Brief aan de Tweede Kamer over beantwoording vragen naar aanleiding van AO e-overheid

In het Algemeen Overleg e-overheid van 5 november jongstleden heb ik toegezegd een aantal vragen schriftelijk te beantwoorden. In deze brief ga ik op uw vragen in, en ik geef een stand van zaken van een aantal onderwerpen.

Webrichtlijnen

Allereerst vroeg u mij om de webrichtlijnen onder de aandacht te brengen bij de andere bewindspersonen en vroeg u mij te kijken naar de mogelijkheid van een voortgangsrapportage van de webrichtlijnen.

Ik kan u daarover berichten dat in juni 2006 de webrichtlijnen voor rijksoverheidswebsites verplicht gesteld zijn. Daar is nu duidelijk verbetering te zien en ik zal – conform toezegging in het AO – mijn collega’s daar verder op aansporen. Maar met alleen de rijksoverheid zijn we er niet. Er zijn in totaal ongeveer 1200 overheidswebsites die aan de webrichtlijnen zouden moeten voldoen. Een wettelijke verplichting voor medeoverheden acht ik op gespannen voet staan met de eigen verantwoordelijkheid van de medeoverheden. Juist vanwege het belang dat overheidswebsites toegankelijk moeten zijn en op die manier kunnen bijdragen aan de verbetering van dienstverlening, worden de webrichtlijnen opgenomen in het Nationaal Uitvoeringsprogramma Betere Dienstverlening. In dit uitvoeringsprogramma zijn tussen kabinet en koepelorganisaties bestuurlijke afspraken vastgelegd.

In de regiegroep Dienstverlening en e-overheid zal ik nadrukkelijk de bestuurlijke partners aanspreken op de implementatie van de webrichtlijnen. Daarnaast zijn er nog twee praktische instrumenten om de voortgang van de implementatie van de webrichtlijnen te meten. Dit is de Overheid.nl monitor waarbij alle sites van gemeenten, waterschappen, ministeries en provincies naast andere aspecten ook worden getoetst op een deel van de webrichtlijnen. De gegevens uit de Overheid.nl Monitor worden gebruikt in de jaarlijkse voortgangsrapportage e-overheid aan de Tweede Kamer.

Naast deze brede monitor, gericht op de stand van zaken van digitale dienstverlening, is er ook nog een specifieke webrichtlijnenmonitor waarin transparant wordt gemaakt op welke punten websites van overheden goed en minder goed scoren. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de overheidsorganisaties om te laten zien hoe de website scoort. Hiervoor heb ik de monitor ter beschikking gesteld. Het inzichtelijk maken van de voortgang bij gemeenten draagt daarmee bij tot een verdere implementatie van de webrichtlijnen.

Ik wil dan ook niet overgaan tot het verplichten van een keurmerk voor websites die voldoen aan de webrichtlijnen. Ik vind het de verantwoordelijkheid van de website eigenaar om te bepalen hoe men laat zien dat men voldoet. De eis van een keurmerk kan bijvoorbeeld door de website eigenaar worden meegenomen in de aanbesteding van de bouw van een nieuwe website. De keuze voor een keurmerk ligt primair bij de website-eigenaar. Die bepaalt of er een keurmerk op de website moet komen te staan. Daar ligt dan ook de afweging voor de eventuele kosten die daarmee gemoeid zijn.

Ik ben wel bereid om nader in gesprek te treden met de VNG en het IPO om te bezien op welke wijze meer voortgang geboekt kan worden.

Web 2.0

Verder kwam web 2.0 aan de orde. U vroeg mij of de huidige infrastructuur voldoende basis biedt voor web 2.0.

TNO heeft getuige het rapport “Naar een User Generated State – de impact van nieuwe media voor overheid en openbaar bestuur” waargenomen dat de overheid al op bescheiden schaal is gestart om te experimenteren met de mogelijkheden van web 2.0. Steeds meer organisaties, binnen en buiten de overheid, zien de positieve kenmerken ervan en benutten die: interactie, innovatie, vraagsturing, persoonsgerichtheid, ontvankelijkheid en transparantie.

De huidige infrastructuur biedt nu al verschillende mogelijkheden om web 2.0 toepassingen daar op te ontwikkelen. Steeds meer informatie wordt op basis van open standaarden aangeboden die bijvoorbeeld door middel van widgets kan worden hergebruikt. Mijnoverheid.nl koppelt de informatie van diverse basisvoorzieningen en overheidsinstanties aan elkaar en biedt dat gepersonaliseerd aan. Ook kunnen web 2.0 toepassingen zelf toegankelijker gemaakt worden door middel van de webrichtlijnen.

