Antwoorden op kamervragen van Dibi over opgetreden vertraging bij het voornemen om het aantal dierproeven te beperken

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

VGP-K-U-2951076

9 september 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Dibi (GroenLinks) over de opgetreden vertraging bij het voornemen om het aantal dierproeven te beperken (2009Z14685).


Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Vraag 1

Kent u het bericht “Beperken dierproeven lukt niet erg”? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat het Kenniscentrum voor alternatieven voor dierproeven nog steeds niet operationeel is? Zo ja, hoe komt dit en wanneer wordt dit wel operationeel?

Vraag 3

Waarom is het instemmingsbesluit om het Kenniscentrum van start te laten gaan nog niet genomen en wie moet dit besluit nemen?

Antwoord 2 en 3

Op 31 juli 2009 is het besluit houdende instelling van het Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor Dierproeven (NKCA) in de Staatscourant gepubliceerd (Staatscourant 11552). Daarmee is een belangrijke stap gezet op weg naar de invulling van het NKCA zoals dat vorig jaar door het kabinet was voorzien en verwoord in de kabinetvisie Alternatieven voor Dierproeven (Tweede Kamer, 2007-2008, 30 168, nr.4). Veel van de taken die voorzien zijn voor het NKCA werden en worden inmiddels al ingevuld door het NCA (Nationaal Centrum Alternatieven voor Dierproeven van de Universiteit Utrecht) en het RIVM. Nu het instellingsbesluit is gepubliceerd zal de expertise op het gebied van Alternatieven voor Dierproeven van het RIVM en het NCA verder gebundeld en versterkt worden in het NKCA. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen Universiteit Utrecht en het RIVM.

Vraag 4

Wat is uw oordeel over de inschatting van de in het artikel genoemde Hoogleraar alternatieven voor dierproeven dat het ‘een generatie zal duren' voordat de alternatieven geaccepteerd zullen worden?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het buitengewoon onwenselijk is als het nog decennia zou duren voordat alternatieven voor dierproeven geaccepteerd worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4 en 5

Het is onwenselijk als het decennia duurt voor alternatieven voor dierproeven geaccepteerd worden. Het kabinet zet zich daarom in om de validatie, acceptatie en implementatie van 3V alternatieven (vervangen, verfijnen en verminderen van dierproeven) te versnellen, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid. In de kabinetsvisie Alternatieven voor Dierproeven (Tweede Kamer, 2007-2008, 30 168, nr. 4) is uiteengezet dat de validatie, acceptatie en implementatie van alternatieven een complex en tijdrovend traject is. Ik kan niet anders dan met professor Hendriksen concluderen dat het tijd kost, maar zie ook dat continu nieuwe testrichtlijnen –volgens de principes van de 3V’s- worden vastgesteld door internationale organisaties zoals de OECD.

Vraag 6

Bent u bereid naast de drie V’s (vermindering, verfijning, vervanging), een harde beleidsdoelstelling op te nemen voor het jaarlijkse dalingspercentage van het aantal gebruikte dieren bij dierproeven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nee. Het aantal dierproeven wordt mede bepaald door ontwikkelingen op de markt, zoals de ontwikkeling van nieuwe medicijnen, nieuwe vaccins en chemische stoffen. Bovendien worden de testrichtlijnen, en dus ook richtlijnen op basis van alternatieven voor dierproeven, vastgesteld in internationale overleggen zoals de OECD, EMEA en de WHO. Nederland stimuleert de ontwikkeling, validatie en implementatie zoveel mogelijk, maar is slechts één van de spelers in dit veld.

Vraag 7

Is het waar dat het ‘ontzettend kostbaar’ en bureaucratisch is om alternatieven voor dierproeven toegelaten te krijgen? Zo ja, bent u bereid deze drempels weg te nemen?

Antwoord 7

Het ontwikkelen, valideren en implementeren van alternatieven voor dierproeven kost veel tijd en geld. Dat geldt echter voor alle testrichtlijnen. Alternatieven voor dierproeven kennen geen extra bureaucratie en zijn ook niet per se duurder of goedkoper dan andere testen.

Vraag 8

Bent u bereid kritisch te kijken naar het gebruik van proefdieren in het onderwijs? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Ja. Er is in 2007 een stijging van het aantal dierproeven in het onderwijs gerapporteerd. Voor een deel kan deze stijging worden toegeschreven aan harmonisatie van de registratie van het proefdiergebruik. Als de VWA-rapportage over 2008 weer een stijging laat zien zal ik laten na gaan wat de oorzaken zijn.

Vraag 9

Is het waar dat het Europese Centrum voor alternatieve testmethoden (ECVAM) ‘torenhoge eisen’ en ‘nog helemaal in proefdieren denken’? Zo ja, bent u bereid zich in Europees verband in te spannen om de toelatingseisen voor alternatieven voor dierproeven te versoepelen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

ECVAM stelt eisen aan betrouwbaarheid van testen. Daarvoor zijn criteria opgesteld die gericht zijn op onder meer uitvoerbaarheid, reproduceerbaarheid, gevoeligheid en toxicologische relevantie. Het gebruik van onvoldoende ontwikkelde en gevalideerde testen kan resulteren in grote risico’s voor de volksgezondheid. Internationaal worden er veel inspanningen geleverd om alternatieven te ontwikkelen, te valideren en te implementeren. Ik deel niet de gedachte dat ECVAM nog helemaal zou denken in ‘proefdieren’; integendeel zelfs. Het kabinet ondersteunt de internationale ontwikkelingen op het gebied van alternatieven volledig. De toelatingseisen voor alternatieven specifiek worden niet versoepeld, omdat het kabinet geen concessies wil doen aan een goed veiligheids- en toelatingsbeleid voor stoffen.

Vraag 10

Bent u bereid zich in te spannen om binnen Nederland, maar ook in Europees verband de onderzoeksresultaten van dierproeven in een openbare database op te nemen, waardoor dierproeven niet meerdere malen uitgevoerd behoeven te worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Om te voorkomen dat dierproeven onnodig worden herhaald wordt in Nederland en Europa op verschillende manieren samengewerkt. Bijvoorbeeld door in wetgeving op te nemen dat testresultaten verkregen met dierproeven, die verplicht zijn voor bijvoorbeeld markttoelating, openbaar gemaakt moeten worden. Recent heeft de Europese Commissie een dergelijke eis voorgesteld in de uitvoeringsregels voor de toelating van genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen. In de REACH verordening (registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen) is dit al het geval. Ik zal soortgelijke maatregelen in EU wetgevingsvoorstellen steunen.

1) Nederlands Dagblad, 11 augustus 2009

http://www.nd.nl/artikelen/2009/augustus/10/beperken-dierproeven-lukt-niet-erg