Antwoorden op kamervragen van Van der Vlies over het snel leegruimen van woonruimte in verpleeg- en verzorgingshuizen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ-K-U-2908793

11 februari 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van der Vlies (SGP) over het snel leegruimen van woonruimte in verpleeg- en verzorgingshuizen (ingezonden 21 januari 2009).

Hoogachtend,
de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

Vraag 1

Herinnert u zich uw uitspraak in een recent debat over zorgzwaartepakketten 1) dat het alleen in bijzondere gevallen niet zou lukken om binnen dertien dagen na overlijden een kamer leeg te ruimen na het overlijden van een familielid?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Richtte uw uitspraak zich alleen op kamers in een verpleeghuis of ook op zelfstandige woonruimte in een verzorgingshuis?

Antwoord 2

Mijn uitspraak richtte zich op de gehele sector verpleging en verzorging. Het onderscheid tussen verpleeg- en verzorgingshuizen verdwijnt meer en meer, zowel qua geleverde zorg als qua zorgzwaarte van de cliënten.

Vraag 3

Bedoelde u met deze uitspraak dat die dertien dagen volledig voor de nabestaanden beschikbaar zijn om de kamer of woonruimte leeg te maken, of betreft het in uw ogen een termijn die gedeeltelijk is bedoeld voor de nabestaanden, en gedeeltelijk voor het verzorgingstehuis en de nieuwe bewoners om de woonruimte weer gereed te maken voor bewoning en in te richten?

Antwoord 3

De 13 dagen zijn bedoeld voor de bekostiging van de periode vanaf de dag na het overlijden van de ene cliënt tot aan de herbezetting door een volgende cliënt.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het ongewenst is dat nabestaanden nog voor de begrafenis de kamer moeten leegruimen, en dat het ongepast is wanneer nabestaanden hiertoe toch worden gedwongen, al dan niet met een boeteclausule?

Antwoord 4

Ik ben van mening dat in de bekostiging met 13 dagen doorbetaling na overlijden wordt voorzien in een adequate vergoeding voor de kosten die de instelling moet maken. Het is aan de instelling om binnen deze bekostiging en rekening houdend met de gevoelens van de familie van de overleden bewoners te komen tot een goede regeling van het ontruimen (en vervolgens opnieuw bezetten) van de kamers. Ik ben van mening dat niet alles via landelijke (bekostigings)-regels kan worden geregeld. Partijen hebben hun verantwoordelijkheid om binnen de (bekostigings)-regels te zoeken naar een adequate oplossing en doen dat ook blijkens de door ActiZ en LOC opgestelde model zorgverleningsovereenkomst die voorziet in 7 dagen voor de ontruiming van de kamer door de nabestaanden van de overleden cliënt. Daarmee wordt het mogelijk gemaakt om de kamer na de begrafenis te ontruimen. De model overeenkomst kan niet worden afgedwongen, maar zal naar verwachting wel de norm gaan vormen voor de sector verpleging en verzorging. Wijziging van de zorgverleningsovereenkomsten zal met de cliënten en/of de cliëntenraden besproken moeten worden.

Vraag 5

Is het waar dat de zorgaanbieder zelf mag bepalen hoeveel dagen er worden gegund? Betekent dit dat nabestaanden volledig afhankelijk zijn van de mogelijkheden en de welwillendheid van zorgaanbieders en in het uiterste geval zelfs verplicht kunnen worden binnen enkele uren of dagen de kamer of woning leeg te maken?

Antwoord 5

In veel zorgverleningsovereenkomsten staan nu ook al termijnen van enkele dagen genoemd voor de ontruiming van kamers of appartementen. In de praktijk leidt dit meestal niet tot problemen, indien dit in goed overleg met de nabestaanden gebeurt. Daar waar naleving van de regels leidt tot onredelijke situaties, nemen veel instellingen enige dagen onbetaalde leegstand in hun totale exploitatie voor hun rekening.
Welwillendheid van zorgaanbieders is geen gebod, maar wel een onderdeel van overleg met de cliëntenraad. De model overeenkomst van LOC en ActiZ is - zoals hiervoor vermeld bij het antwoord op vraag 5 - niet afdwingbaar. Wel is het zo dat de instelling zich moet houden aan de eigen zorgverleningovereenkomst die wordt afgesloten met de cliënten.