Verder laat ik begin 2009 een webomgeving ontwikkelen waarin het gebruik van web 2.0 toepassingen en –concepten door de overheid centraal staat. Hierin zal ook aandacht zijn voor de inzet van de huidige infrastructuur in web 2.0 diensten van de overheid. Ik zal u hierover uitvoerig rapporteren in het al toegezegde vervolg op mijn brief van 27 oktober jl (1) in het najaar van 2009.

CIO digitale archivering

Verder zou ik u schriftelijk meer informatie geven over de CIO digitale archivering. Daarover kan ik u melden dat binnen het Rijk sinds 2006 een programma ingezet is, Informatie op Orde, om grip te krijgen op de digitale en papieren informatiehuishouding bij de departementen. Dit programma wordt aangestuurd vanuit BZK en OCW in samenspraak met de departementen en ketenpartners. Over de uitvoering van dit programma zal de Kamer begin 2009 een voortgangsrapportage ontvangen. De producten die dit programma oplevert zijn vrij te gebruiken door andere overheden. Inmiddels is hiervoor ook belangstelling getoond door de andere overheden.

Daarnaast ligt er een advies van de Raden voor Openbaar Bestuur en Cultuur op de kabinetsvisie Informatie op Orde, om met nog meer kracht de problematiek van de digitalisering aan te pakken. Momenteel heb ik samen met mijn collega van OCW een reactie in voorbereiding. Deze zal samen met de voortgangsrapportage Informatie op Orde aan de Kamer worden aangeboden.

En ten slotte is er eind 2008 een brief naar de Kamer gestuurd over de sturing op ICT-projecten binnen het Rijk. Uitgangspunt is een CIO per departement en een rijksbrede CIO, die gezamenlijk de issues rond digitalisering zullen oppakken binnen het domein van het Rijk.

Stand van zaken nieuwe paspoorten

Op uw vraag naar de uitvoering van de aanstaande wijziging van de paspoortwet kan ik u meedelen dat de formele invoering van de vingerafdrukken in de Nederlandse reisdocumenten nog op een nader door mij vast te stellen moment moet plaatsvinden. Dat het op één moment moet, en dus niet geleidelijk kan, heeft twee oorzaken. Allereerst is het voor controle doeleinden nodig dat de controlerende instanties weten welke reisdocumenten wel en welke niet voorzien zijn van vingerafdrukken. Dat wordt (wereldwijd) bekend gemaakt door aan te geven vanaf welke datum de Nederlandse reisdocumenten vingerafdrukken bevatten. De tweede reden is dat de producent van de reisdocumenten niet met twee verschillende productiestraten naast elkaar kan werken.

Voor het opnemen van de vingerafdrukken in de reisdocumenten zullen de gemeenten nieuwe apparatuur en programmatuur krijgen. Dat gaat geleidelijk, gespreid over enkele maanden. Het is mijn bedoeling om in die apparatuur en programmatuur in te bouwen dat gemeenten kunnen oefenen met het opnemen van de vingerafdrukken. Daarmee kunnen de ambtenaren van de gemeenten dus voor de formele datum van de invoering ervaring opdoen met het opnemen van de vingerafdrukken.

Drempelvrije voorwaarden OSOSS

Vanuit het programma NOiV is een onderzoek opgestart naar eventuele drempels die open standaarden opwerpen. De resultaten van dat onderzoek zullen naar verwachting in het tweede kwartaal van 2009 naar u toegezonden kunnen worden.

Registratie Niet-Ingezetenen (RNI)

Ik heb toegezegd u ook te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). De startbrief die ik aan het voorbereiden ben om u meer in detail te informeren wacht nog op de resultaten van het lopende onderzoek naar de personele en financiële consequenties van de RNI. Zodra het onderzoek begin 2009 is afgerond en basis daarvan herschikking van de benodigde financiële en personele middelen vorm heeft gekregen zal ik u de startbrief RNI toezenden.

Elektronisch Patiëntendossier

Momenteel ben ik in gesprek met de minister van VWS over de mogelijke inzet van e-overheid en de DigiD bij de invoering van het Elektronisch Patiëntendossier. Ik zal u hierover in het eerste kwartaal van 2009 informeren.

Voortgang “NUP”, Overheid.nl monitor

Een dezer dagen kunt u een brief verwachten met daarin de resultaten van de Overheid.nl monitor en de ondertekening van het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-overheid (NUP).

“Motie Heijnen – Schinkelshoek”

Begin 2009 zal er een brief naar u gezonden worden over de voortgang van de motie van de leden Heijnen en Schinkelshoek inzake toegankelijkheid e-overheid.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


1) TK 2008–2009, 29 362, nr. 143