Antwoorden op kamervragen van Langkamp en van Gerven over onderzoek waaruit blijkt dat het babysterftecijfer in de noordelijke provincies aanzienlijk hoger ligt dan in de rest van het land

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

19 juni 2009

CZ-K-U-2934842

Antwoorden op kamervragen aan minister Klink van de Kamerleden Langkamp en van Gerven over onderzoek waaruit blijkt dat het babysterftecijfer in de noordelijke provincies aanzienlijk hoger ligt dan in de rest van het land (2009Z09888).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van het bericht dat de babysterfte in het Noorden 11% hoger ligt dan elders in Nederland? 1)

Antwoord 1

Ja, ik heb kennis genomen van de berichtgeving in het Nederlands dagblad 22 mei 2009 over het promotie-onderzoek van mevrouw Tromp inzake regionale verschillen in perinatale sterfte. Ik verwijs naar mijn brief van 26 mei 2009 (Kenmerk CZ/EKZ 2933518) waarin ik aangeef dat ik de voorzitter van de Stuurgroep Zwangerschap en geboorte heb gevraagd om ook expliciet te bezien hoe het zit met de regionale verschillen waar het promotie-onderzoek naar verwijst.

Vraag 2

Wat is uw reactie op het feit dat het onderzoek van mevrouw T. opnieuw bevestigt dat de perinatale sterfte in Nederland iets is verminderd, maar nog steeds veel hoger ligt dan in andere Europese landen?

Antwoord 2

Mevrouw Tromp heeft gegevens gebruikt van de Perinatale Registratie Nederland 2000-2004. Daaruit blijkt dat Nederland internationaal een middenpositie inneemt als het gaat om babysterfte. In mijn brief Ketenzorg zwangerschap en geboorte van 16 juli 2008 heb ik diverse acties aangekondigd om het landelijk sterftecijfer omlaag te brengen. Eén daarvan is het instellen van de onafhankelijke Stuurgroep zwangerschap en geboorte, met als taak om aanbevelingen te doen voor het verbeteren van de verloskundige zorg in Nederland. Daarbij zal de Stuurgroep met name ook in gaan op factoren die samenhangen met sociaal-economische achterstandssituaties. Uit het onderzoek van mevrouw Tromp blijkt dat bovengemiddelde perinatale sterfte niet uitsluitend een grootstedelijk probleem betreft maar vele schakeringen kent. Om die reden heb ik de Stuurgroep op het betreffende onderzoek gewezen.

Vraag 3

Kunt u uitleggen waarom nog steeds geen concrete maatregelen zijn genomen, maar gewacht wordt op een rapportage van de Stuurgroep Zwangerschap en geboorte? Herinnert u zich in dit verband de door de PvdA in januari 2006 uitgebrachte nota “Dring onnodige babysterfte in Nederland terug”, waarin een aantal maatregelen wordt voorgesteld? 2)

Antwoord 3

In mijn laatste voortgangsbrief van 20 februari 2009 ben ik uitvoerig ingegaan op de stappen die ik in 2008 heb genomen op het gebied van het dossier Zwangerschap en Geboorte. Ik verwijs u kortheidshalve naar deze brief. Deze maand nog verschijnt de tweede voortgangsbrief. Daaruit kunt u opmaken dat ik de stappen neem die in deze fase te zetten zijn, maar dat ik niet op zaken wil vooruitlopen. Het gaat om een lastig vraagstuk dat vele facetten kent, waarbij ik ervoor kies om met gedegen maatregelen, structurele oplossingen te bereiken in plaats van ad-hoc beleid te voeren. Om duurzame maatregelen te kunnen nemen, acht ik het noodzakelijk om de nadere advisering van de Stuurgroep af te wachten.
De door u aangehaalde PvdA nota van januari 2006 zal ik onder de aandacht van de deze Stuurgroep brengen.

Vraag 4

Wat is uw mening over het feit dat de perinatale sterfte in het Noorden van het land veel hoger ligt?

