Wetsvoorstel wijzigingswet financiële markten

Aan de Koningin

Ons kenmerk: FM/2009/1632 U

Betreft: Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 juni 2009, nr. 09.001536, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 juli 2009, nr. W06.09.0194/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Na ontvangst van het advies zijn nog enkele wijzigingen in het wetsvoorstel aangebracht.

In de eerste plaats was in het nieuw geformuleerde derde lid van artikel 1:12 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) abusievelijk een verwijzing naar artikel 4:26, eerste en derde lid, niet opgenomen. Deze omissie wordt hersteld.

Daarnaast is artikel 1:22 van de Wft gewijzigd. Bij het opstellen van artikel 1:22 is beoogd ook het derde en vierde lid van artikel 4:9 van de Wft van toepassing te laten zijn op het bemiddelen in verzekeringen en het herverzekeringsbemiddelen vanuit Nederland ten behoeve van cliënten die hun gewone verblijfplaats hebben in een andere lidstaat. In de praktijk blijkt hier echter onduidelijkheid over te bestaan. De voorgestelde wijziging beoogd aan deze onduidelijkheid een einde te maken. Artikel 4:8, derde lid, van de Wft is overeenkomstig aangepast ten aanzien van financiëledienstverleners.

In artikel 2:8 van de Wft wordt een wijziging aangebracht in verband met een onjuiste verwijzing.

In de artikelen 2:59 en 2:74 van de Wft wordt verduidelijkt dat de vormvoorschriften voor de vrijstellingsmelding (‘wildwestbordje’) ook gelden voor een vrijstellingsmelding die wordt gedaan bij een aanbod.

Artikel 3:27 van de Wft wordt aangepast aangezien ten onrechte artikel 3:20a van de Wft niet in de opsomming van artikel 3:27 is opgenomen.

Voorts wordt een wijziging van artikel 4:47 van de Wft voorgesteld. In dat artikel is voorgeschreven welke informatie een beheerder op zijn website beschikbaar moet houden voor de deelnemers in een door hem beheerde beleggingsinstelling. De voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers kunnen in verschillende documenten zijn opgenomen zoals de statuten, het fondsreglement, het prospectus en eventuele algemene voorwaarden van de beleggingsinstelling. Niet voor al deze documenten is expliciet bepaald dat zij op de website beschikbaar gehouden moeten worden. Uit doel en strekking van de informatievoorschriften van paragraaf 4.3.1.4 van de Wft vloeit echter voort dat alle voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers op de website beschikbaar zijn, zoals ook een wijziging van die voorwaarden op de website gepubliceerd moet worden. Dit ongeacht de vorm en het document waarin de voorwaarden zijn opgenomen. Met deze wijziging is deze verplichting alsnog expliciet opgenomen in artikel 4:47.

Artikel 5:25 d, onderdeel c, onder 2° van de Wft wordt aangepast zodat de eisen voor de verklaring ten aanzien van het halfjaarverslag aansluiten bij de voorgeschreven inhoud van het halfjaarverslag en tevens meer in overeenstemming zijn met de tekst van artikel 5, tweede lid, onder c, van de richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEUL 390).

Verder worden de Wft en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) gewijzigd in verband met een drietal technische omissies bij de implementatie van Richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende betalingsdiensten in de interne markt (PbEU L 319).

Ook wordt aan de WWFT een nieuwe categorie instellingen toegevoegd die blijkens artikel 7, derde lid, onderdeel c, van richtlijn 2005/68/EG wel onder de reikwijdte van de WWFT behoren te vallen, maar dat thans ten onrechte niet doen. Verder worden enkele technische punten gerepareerd.

Voorts is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om artikel 1 van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) te wijzigen. Uit recente jurisprudentie volgt dat rechtspersonen zonder enige vorm van toezicht kunnen worden doorverkocht. Dit brengt ernstige integriteitrisico’s met zich mee. Derhalve wordt voorgesteld in artikel 1 van de Wtt te expliciteren dat de verkoop van rechtspersonen is aan te merken als een trustdienst waardoor de formulering van dat artikel in overeenstemming wordt gebracht met de bedoeling daarvan, zoals ook blijkt uit de wetsgeschiedenis. Daarnaast wordt een verouderde verwijzing gerepareerd en wordt een formulering aangescherpt.

De formulering van artikel 1.1, onderdeel e, onder 1°, van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) is, om te voorkomen dat vragen zouden kunnen rijzen over een vermeende discrepantie tussen de in artikel 1.1 gehanteerde terminologie uit de Wft en de bedoelde reikwijdte en toezichtbevoegdheid van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), aangepast zodanig dat over de toezichtbevoegdheid van de AFM geen misverstand kan ontstaan.

Tot slot is de memorie van toelichting met het oog op de voorgestelde wijzigingen aangepast en is in paragraaf 1 van het algemeen deel van de memorie van toelichting een extra passage opgenomen over het toepassingsbereik van de wijzigingscyclus.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos