Antwoorden op kamervragen van Langkamp over de noodzaak van meer jongerenwerkers

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJenG-K-U-2912071

12 maart 2009

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over de noodzaak van meer jongerenwerkers (2009Z02023/2080912390).

De minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over de noodzaak van meer jongerenwerkers (2009Z02023/2080912390).

Vraag 1

Wat is uw reactie op de berichten dat een investering in het jongerenwerk volgens de welzijnsector noodzakelijk is? 1)

Vraag 2

Bent u het eens met de oproep van de Brancheorganisatie MOgroep Welzijn & Maatschappelijke ondersteuning, de vakbond Abvakabo, beroepsorganisatie BV Jong en Nederlands Jeugdinstituut NJI dat een verdubbeling van het jongerenwerk in Nederland noodzakelijk is? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1 en 2:
Het jongerenwerk is gedecentraliseerd naar gemeenten, dat was zo in de Welzijnswet en dat is met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zo gebleven. Gemeenten zijn verantwoordelijk om op de lokale omstandigheden afgestemde activiteiten en voorzieningen voor jongeren te scheppen. Middelen van het Gemeentefonds kunnen hiervoor worden ingezet.
Voor de positie van het jongerenwerk op lokaal niveau heb ik recent aandacht gevraagd bij de voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ze heeft toegezegd dit onderwerp onder de aandacht van haar leden te brengen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het jongerenwerk bij uitstek het middel is om jongeren te bereiken vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin? Kunt u uw standpunt toelichten?

Vraag 4

Deelt u de mening dat een preventieve inzet van het jongerenwerk uiteindelijk een besparende factor kan zijn op de jeugdhulpverlening?

Vraag 5

Hoeveel jongerenwerkers zijn er momenteel in Nederland? Kunt u een overzicht geven van het aantal jongerenwerkers per gemeente en de bedragen die de afzonderlijke gemeenten hieraan jaarlijks besteden?

Vraag 6

Deelt u de mening dat jongerenwerkers een belangrijke preventieve rol kunnen hebben in buurten en wijken voor jongeren en gezinnen?

Antwoord 3, 4, 5 en 6:
Het jongerenwerk kan een belangrijke preventieve rol vervullen in buurten en wijken. Een professioneel jongerenwerker zoekt jongeren op, spreekt hun taal, weet hun vertrouwen te winnen en kan een goede vertaalslag maken naar wat jongeren nodig hebben en hen zo nodig verwijzen naar hulpverlenende instanties.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. Gemeenten dragen er zorg voor dat het centrum optimaal aansluit bij de behoefte van de ouders en jeugdigen èn bij de in de gemeente bestaande infrastructuur waaronder het jongerenwerk. Het is dus aan gemeenten om te bezien op welke wijze de doelgroep jongeren het beste bereikt kan worden vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin en welke rol het jongerenwerk daarbij kan spelen. Om gemeenten daarbij te ondersteunen, wordt in de zogenoemde Gereedschapskist CJG ook een handreiking opgenomen over mogelijke manieren om jongeren te bereiken.

Mij staan geen gegevens beschikbaar over het aantal jongerenwerkers per gemeente en de bedragen die de afzonderlijke gemeenten daaraan besteden.

Vraag 7

Is het waar dat er een groeiende vraag is naar jongerenwerkers? Zo ja, wat gaat u doen om aan deze vraag te voldoen?

Vraag 8

Waarom bent u niet van plan om meer te investeren in het jongerenwerk? Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat er door het kabinet wel extra geïnvesteerd wordt in meer straatcoaches voor Marokkaans-Nederlandse jongeren?

Vraag 9

Kunt u toelichten waarom gemeenten aangeven over onvoldoende middelen te beschikken om te kunnen investeren in jongerenwerk?

Antwoord 7, 8 en 9:
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 1 en 2 is het aan de lokale politiek om de gedecentraliseerde beleidsverantwoordelijkheid in te vullen en te zorgen voor eigentijds jongerenwerk.
In de beleidsbrief van 30 januari jongstleden over de aanpak van Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren wijst het kabinet op het belang om jongeren op een positieve manier aan te spreken met bijvoorbeeld sport- en sociaal-culturele voorzieningen. De extra middelen in die brief voor straatcoaches zijn aanvullend op de reguliere geldstromen naar gemeenten en specifiek bedoeld om overlast door Marokkaans-Nederlandse probleemjeugd tegen te gaan.

1)
Brabants Dagblad, 5 februari 2009: “Geen extra geld voor jongerenwerkers”
BN/De Stem op 05 februari 2009: “Terug van weggeweest: de jongerenwerker”
MOgroep.nl, “Vernieuwd jongerenwerk broodnodig”