Vraag 6

Wat is in dat licht uw oordeel over een zorgaanbieder die een termijn van drie dagen na overlijden hanteert? 2) Vindt u dit - mede in het licht van de motie-Van der Vlies 3) - een redelijke termijn?

Antwoord 6

Ik ben van mening dat een ontruiming van de kamer binnen drie dagen niet in alle gevallen een redelijke termijn zal zijn. Ik ben dan ook blij met de model zorgverleningsovereenkomst van ActiZ en LOC, waarin binnen de 13 dagen 7 dagen worden bestemd voor de nabestaanden.

Vraag 7

Wie is verantwoordelijk voor het toezicht op de redelijkheid van de te hanteren termijnen voor het leegruimen van kamers en zelfstandige woonruimten?

Antwoord 7

De termijnen voor het leegruimen zullen worden opgenomen in zorgverleningsovereenkomsten die instellingen met cliënten afsluiten. Daarbij is er een rol voor cliënten en cliëntenraden om toe te zien op redelijke termijnen. Bij de keuze voor een bepaalde instelling kan de termijn voor het ontruimen van de kamer een van de elementen zijn die daarbij een rol spelen. Ook het zorgkantoor kan bij de zorginkoop sturend optreden.

Vraag 8

Indien de termijn van dertien dagen niet volledig voor de nabestaanden beschikbaar is, hoe reëel is het dan te verwachten dat de richtlijn van ActiZ, die nabestaanden zeven dagen geeft, met name in een situatie van zelfstandige woonruimte, voldoende is om na de begrafenis binnen de termijn de woonruimte leeg te maken?

Antwoord 8

Het is aan de instelling om rekening houdend met de gevoelens van de familie van de overleden bewoners te komen tot een goede regeling van het ontruimen (en vervolgens opnieuw bezetten) van de kamers. Indien blijkt dat in specifieke situaties 7 dagen onvoldoende is om de kamer te ontruimen, kan de instelling er voor kiezen om een snelle herbezetting te bevorderen door de oplevering van de kamer voor de nieuwe bewoner te versnellen. Ik heb ook een voorbeeld gehoord van een instelling die in overleg met een verhuisbedrijf zorgt voor tijdelijke opslag van de inboedel van de overleden cliënt.
Extra leegstandsdagen kunnen eventueel ook binnen de totale exploitatiekosten van de instelling worden opgenomen, net zoals verpleeghuizen dat in het verleden deden toen de bekostiging de dag na overlijden stopte en ook zij met enige dagen leegstand te maken hadden.

Vraag 9

Deelt u de mening dat niet mag worden gewacht tot de resultaten van de in het debat over zorgzwaartepakketten toegezegde monitor beschikbaar zijn, voordat er maatregelen worden getroffen om nabestaanden de ruimte te geven om pas na de begrafenis de kamer of woonruimte leeg te maken?

Antwoord 9

Ik ben van mening dat de sector zelf kan voorzien in een invulling van het beleid van ontruimen van kamers en appartementen na overlijden, getuige ook de
modelovereenkomst van ActiZ en LOC.

Vraag 10

Welke actie onderneemt u nu reeds om deze situatie op korte termijn te verbeteren en nabestaanden een langere termijn te gunnen dan de 7 dagen uit de richtlijn?

Antwoord 10

Ik zal zoals toegezegd de ontruiming van kamers en appartementen na overlijden monitoren. Omdat ik de sector de gelegenheid wil geven om dit zelf te regelen, heb ik geen acties op korte termijn in voorbereiding.

1) Kamerstukken II, 26 631, nr. 288, nr. 25.
2) ‘Kamer overleden bewoner pas na een week leegruimen’, TVV-online.nl, 14 januari 2009.
3) Kamerstukken II, 31200 XVI, nr. 70.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Agema, ingezonden 20 januari 2009 (vraagnummer 2009Z00821 / 2080910260)