Het persepctief van de VPB

Toespraak gehouden door staatssecretaris Jan Kees de Jager op 26 juni 2009 te Den Haag.

Dames en heren,

Op dit moment houden wij, zoals u allemaal wel weet, een consultatie over de toekomst van de vennootschapsbelasting. Een belasting die op dit moment jaarlijks ongeveer 15 miljard opbrengt.

Dat is ook het thema van vandaag.

In die consultatie gaat het om de vraag: Hoe kunnen we de problematiek van de renteaftrek in de VPB aanpakken?
Om de komende jaren een VPB te houden die bestendig is, is het nodig dat we een antwoord op die vraag geven.
Daarover ging mijn brief aan de Kamer.

We moeten wat doen. Maar wat?
Er is een enorm dilemma. De wijze waarop de renteaftrek wordt beperkt, bepaalt wie die winnaars en de verliezers zijn. Wie wil je treffen? En net zo belangrijk: wie niet? De belangen zijn groot, maar liggen uiteen.
Aanpassingen in de VPB liggen heel gevoelig.

Ook in het buitenland: als wij laten doorschemeren iets te willen doen op het gebied van de Vennootschapsbelasting krijgen we onmiddellijk telefoontjes uit Japan of uit New York. ‘Waar zijn jullie allemaal mee bezig?’

Om al deze redenen kunnen we niet over één nacht ijs gaan. En dat wil ik dus ook niet.

Vandaar deze manier van consultatie. Ik wil op een zo open mogelijke manier de mogelijkheden met alle betrokken partijen in kaart brengen.

[Het grote geheel]

Maar: u heeft vast de brief aan de Kamer wel gelezen en er is hier vast ook uitgebreid over de consultatie gediscussieerd. Dus ik ga die hier niet nog eens uitgebreid bespreken. Op basis van alle input edie we uit de consultatie krijgen maak ik een keuze die ik vervolgens zal voorleggen aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer.

Wat ik vanmiddag wel wil inbrengen is een overweging op langere termijn.

Ik wil de vraag over de toekomst van de Vennootschapsbelasting vanmiddag van een wat grotere afstand bekijken.
Een schilder die een landschap schildert, kan niet alleen maar met zijn neus op zijn schilderij bezig zijn. Als hij dat doet ziet hij de details. Hij ziet of de boomblaadjes goed zijn en of de veren van de vogel in de lucht nog beter kunnen. Maar hij ziet niet het totaalbeeld. Daarom moet hij af en toe ook afstand nemen om te zien of de compositie van zijn schilderij goed is. Of het perspectief klopt; of de verhoudingen juist zijn.
Zo is het ook met ons belastingstelsel.

De renteaftrek is maar een onderdeel van de VPB. En de VPB is slechts een onderdeel van het belastingstelsel.

We moeten zicht houden op de langere termijn. Dan moet je nog veel fundamentelere vragen gaan beantwoorden. Of in ieder geval; je moet al gaan nadenken.
Over vragen als:
Waar willen we met ons belastingstelsel heen?
Welke elementen zijn dan van belang?
Welke belastingen nemen een centrale plek in dat stelsel in?

Of, om het fiscaal technisch te zeggen: Welke “subjecten” moeten straks over welke “objecten” belasting betalen?

Als we nu beslissingen nemen, moeten we ook de gehele compositie van ons belastingstelsel voor ogen houden.

[Visie op de VPB]

Als ik nu spreek over de vraag: Wat is de toekomst van de VPB? Dan stel ik die vraag voor de lange termijn, in conceptuele zin.

Om te beginnen stel ik vast dat de VPB een relatief dure belasting is. En dan heb ik het niet over de belasting zelf, maar de kosten eromheen.
Dat geldt allereerst voor het bedrijfsleven. Dure adviseurs worden ingeschakeld om de VPB aangifte zo optimaal mogelijk te krijgen.

Maar dat geldt ook voor de Belastingdienst als controleur en invorderaar. Veel gespecialiseerde mensen zijn steeds weer lange tijd bezig om de complexe fiscale winst te beoordelen. De VPB is ingewikkeld, ook voor ons op Financiën, voor mij als medewetgever en uitvoerder.
Als je dat vergelijkt met andere belastingen - zoals brandstofaccijnzen of de energiebelasting, ik noem maar wat, - dan is dat een enorm verschil. Die kosten zeer weinig aan inningskosten.

En ik vind het ook belangrijk dat je zoekt naar een manier van belastingheffing waarmee je de economie het minst verstoort.
Belastingen zijn een noodzakelijk kwaad. Je hebt ze nodig. Want er is geld nodig om de publieke voorzieningen in stand te kunnen houden.

Maar belastingen verstoren het economisch proces.
Dat weten we allemaal. Soms komt ons dat goed uit, zoals in het voorbeeld van de milieubelastingen. Belastingen ontmoedigen dan vervuiling, en dat willen we ook.
Maar meestal is die verstoring minder gewenst.

In dit verband heeft de OESO een interessante studie uitgevoerd naar belastingheffing en economische groei.
Uit die studie kwam een rangschikking naar voren van de belastingen, naar mate van schadelijkheid voor het BBP.
En op dat lijstje stond de VPB bovenaan als meest verstorende belasting.

