Toespraak van minister mr. J.P.H. Donner bij het in ontvangst nemen van de WRR-verkenning `Werk en inkomsten na massa-ontslag` op dinsdag 13 januari 2009 in Den Haag

Hartelijk dank voor deze studie. De resultaten waren natuurlijk al bijna negen maanden bekend, maar het is goed dat de studie nu wordt uitgebracht. Sedert drie maanden ondervindt het bedrijfsleven in volle hevigheid de gevolgen van de financiële crisis in de wereld. De bedrijvigheid is in korte tijd scherp teruggelopen. Met enige vertraging zal die ontwikkeling gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt. Het CPB verwacht een oplopende werkloosheid naar 4½ % in 2009 en 6½ % in 2010. Dat is bijna een verdubbeling van de werkloosheid; met 200.000. Die ontwikkeling begint zich af te tekenen in de stijging van het aantal ontslagaanvragen (naar 3.300 tegen 2.000 gemiddeld per maand) en de aankondigingen van massaontslagen. Ook dan mogen we ons nog feliciteren als je berichten leest over 3 miljoen werklozen in Spanje, waar men op een werkloosheidspercentage van 16% zit ) en 2,½ miljoen meer werklozen per maand in de VS. Ook met een werkloosheidspercentage van 6½ in 2010 zitten we op het gemiddelde dat de Europese Unie op dit moment heeft.

De studie is opgezet en aangevangen in een andere tijd, toen de wereld er economisch zonniger uitzag. Het WRR-advies ‘Investeren in werkzekerheid’ waar deze studie bij hoort, ontving ik al bijna twee jaar geleden. Toen was werktijdverkorting nog iets wat de Duitse bezetter had bedacht en dat we vooral in de jaren ’80 gebruikten. Kortom een knap staaltje van timing.

Het onderzoek ‘Werk en inkomsten na massaontslag’ biedt inzichten die nu van belang zijn. De geschiedenis herhaalt zich niet. De huidige recessie is bovendien van een uitzonderlijke hevigheid. Toch is het bemoedigend om te vernemen dat twee van de drie werknemers die begin van deze eeuw (in de periode 2001-2002) hun baan bij massaontslag verloren, binnen een half jaar weer een nieuwe baan hadden.

Ouderen en vrouwen met jonge kinderen blijken minder kans te hebben om weer snel aan de slag te komen, maar andere werknemers lukt het meestal binnen redelijke termijn weer een baan te vinden die bij hun ervaring en vaardigheid aansluit. De eerste maanden vóór en ná het aangekondigde ontslag blijken daarbij cruciaal. Werknemers die snel na de aankondiging van het ontslag overstapten naar ander werk, hadden een goede kans om aan het werk te blijven en er zelfs in inkomen op vooruit te gaan. Ook wie snel een tijdelijke baan vond, blijkt beduidend grotere kans te hebben op reguliere arbeid, dan wie eerst enkele maanden een uitkering genoot.

Die ervaring sluit aan bij de eerste beelden van de arbeidsbemiddeling in de laatste maanden. De ABU meldt dat het nog steeds lukt tijdelijke werknemers snel weer onder te brengen. Dat is ook de ervaring van de mobiliteitscentra die op verschillende plaatsen in het land functioneren. Het is ook een beeld dat naar voren komt in het overleg dat ik voer met de verschillende bedrijfssectoren, met wethouders en met sociale partners over de situatie in het land en over de vraag hoe de gevolgen van de crisis voor de arbeidsmarkt het best kunnen worden aangepakt. Het levert een heel gevarieerd beeld op, zowel wat de gevolgen betreft alsook wat de aanpak daarvan betreft. Het levert ook bemoedigende voorbeelden op van de wijze waarop de problematiek nu al wordt opgepakt; bijvoorbeeld hoe een bedrijfstak erop hamert dat de certificatie van opleidingen en ervaringen zo snel mogelijk wordt ingelopen, zodat deze duidelijk vaststaan indien het nodig mocht blijken elders werk te zoeken.

