 3

Een pleegouder heeft óf recht op pleegvergoeding óf op kinderbijslag. Een pleegouder kan geen recht hebben op beide financiële tegemoetkomingen. De reden daarvoor is gelegen in de doelstelling en achtergrond van beide regelingen. De kinderbijslag is beschikbaar als financiële tegemoetkoming voor pleegouders die een pleegkind opvoeden en onderhouden als ware het hun eigen kind. Zij betalen de kosten van dit kind en kunnen over de opvoeding beslissen. Pleegouders die formeel als zodanig zijn aangewezen in de zin van de Wet op de jeugdzorg krijgen een kostendekkende pleegvergoeding. In dit geval is sprake van geïndiceerde jeugdzorg. Een pleegouder die pleegvergoeding krijgt, voldoet dus niet aan het onderhoudsvereiste en krijgt daarom geen kinderbijslag en dus ook geen kindgebonden budget.

Vraag 4

Heeft een pleegouder recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, die per 1 januari 2009 wordt geïntroduceerd, wanneer hij/zij alleen een pleegkind van maximaal 12 jaar in het gezin heeft? Heeft hij/zij er proportioneel recht op wanneer het kind korter dan zes maanden bij de pleegouders verblijft? Hoe werkt de regeling voor ouders die meerdere kinderen achter elkaar in crisisopvang hebben en dus niet een specifiek kind hebben dat zes maanden lang tot hun huishouden behoort?

Antwoord 4

Een pleegouder die aan een kind pleegzorg biedt in het kader van de geïndiceerde jeugdzorg en daarvoor een pleegvergoeding ontvangt, komt niet in aanmerking voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De reden hiervoor is dat een dergelijk kind niet wordt opgevoed en onderhouden als een eigen kind, en het in de inkomstenbelasting dus niet gelijk wordt gesteld met een eigen kind. Ik zal in het onderzoek genoemd bij vraag 2 zoals toegezegd ook terugkomen op het fiscale begrip pleegkind.

1) Financieel Dagblad, 23 december 2008
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 2367
3) Website Belastingdienst, kindgebonden budget