VNG Belastingcongres

Toespraak gehouden door staatssecretaris Jan Kees de Jager op 25 maart 2009 te Veldhoven.

Dames en heren,

Geld speelt een rol, luidt de titel van dit congres.
Daarmee verklaart u zich oneens met heer Bommel, die immers het tegendeel beweerde. Hij genoot van het goede in het leven, en het maakte hem niet veel uit wat dat kostte.

Dat is een houding die overheden inderdaad niet past. Onze taak, zowel van het Rijk als gemeenten is, om het leven goed te maken voor onze burgers. Maar geld speelt daarbij wel degelijk een rol. Omdat het immers geld is dat door de burger zelf is opgebracht. Dat geld een rol speelt, is op mijn ministerie natuurlijk een vanzelfsprekendheid. Geld is onze core business.

Er zijn voor ons ministerie eigenlijk twee hoogtepunten in het jaar aan te wijzen: het meest in het oog springend is natuurlijk prinsjesdag, wanneer de nieuwe begroting en belastingplan wordt gepresenteerd. Het andere hoogtepunt is misschien wat minder opvallend. Dat is de aangifteperiode, waar we nu middenin zitten. Op dit moment hebben we ongeveer 4 miljoen aangiften ontvangen. Veel mensen realiseren zich niet wat een enorme organisatie en systematiek schuilgaat achter dit proces. Maar de laatste maanden hebben we onze handen met name vol gehad met, u raad het al, de economische crisis.

Eerst maar even een terugblik.

De onrust op de financiële markten begon eigenlijk met te risicovolle hypotheken in de Verenigde Staten. Superbelegger Warren Buffet sprak van een “economic Pearl Harbor”. Burgers konden niet meer aan hun betalingsverplichtingen voldoen. Banken kwamen hierdoor in grote problemen. De angst brak uit dat de nog wél betalende huizenbezitters hun hypotheeklasten ook niet meer zouden kunnen opbrengen.

Deze financiële dreiging sloeg over naar Europa (en de rest van de wereld). Ook hier bleken financiële instellingen beleggingen te hebben in risicovolle producten. Banken kwamen in de problemen. De onrust sloeg toe.

Burgers en bedrijven begonnen zich af te vragen of ze financiële instellingen nog wel konden vertrouwen. En financiële instellingen vroegen zich af of ze elkaar nog wel konden vertrouwen. Geld rolde ineens niet meer. Mensen probeerden hun geld massaal veilig te stellen.

Vertrouwen is een bijzonder begrip: het is niet tastbaar, er zit veel psychologie bij. Maar er is wel degelijk een relatie met de ‘echte wereld’. ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard’, zoals de Oudhollandse wijsheid luidt. Het vertrouwen moet ergens op gebaseerd zijn.
Als die basis onder vuur ligt, neemt de psychologie de overhand en is het gedaan met het vertrouwen. Met alle gevolgen van dien, zoals we nu aan den lijve ondervinden.

Dan moet je als overheid ingrijpen, en dat hebben we gedaan zoals u weet. Ook voor mij waren de laatste maanden bijzonder. Ik heb in verband met de kredietcrisis enkele bijzondere ervaringen mogen hebben in de laatste maanden, toen ik mocht waarnemen voor minister Bos.

Ik herinner me goed dat ik samen met de minister-president, de minister van Financiën en de president van De Nederlandsche Bank in een vliegtuig stapte naar Brussel om die finale deal te sluiten in verband met Fortis. Het was een donderdagavond. Weinigen waren op de hoogte van deze geheime operatie.

Op de residentie van de Belgische premier Leterme werd stevig onderhandeld. In de vroege ochtenduren van de vrijdag werd de overeenkomst beklonken. Balkenende, Bos en Wellink vlogen ‘s middags terug naar Nederland.
Met een aantal adviseurs werden vervolgens nog de contracten opgesteld. En in de loop van de middag kon het koopcontract worden ondertekend.

Doordat ik nog het enige aanwezige Nederlandse kabinetslid was, mocht ik de laatste puntjes op de i zetten bij de onderhandelingen over de voorwaarden.
Uiteindelijk kon ik de handtekening zetten onder een bedrag van 16,8 miljard euro. Het Nederlandse onderdeel van Fortis alsmede ABN-AMRO was daarmee in handen van de Nederlandse staat gekomen.

Een vraag die vaak gesteld wordt, is waarόm we miljarden investeren in de financiële sector? Wat hebben we hier als burgers en bedrijven aan?

Het is van het grootste belang dat het geldverkeer niet in gevaar komt. Als er geen betalingen meer gedaan kunnen worden, ontstaat er chaos. Zonder (systeem)banken valt de financiële infrastructuur weg. Bedrijven krijgen dan geen geld meer uitgekeerd. U krijgt dan geen loon meer. U kunt uw rekeningen dan niet meer betalen. U kunt dan geen boodschappen meer doen. Etc.. Dat is wat er gebeurt als alle vertrouwen wegvalt.