In november heeft het kabinet, in het licht van de snelle omslag in de economie, besloten in regio’s die geconfronteerd werden met een snelle groei van het aantal ontslagaanvragen mobiliteitscentra in te richten, om werknemers die hun baan dreigden te verliezen zo snel mogelijk elders weer in te zetten. Daarnaast werd besloten om werktijdverkorting toe te staan aan bedrijven die van de ene op de andere dag geconfronteerd werden met een acute vraaguitval, teneinde te voorkomen dat zij overhaast zouden moeten besluiten tot beperking van de arbeidscapaciteit. Er zijn inmiddels 223 bedrijven die daar gebruik van maken voor een totaal van bijna 340.000 uren.

Werktijdverkorting heeft naar zijn aard een tijdelijk en conserverend karakter. Het biedt een oplossing voor tijdelijke vraag- en productieuitval waarvan verwacht kan worden dat deze binnen enkele weken of maanden weer terugkomt. Het tijdelijke en conserverende karakter van werktijdverkorting maakt dat het echter geen adequaat antwoord biedt op een teruggang in de economische activiteit die blijkens de ramingen van economische krimp/groei voor de komende jaren, aanzienlijk langer zal duren dan 24 weken. Ik wees al op de verwachte groei van de werkloosheid, waarbij het minder waarschijnlijk is dat het grootste deel van de werknemers die hun baan verliezen, dte na verloop van tijd weer bij dezelfde werkgever op zullen kunnen vatten. De huidige economische neergang komt bovenop andere trendmatige veranderingen in de schaarste van grondstoffen, water, energie, voedsel, natuur en klimaat, en ook bovenop de voortgaande globalisering. Een conserverende aanpak is tegen deze achtergrond minder geëigend om goed door de huidige neergang te komen en er sterker uit te komen. Ook de vergrijzing en het groeiend arbeidstekort gaan onverminderd door. De werkloosheid onttrekt dat even aan het gezicht, maar zodra de groei weer aantrekt wordt dat en knellende beperking bij het herstel.

Nederland zal de gevolgen van de financiële crisis niet tegen kunnen houden en zal er niet op eigen kracht uit kunnen komen. Een aanpak van: ‘De luiken dicht, de lading vastsjorren en de economische storm uitzitten’ biedt daarom geen perspectief. Willen we de crisis goed doorstaan en er zo sterk mogelijk uit komen dan moet het beleid niet gericht zijn op afscherming van de gevolgen van de crisis, maar op versterking van de weerbaarheid om daar mee om te gaan. Veranderingen die nodig zijn moeten niet worden uitgesteld tot de economie weer op orde is, maar moeten naar voren gehaald worden opdat er optimaal van geprofiteerd kan worden als de economie weer aantrekt.

Weerbaarheid bij het omgaan met de gevolgen van de crisis en economische schokken die daar mogelijk nog op volgen, vergt voor alles versterking van het aanpassingsvermogen – van de economie, van bedrijven en van werknemers. Maar aanpassingsvermogen vergt vertrouwen, zekerheid, stabiliteit en samenwerking als noodzakelijke voorwaarden, en het vergt perspectief en richting om te voorkomen dat het vervalt in veranderen om het veranderen.

In het kort zal het er om gaan om nieuwe economische vraag en behoeften om te zetten in werk; werk drempelloos om te zetten in werkgelegenheid, en werkgelegenheid snel te ‘matchen’ met beschikbare arbeid. Niet werkgelegenheid behouden waar geen werk meer is, maar werkgelegenheid scheppen van werk dat ontstaat. Dat sluit aan bij de beelden die uit dit onderzoek naar voren komen. De grote uitdaging in de in de eerstkomende tijd zal zijn om mensen naar ander werk te begeleiden; het liefst nog vóór ze werkloos worden. En als mensen toch werkloos worden, moeten zij niet op eigen kracht teruggeworpen worden en zal er begeleiding, scholing en de mogelijkheid van omschakeling naar andere sectoren moeten zijn. Daar is ook perspectief op; er is nog steeds een aanzienlijk aantal openstaande vacatures. Er is een groeiend structureel arbeidstekort – nu al in sectoren als onderwijs en zorg – en de vervangingsvraag zal in de komende jaren hoog zijn.