Voor het overzicht neem ik u nog even mee door het complete lijstje. Van minst verstorende belasting naar meest verstorende belasting gaat het om:

  • belasting op onroerend goed; bij voorkeur aangrijpen periodiek (niet transactie);
  • belasting op consumptie (bv. de BTW)
  • belasting op arbeid (loon- en inkomstenbelasting) en tenslotte, zoals gezegd, de belasting op bedrijfswinst, de VPB.

Op grond van dit onderzoek zou je dus beter kunnen heffen op consumptie en bijvoorbeeld onroerend goed, dan dat je zou heffen op arbeid en winst.

Terug naar die meest verstorende belasting: de VPB. Hoe werkt die verstoring precies?

Er zijn verschillende manieren te noemen waarop de VPB verstorend is. Ik noem er vijf.

  • Door de ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen – we hebben het er vanmiddag uitgebreid over gehad – steken ondernemingen zich sterker in de schuld;
  • Dan is de Winstverschuiving ofwel profit shifting; Multinationals worden geprikkeld om hun winsten te leiden naar landen met lage tarieven. Er bestaan allerlei internationale maatregelen met betrekking tot transfer pricing, maar toch blijft dit gebeuren.
  • De hoeveelheid investeringen neemt ook af: door de VPB rendeert kapitaal minder en dan wordt er dus minder geïnvesteerd.
  • Er wordt minder geïnvesteerd in landen met een hogere VPB-druk. Daardoor wordt de arbeidsproductiviteit en de arbeidsbeloning lager. Nicodème citeert onderzoek waaruit blijkt dat elke euro VPB op lange termijn tot 92 cent lager loon leidt.

Ruud de Mooij en Sjef Ederveen hebben op deze factoren de techniek van meta-onderzoek losgelaten.
Meta-onderzoek betekent dat je probeert op basis van zo veel mogelijk gepubliceerd onderzoek de grootste gemene deler aan resultaten aan te wijzen.

Wat bleek: een verlaging van het VPB-tarief met 1 %-punt (dat wordt voor ons land dus tot 24,5%) leidt tot een verbreding van de VPB-grondslag met 3,1%.

Uit dat onderzoek bleek dat twee dingen het belangrijkst zijn: de winstverschuiving en de invloed op de investeringen - zowel de invloed op de beslissing om in een bepaald land te investeren als op de beslissing hoeveel er geïnvesteerd moet worden.

Als je deze dingen overdenkt, dan zijn er wat mij betreft dus redenen om te kijken naar een verdere verlaging van de VPB. Dat kan dat budgetneutraal via de voorstellen die wij vanmiddag hebben besproken. Maar als we in de toekomst verder zouden willen gaan, moet er andere financiering komen.

[Directe-indirecte belastingen]

Bij de vraag over de toekomst van de VPB, is ook de toegenomen verschuiving van directe naar indirecte belastingen belangrijk.

Als je andere financiering zoekt, dan bleek al uit de OESO-studie, dat je die het beste kunt zoeken in indirecte belastingen zoals bijvoorbeeld de BTW. Dat is minder verstorend dan de LB/IB. Als je de LB/IB zou verhogen is de welvaartswinst een stuk kleiner.

Diezelfde conclusie blijkt ook uit een eerdere studie van het CPB. Het tarief kan lager kan zijn als je dat uit indirecte belastingen financiert.

Heeft dit kabinet al plannen om nog verder te gaan dan de huidige voorstellen, en daarmee de VPB te verlagen? Nee!
Het wijzigen van de behandeling van rente in de VPB heeft al enorm veel voeten in de aarde. Dat heeft u gezien. Dat zal ons voorlopig nog wel even bezighouden. Daar gaan wij nu geen volgende herziening bovenop zetten. Door het terugsluizen van de opbrengst van de renteaftrekvoorstellen kunnen we wèl al een grote slag slaan!

Bovendien zei ik al: ik wil nadenken over de lange termijn. Als ik deze gedachten volgende week in beleid zou omzetten is het geen lange termijn meer. Het gaat erom om op een analytische manier naar ons belastingstelsel te kijken, met de ogen van de schilder die even afstand neemt en de tijd neemt om te kijken wat er beter kan aan zijn schilderij. Dat is ook verstandig, om de beslissingen die nu te nemen zijn in een context te plaatsen.

Maar; wat de toekomst van de VPB ook is - en of hij een toekomst heeft of niet - het is toch goed om in de tussentijd op een open manier te blijven nadenken over de toekomst van de vennootschapsbelasting.

De huidige consultatie hebben we daarom op een heel open manier vormgegeven.
Want de wijze van consultatie, zoals we het nu hebben aangepakt, is heel bijzonder. Het komt maar weinig voor dat we op een fiscaal wetsvoorstel meermaals met praktijk, wetenschap en bedrijfsleven doorspreken.
Het is bij mijn weten al helemaal uniek dat we daarbij twee routes presenteren die eigenlijk elkaar als het ware uitsluiten.

Maar; en dat is mijn boodschap voor vandaag - daar moeten we niet stoppen. Als we nadenken over de vragen die urgent zijn, moet je de antwoorden zoeken met een perspectief voor ogen naar de langere termijn.

We moeten ook over de verdere toekomst open durven nadenken. Ook daar ben ik niet bang om meerdere routes te bestuderen.
Sterker nog: dat moet.
Daar ligt een taak voor mij. Voor het ministerie van Financiën. Maar daar ligt ook een taak voor U. Voor de wetenschap en adviespraktijk. Het is een taak van fiscaal Nederland om vooruit te kijken.