Dat is een situatie die per se voorkomen diende te worden. Niet-ingrijpen in de financiële sector was en is echt ondenkbaar!

In november mocht ik in Washington de G20-top bijwonen. Vertegenwoordigers die samen 90% van de wereldeconomie vertegenwoordigen zaten hier aan tafel. Drie speerpunten heb ik gemarkeerd bij onze Nederlandse inbreng:

  • de noodzaak tot een verbeterd toezicht, met daarbij een prominentere rol van de Bretton Woodsinstellingen (het IMF en de Wereldbank),
  • het tegengaan van perverse prikkels (zoals die bonussen welke uitsluitend gebaseerd zijn op korte termijn winsten zonder rekening te houden met lange termijn stabiliteit),
  • en tenslotte de noodzaak van vrije wereldhandel, toegeven aan de roep tot protectionisme zou de situatie alleen maar verergeren. In dat kader heb ik ook opgeroepen tot een snelle hervatting en succesvolle afronding van de besprekingen over een nieuw handelsakkoord (de zogenaamde Doha ronde die nu al zeven jaar bezig is).

In de slotverklaring zijn de elementen zoals door Nederland ingebracht goed herkenbaar als onderdeel van de leidende principes. Daartoe zijn de G20 landen een commitment aangegaan om snel actie te ondernemen en het in de slotverklaring genoemde beleid ook daadwerkelijk te implementeren.

Op 13 en 14 maart vond in Londen een bijeenkomst plaats van de Ministers van Financiën en centrale bank presidenten van de G20. Ook daar mocht ik Nederland vertegenwoordigen.

Twee onderwerpen voerden de boventoon tijdens de bijeenkomst:

  1. het herstellen van de economische groei en het weer op gang brengen van de kredietverlening.
  2. Het versterken van de financiële sector

Sinds de bijeenkomst in Washington zijn de negatieve gevolgen voor de reële economie steeds sterker geworden. Een gezamenlijke aanpak is nodig om een wereldwijde recessie te bestrijden. Daarbij is een groot aantal afspraken gemaakt. Ik noem er drie:

  • We moeten protectionisme bestrijden. De internationale gemeenschap moet niet de fouten uit het verleden maken, waarbij landen hun toevlucht nemen in nationalisme en zich afkeren van internationale handel en samenwerking.
  • Alle landen zijn bereid om alles te doen opdat de financiële sector kan blijven functioneren. Dit gebeurt via liquiditeitssteun, kapitaalinjecties en het aanpakken van de besmette assets.
  • Alle landen leveren een belangrijke bijdrage aan het economisch herstel door budgettaire stimulering. Het IMF is gevraagd om een overzicht maken van de maatregelen die zijn genomen.

Dit is echt een tijd dat historische gebeurtenissen zich opstapelen. Ook in minder vrolijke zin: de belastingopbrengsten zijn volgend jaar 25 miljard euro lager dan we een aantal maanden geleden nog dachten. En dan heb ik het nog niet gehad over de lagere aardgasopbrengsten en de hogere uitgaven. Per saldo een verslechtering van de overheidsfinanciën met iets minder dan 40 miljard euro.

Ons wacht een uitdaging om het slechte financiële beeld binnen een concreet tijdpad te verbeteren zonder daarbij de economie extra pijn te doen.
Een moeilijke, maar naar mijn idee zeer zeker geen onmogelijke discussie. Problemen zijn er genoeg. Het is de kunst te zoeken naar oplossingen.

En gisteren hebben we een akkoord kunnen sluiten over het pakket crisismaatregelen.

Het pakket aan maatregelen is bedoeld om de economie draaiende te houden. Het kabinet stimuleert de economie door investeringen in de arbeidsmarkt, onderwijs en kennis, duurzaamheid en innovatie, energie, infrastructuur en woningbouw en liquiditeitsverruiming voor het bedrijfsleven. We stimuleren de economie in de jaren dat dit noodzakelijk is. In 2011 zal, als de economie dat toelaat, een begin gemaakt worden met het herstel van de overheidsfinanciën. Daarnaast zijn er in het akkoord ook afspraken gemaakt over maatregelen die goed zijn voor de lange-termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

Eén van de maatregelen voor bedrijven om sterker uit de crisis te komen is een extra regeldrukvermindering van 1 miljard euro.

We hebben gekozen voor maatregelen waarmee we snel aan de slag kunnen.

We vereenvoudigen de wet- en regelgeving voor het aannemen en in dienst hebben van personeel en verminderen de administratieve rompslomp rond 'kleine baantjes'. Het doen van loonaangifte wordt eenvoudiger gemaakt. Dit bespaart zowel de ondernemers als de Belastingdienst veel rompslomp. De loonsomheffing is hiermee weer een stap dichterbij. Het mooie aan dit pakket is dat het het bedrijfsleven 1 miljard euro oplevert, terwijl het de belastingbetaler niets extra's kost.

