Inspectie: voorbereiding, uitvoering en hulpverlening Koninginnedag gedegen en volgens plan

Apeldoorn

De voorbereiding op Koninginnedag 2009 in Apeldoorn is tijdig, gedegen en uitgebreid geweest. De uitvoering is in het algemeen volgens de plannen verlopen. Nadat Karst T. met zijn Suzuki op het publiek was ingereden hebben de hulpverleningsdiensten snel en professioneel opgetreden. De afhandeling is grotendeels volgens de plannen en draaiboeken verlopen.

Dat schrijft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, die op verzoek van de gemeente Apeldoorn een feitenonderzoek heeft gedaan naar de gang van zaken in de voorbereiding en in de afhandeling van de gebeurtenissen op Koninginnedag.

De Inspectie OOV besteedt veel aandacht aan de plaatsing van hekken bij de kruising Jachtlaan, Loolaan, Amersfoortseweg en Zwolseweg, de plaats van de aanslag. Die hekken (opgesteld in een u-vorm) waren bedoeld om het publiek weg te houden van de route van het koninklijk gezelschap en om een plaats te creëren voor de deelnemers aan de historische optocht. Gedurende de ochtend mochten mensen enige tijd onder begeleiding door geopende hekken de jachtlaan oversteken. Toen de koninklijke stoet naderde zijn enkele hekken door iemand uit het publiek losgemaakt en verschoven. Andere mensen tilden hun kinderen over de hekken. Het doel om het publiek weg te houden van de route van de stoet, is toen bereikt door de aanwezigheid van politie en verkeersregelaars.

Verder signaleert de Inspectie enkele aandachtspunten waarmee voor volgende evenementen of calamiteiten rekening gehouden moet worden.

  • Er waren verschillende mono- en multidisciplinaire plannen en draaiboeken bij de verschillende organisaties (gemeente, brandweer, regiopolitie, geneeskundige hulpverleningsdiensten en de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging. Elk afzonderlijk draaiboek beschrijft (deels) andere scenario’s en de scenario’s verschillen van elkaar.
  • Tijdens de afhandeling na de aanslag waren er problemen met de verbindingen, zowel met mobiele telefonie als met het systeem C2000. Het C2000-netwerk was de hele dag operationeel, maar kort na de aanslag was er sprake van congestie in de spraakaanvragen. Voor de gebruikers leek het daardoor alsof C2000 niet werkte.
  • Verschillende hulpverleningsdiensten wisten lange tijd niet welke fase in de rampenbestrijding was afgekondigd. Volgens de draaiboeken had dat bij een aanslag GRIP 4 (aansturing op bovenlokaal niveau) moeten zijn, maar omdat er geen andere gemeente betrokken was, werd besloten tot GRIP 3 (aansturing op gemeentelijk niveau). Dit heeft niet tot problemen in de hulpverlening geleid, maar wel tot ‘ruis’ tussen de organisaties.
  • Het tot stand komen van de slachtofferlijsten - en daarmee het informeren van familieleden - verliep moeizaam. De ambulances werkten niet met de nationale gewondenkaart. Die is niet verplicht, maar geldt wel als landelijke professionele norm binnen de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Verder wilden sommige ziekenhuizen niet de gegevens van slachtoffers aan de autoriteiten geven in verband met het medisch geheim van artsen en de zorgplicht van ziekenhuizen. Ook de noodzakelijke zorgvuldigheid bij de identificatie van slachtoffers vergde de nodige tijd.