Woonuitgaven voor huurders en kopers verschillen nauwelijks

De verschillen in woonuitgaven voor huurders en kopers zijn niet zo groot als vaak wordt gedacht. De gemiddelde woonuitgaven hangen sterker samen met de hoogte van het inkomen dan met de eigendomsvorm. Dat blijkt uit het WoonOnderzoek Nederland.

Huurders zijn gemiddeld 24,2% van hun besteedbare inkomen kwijt aan vaste woonuitgaven. Kopers geven hiervoor gemiddeld 16,1% uit, aldus WoON 2006. Dit suggereert dat kopers goedkoper uit zijn. Wanneer we echter het bruto inkomen verdelen in decielen en daar de huur- en koopquote tegen afzetten, zien we dat die verschillen per inkomensklasse lang niet zo groot zijn.

Grafiek 1:

De lagere inkomens besteden in relatieve zin een groter deel van hun inkomen aan woonlasten. Naarmate het inkomen toeneemt nemen de relatieve lasten af. Het beeld voor huurders en kopers is vergelijkbaar. Zie grafiek 1.

Het beeld is hetzelfde als wordt gekeken naar pas verhuisde huishoudens. De quotes zijn dan wel iets hoger, maar het verloop is gelijk. Ook voor huishoudens die blijven zitten waar ze zitten, is het beeld nagenoeg gelijk. De lijnen lopen dan weer iets lager. Kortom, hogere lasten bij de lagere inkomensgroepen en lagere naarmate het inkomen toeneemt.

Grafiek2:

Maar hoe verhoudt dit zich dan met het beeld van de gemiddeld hoge woonlasten voor huurders en lagere voor kopers? Dit heeft alles te maken met de inkomensverdeling van de twee groepen. Zoals uit grafiek 2 blijkt zijn de lagere inkomens vooral in de huursector vertegenwoordigd en de hogere vooral in de koopsector.

Er kan dus worden geconcludeerd dat de gemiddelde woonuitgaven sterker samenhangen met de hoogte van het inkomen en minder met de eigendomsvorm.

Bron: WoonOnderzoek Nederland 2006.