Mobiliteit op de arbeidsmarkt is de sleutel bij de aanpak van de economische gevolgen van de crisis. De bereidheid daartoe hangt samen met een aantal randvoorwaarden zoals effectieve en snelle bemiddeling en begeleiding; zicht op waar de vraag naar arbeid bestaat; effectieve van-werk-naar-werk trajecten; beschikbare scholing en omscholing; een omvattend en activerend sociale zekerheidsnet. Het vergt voorts aandacht voor werknemers die hun baan verliezen en werkgevers die een deel van hun bedrijf moeten sluiten. Massaontslag komt altijd hard aan. Niet alleen economisch, maar ook sociaal en emotioneel. Het vergt tenslotte voortdurende aandacht voor de mate waarin de gevolgen van de crisis de inkomenspositie van kwetsbare groep op de arbeidsmarkt raken. Het gaat erom een evenwicht te vinden tussen het bieden van nieuwe zekerheden en het vragen van een bijdrage om uit de crisis te komen. Mensen moeten er niet alleen voor staan.

We staan voor de noodzaak om thans, na de opvang van het abrupte begin van de recessie een beleid te ontwikkelen dat geschikt is om de weerbaarheid en het aanpassingsvermogen van de Nederlandse economie, en van wie daarin werken, te versterken. Het gaat dan om van-werk-naar-werk trajecten, arbeidsmobiliteit, scholing en omscholing, nieuwe zekerheden en flexibiliteit. We moeten niet werkgelegenheid behouden waar geen werk meer is, maar werkgelegenheid maken waar nog werk is of waar nieuw werk ontstaat – en de overstap naar die nieuwe banen zo goed mogelijk faciliteren. Vasthouden aan wat je hebt, is begrijpelijk. Maar voorliggende studie laat zien dat het geen oplossing biedt en schadelijk is voor de betrokken werknemers.

Evenzo wil ik waarschuwen tegen de gedachte die ik ook weer besluister, dat we het beschikbare werk moeten verdelen en ouderen versneld moeten laten uitstappen. Dat is ‘penny wise, pound foolish’. Het verscherpt de problematiek rond de pensioenen en miskent dat we die ouderen vanaf de eerste opleving van de economie weer hard nodig hebben. Het groeiend structureel arbeidstekort verdwijnt niet in de huidige economische neergang. De inspanningen om daar zo goed mogelijk door en er zo sterk mogelijk uit te komen, zouden tevergeefs zijn als de economie al vrij snel bij een inzettend herstel weer zou vastlopen in de grenzen van de arbeidscapaciteit. Streven blijft dan ook onverminderd: behoud van ouderen voor de arbeidsmarkt, uitbreiding van deeltijdarbeid en participatie van mensen met een arbeidsbeperking of met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

Dames en heren, ik rond af.

Langs de hier geschetste lijnen zullen we in de eerstkomende tijd het verschijnsel van massaontslag moeten aanpakken om te voorkomen dat het massawerkloosheid wordt. De economische crisis versterkt het belang van een goed functionerende arbeidsmarkt, waar werknemers zonder belemmeringen kunnen overstappen tussen sectoren en blijvend inzetbaar zijn.

Ik dank de WRR voor deze verkenning. Zij geeft aan dat we ook in eerdere perioden in staat zijn geweest om ontslagen op grote schaal te absorberen en betrokkenen in korte tijd weer elders in te zetten. Dat Sociale Zaken en Werkgelegenheid de studie echt waardeert, moge blijken wel uit het feit dat een van de auteurs, de heer Scheele kort na de presentatie van de onderzoeksresultaten in dienst is gekomen bij het departement. Mag hij zelf eens ondervinden hoe plooibaar de werkelijkheid is voor wetenschappelijke bevindingen.

Hartelijk dank.