Ook verdwijnt de verplichting voor MKB-bedrijven met minder dan 10 werknemers en een omzet van minder dan 1 miljoen euro om een jaarrekening op te stellen.

Ook gemeenten blijven de ongemakken van de crisis niet bespaard. Daar hoeven we geen doekjes om te winden. Er zullen meer mensen een beroep doen op de bijstand. Ook kan de OZB-opbrengst dalen.

Gemeenten merken dus dezelfde gevolgen als het Rijk, meer uitgaven en minder ontvangsten.
Wat we in de rijksbelastingen in ieder geval niet zullen doen is bij gaan heffen. Daarmee bewijs je een economie die in een diepe recessie zit bepaald geen dienst, integendeel. Door nu niet bij te gaan heffen, ondersteunen we de economie. Met de automatische stabilisatie van de belastinginkomsten is in 2009 en 2010 een bedrag gemoeid van ca. 65 miljard.

Het zou goed zijn als gemeenten – en ik weet dat dat pijn zal doen op de gemeentebegroting – ook de verleiding zullen kunnen weerstaan om bij te heffen. In de moeilijke financiële situatie waarin veel burgers en bedrijven zich nu bevinden is dat van groot belang, ook om te voorkomen dat steeds meer burgers zich afkeren van de politiek en overheid.

Degenen die de gevolgen van de crisis het eerst en hardst voelen zijn ondernemers. Zij zijn degenen die het merken als men de hand op de knip houdt.

Paradoxaal genoeg is naar mijn overtuiging die groep die nu het hardst getroffen wordt ook de groep die ons uit de crisis kan trekken. De financiële crisis doet een uiterst beroep op ons creatief vermogen. Het vermogen tot innovatie is bij uitstek iets dat je tegenkomt bij ondernemers. Innoverend vermogen en creativiteit zijn bijna synoniem met ondernemerschap. Ondernemen, dat is oplossingen bedenken, kansen zien en grijpen en aanpakken.

Bevordering van ondernemerschap is juist nu heel belangrijk. Ik ben daar al een paar jaar mee bezig. Pakt u het laatste Belastingplan er nog maar eens bij: daar zitten veel maatregelen in die ondernemerschap bevorderen.

Een ander punt, naast ondernemerschap, dat belangrijk is in deze crisis is vertrouwen. Dat is essentieel voor het functioneren van de economie. Vertrouwen kun je als overheid onder andere bevorderen door middel van transparantie. En voor de goede orde: dat is dus iets heel anders dan blind vertrouwen, een vertrouwen gebaseerd op het niet snappen hoe het in elkaar zit, wat één van de oorzaken is van de huidige mondiale financiële crisis.

Vertrouwen opbouwen door, over en weer, belastingdienst en belastingplichtige, transparant te zijn, waardoor bij het toezicht een verschuiving kan optreden van wantrouwen naar vertrouwen.

Dat heet bij de Belastingdienst ‘Horizontaal Toezicht’. De Belastingdienst heeft intussen al de nodige ervaring opgedaan met horizontaal toezicht en dat bevalt goed, voor alle partijen. De Belastingdienst is in 2005 voor de belastingheffing een pilot gestart voor horizontaal toezicht.

Het doel is om in wederzijds vertrouwen te komen tot een goede, open relatie tussen de Belastingdienst en de cliënt, waarin snel zekerheid kan worden geboden, gewerkt wordt in de actualiteit en waarbij minder intensief toezicht achteraf noodzakelijk is.

We hebben inmiddels ervaring opgedaan met horizontaal toezicht bij grote bedrijven, bij middelgrote ondernemingen en bij het MKB.

Bij grote ondernemingen wordt aan horizontaal toezicht invulling gegeven door het sluiten van handhavingsconvenanten. Zo’n handhavingsconvenant is een afspraak over de wijze en de intensiteit van het toezicht. Het komt erop neer dat de onderneming de Belastingdienst vooraf informeert over alle voorziene fiscale risico’s. De Belastingdienst geeft dan direct zekerheid over de fiscale gevolgen daarvan. Zo weet iedereen meteen waar hij aan toe is. Die zekerheid is voor beide partijen erg prettig. Doordat je werkt aan onderling vertrouwen kan het toezicht achteraf minder frequent en intensief. Dat geeft minder administratieve lasten. De pilot was dan ook een groot succes. En had een positieve invloed op ons vestigingsklimaat. Daarom heb ik het vorig jaar ook sterk uitgebreid.