Antwoord 4

Zoals bij het antwoord op vraag 1 genoemd, vind ik de notie dat perinatale sterfte niet uitsluitend een grootstedelijk probleem betreft een relevant gegeven. Vandaar dat ik de bevindingen, zoals gezegd, aan de Stuurgroep heb doorgeleid.

Vraag 5

Wat is uw mening ten aanzien van het feit dat pas tijdens het maken van de koppeling tussen alle gegevens over perinatale zorg (van de 22e zwangerschapsweek tot een week na de geboorte) duidelijk is geworden dat er grote regionale verschillen zijn? Kan hieruit worden opgemaakt dat de huidige wijze van registratie, verschillende landelijke registraties van de verschillende disciplines, onvoldoende is en er zo snel mogelijk overgegaan moet worden naar een uniforme landelijke registratie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?

Antwoord 5

Via de Stichting Perinatale Registratie Nederland (PRN) staat reeds een landelijk uniforme registratie voor perinatale zorg ter beschikking. Voor haar promotieonderzoek heeft mevrouw Tromp van deze gegevensbank gebruik gemaakt. PRN is een samenwerkingsverband van de (verloskundig actieve) huisartsen, verloskundigen, kinderartsen en gynaecologen, en wordt financieel ondersteunde vanuit mijn ministerie. Op dit moment is PRN doende om afspraken te maken met het CBS over een koppeling met het Moeder-Kind Bestand. Dit bestand bestaat uit een samenvoeging van gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie en het Doodgeborenenbestand van het CBS.

Vraag 6

Wat is uw mening over de langere reistijd naar het ziekenhuis als mogelijke verklaring van het grote verschil in perinatale sterfte? Hoe en wanneer gaat u bevestigen of uitsluiten dat het feit dat in het Noorden minder ziekenhuizen zijn per vierkante kilometer, een rol speelt in de hogere perinatale sterfte?

Antwoord 6

In de berichtgeving in het Nederlands dagblad wordt de aanname gedaan dat de aanrijtijden mogelijk een rol spelen. Aanrijtijden zijn echter niet onderzocht in deze analyse. Er volgt een onderzoek naar de relatie tussen bevallingslocatie en woonplaats van de onderzoekspopulatie in deze regio. Begin 2010 zijn hier de resultaten van bekend. De landelijke registratie (PRN) en de Perinatale Audit leveren veel inzicht in de kwaliteit van zorg in de gehele keten. De combinatie van deze registraties kunnen in de toekomst inzichten opleveren die leiden tot aanpassingen in de verloskundige zorg.

Vraag 7

Deelt u de mening dat dit bericht betekent dat de babysterfte niet alleen in de grote steden maar ook in het hele noorden van het land te hoog is, en dat daarom met de grootst mogelijke urgentie maatregelen genomen moeten worden om de babysterfte in Nederland terug te dringen? Zo ja, kunt u garanderen dat de Stuurgroep Zwangerschap en geboorte als eindresultaat een compleet pakket concrete maatregelen zal presenteren die per 1 januari 2010 worden ingevoerd, waarbij concrete doelen worden gesteld en maatregelen worden voorgesteld die aangrijpen op alle mogelijke oorzaken die bijdragen aan de hoge perinatale sterfte in Nederland? Kunt u toezeggen dat de voortgangsrapportage van de Stuurgroep op een zodanig tijdstip naar de Kamer wordt gezonden dat de Kamer hierover nog vóór het zomerreces 2009 met u van gedachten kan wisselen?

Antwoord 7

Zoals ik bij diverse gelegenheden heb gemeld, zal de Stuurgroep zwangerschap en geboorte aan het eind van het jaar haar advies uitbrengen. In de opdrachtverlening is de stuurgroep nadrukkelijk gevraagd om met concrete aanbevelingen voor beleidinterventies te komen. Het gaat om een onafhankelijke Stuurgroep die geen tussenrapportages uitbrengt. Wel heb ik met uw Kamer afgesproken om u driemaandelijks te rapporteren over de voortgang binnen het brede dossier zwangerschap en geboorte. De tweede voortgangsbrief ontvangt u in juni.

1) Nederlands Dagblad en de Volkskrant, 23 mei 2009
2) www.pvda.nl/download.do/id/320027709/cd/true/