Brief aan de Tweede Kamer over de motie Schinkelshoek inzake Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens

Het kabinetsstandpunt inzake het Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens[1] (NIRM) is op 2 en 18 december 2008 met uw Kamer besproken. Op 2 december 2008 is overlegd met de Commissie BZK[2] en op 18 december 2008 vond een plenaire vergadering plaats. Op laatstgenoemde datum is een motie[3] van het lid Schinkelshoek aanvaard. In de motie wordt de regering verzocht om bij de uitwerking van de Paris Principles, bij wijze van alternatief, uitdrukkelijk te onderzoeken of de benoemde taken – advisering, toezicht, internationale samenwerking, onderzoek, onderwijs, voorlichting en training – ondergebracht kunnen worden bij bestaande instellingen en organisaties.

Het kabinet streeft naar het verkrijgen van de A-status binnen VN-verband. Hiertoe toetst het bureau van de Hoge Commissaris van de mensenrechten of het aanvragende land voldoet aan de Paris Principles. In deze beginselen worden de taken en functie van het NIRM beschreven. Globaal komen de taken overeen met de opsomming in de motie.

Het kabinet heeft, onder leiding van mijn ministerie, een interdepartementale stuurgroep opgericht die, in overleg met de Nationale Ombudsman, de voorzitter Commissie Gelijke Behandeling, de voorzitter Commissie Bescherming Persoonsgegevens en de directeur van het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten, de concrete consequenties van de inrichtingseisen uit het kabinetsstandpunt NIRM uitwerkt en de realisatie van het NIRM voorbereidt.

De nadere invulling van de taken van het NIRM zal eveneens worden uitgewerkt door de stuurgroep. Door het NIRM te verbinden aan het bureau van de Nationale Ombudsman kunnen diverse facilitaire voorzieningen mede gebruikt worden door het NIRM. Deze verbinding heeft dan ook nog steeds de voorkeur van het kabinet.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst


[1] Kabinetsstandpunt 1266100809tkkst31700VII-55

[2] Tweede Kamer 2008-2009, 31700 VII, nr 55

[3] Tweede Kamer 2008-2009, 31700 VII, nr. 52