Bij de middelgrote ondernemingen is ook een rol weggelegd voor de intermediairs zoals accountants en belastingadviseurs. Zowel wat betreft de externe controle bij individuele bedrijven als de ontwikkeling van mogelijke standaardonderdelen van de interne beheersing.

Bij het MKB zijn de brancheorganisaties en de intermediairs onze gesprekspartners. We werken daar aan convenanten waarin we knelpunten per branche oplossen.

Horizontaal toezicht bespaart een onderneming veel tijd, geld en onnodig risico. Het geeft rechtszekerheid en stabiliteit.

En die komen voort uit vertrouwen dat je in elkaar durft te stellen. En, dankzij goede en heldere afspraken met elkaar, kun je dat vertrouwen ook in elkaar stellen.

We werken nu ook met gemeenten samen met horizontaal toezichtconvenanten. Met Venlo, Hardenberg en Oud-Beijerland hebben we al een convenant. In mei gaan we het vierde convenant met een gemeente tekenen.

De Belastingdienst is met deze vorm van toezicht trendsettend in de wereld. Zo hoorde ik laatst dat ook Zuid-Korea het concept van horizontaal toezicht van ons gaat overnemen.

Horizontaal toezicht is ook een voorbeeld van hoe de Belastingdienst erin slaagt om het makkelijker te maken voor belastingplichtigen, in dit geval voor bedrijven en andere organisaties. Voor burgers doen we dat ook, met de Vooringevulde Aangifte waarmee we dit jaar succesvol zijn gestart.

Daarvoor is het nodig om innoverend te zijn. Innovatie en vereenvoudiging gaan eigenlijk hand in hand. Automatisering kan – als je het goed inzet – ons leven echt makkelijker maken.

Een mooi voorbeeld daarvan, waarvan gemeenten het gemak ondervinden, is de Basisregistratie WOZ. Die is gestart op 1 januari van dit jaar.

We gaan dit jaar regelen dat gemeenten de gegevens niet meer aan alle instanties hoeven aan te leveren. Gemeenten hoeven dan alleen nog maar hun WOZ-gegevens aan die zogenaamde landelijke voorziening aan te leveren, die gaat fungeren als doorgeefluik van de gegevens naar de afnemers, zoals de Belastingdienst en de waterschappen. Dat ontlast gemeenten van de nodige rompslomp. Bovendien kunnen de toekomstige gebruikers van de WOZ- waarde – en daar kom ik zo op – bij die landelijke voorziening terecht, zodat gemeenten niet extra bevraagd worden naar WOZ-waarden.

Tot 1 januari bood de Wet WOZ maar heel beperkt mogelijkheid om WOZ-waardegegevens te verstrekken, namelijk alleen aan overheden die deze waardes gebruikten voor belastingheffing. Met de komst van de Basisregistratie waarde onroerende zaken kunnen gegevens aan alle bestuursorganen worden verstrekt. Er moet wel een wettelijk voorschift ten grondslag liggen aan de verstrekking van de gegevens. Bijvoorbeeld de notaris zou toegang kunnen krijgen. Ik ben voornemens dat dit jaar te regelen.

Er is gevraagd om een verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde. Met name met het oog op fraudebestrijding. Daarbij moeten we ons realiseren dat de WOZ-waarde een persoonsgegeven is.

Het zegt iets over iemands individuele fiscale positie bij een onroerende zaak. Omdat het waardegegeven een rol speelt bij de vaststelling van iemands belastingschuld, is het privacygevoelig. Daarom kiezen we voor beperkte openbaarheid.

Met een beperkte openbaarheid kunnen we recht doen aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een belanghebbende.

Tegelijkertijd hebben we daarmee alle mogelijkheid om fraude effectief te bestrijden. De WOZ waarde is door zijn objectiviteit een heel belangrijk middel bij fraudebestrijding. Ik ga daarom regelen dat beroepshalve betrokkenen bij de verkoop van een pand, zoals bijvoorbeeld verleners van hypothecair krediet, banken en verzekeraars, de WOZ-waarde kunnen opvragen. De WOZ waarde kan dan worden gebruikt als controlemiddel bij transacties. De WOZ waarde kan vergeleken worden met de taxatiewaarde die aan de hypothecaire geldlening ten grondslag ligt. Zo kun je beoordelen of het zuivere koffie is.

Ik ben dus van plan om de Wet WOZ te wijzigen, zodanig dat de WOZ-waarde een instrument kan worden in de strijd tegen vastgoedfraude. De toegang voor burgers wordt dus niet verruimd.

Dames en heren,

Ik kom aan het eind van mijn verhaal. Een heel scala aan onderwerpen waarmee ik mij momenteel bezig houd.

Dit was wat ik uit vrije wil aan u kon melden. De rest zal nu, zo begrijp ik, aan mij ontfutseld worden in de vorm van een interview door oud-Financiëncollega Philip van Veller.

Philip, ik wens je daarbij veel succes!