Antwoorden op kamervragen van Joldersma over het beëindigen van de instellingssubsidie aan de landelijke Stiching Ouders en Verwanten van Druggebruikers (LSOVD)

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

VGP-K-U-2946561

8 september 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Joldersma (CDA) over het beëindigen van de instellingssubsidie aan de landelijke Stichting Ouders en Verwanten van Druggebruikers (LSOVD) (2009Z14243).

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Vraag 1

Is het bericht waar dat de subsidie van 62.000 euro aan de Landelijke Stichting Ouders en Verwanten van Druggebruikers (LSOVD) per 1 januari 2010 wordt stopgezet? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is de reden dat de subsidie nu wordt stopgezet, terwijl u juist enige jaren geleden per amendement bent verzocht die subsidie te continueren? 2)

Antwoord 2

In de begroting van VWS is een subsidietaakstelling opgenomen. Doel van deze taakstelling is het aantal subsidies en de omvang van subsidies te beperken. Dit is aanleiding geweest om het VWS subsidiebeleid door te lichten. In eerste instantie zijn alle instellingssubsidies doorgelicht. Op basis van deze doorlichting wordt ongeveer een kwart van de instellingssubsidies beëindigd. Daartoe behoort ook de subsidie aan de LSOVD. Bij de vorige doorlichting van VWS-subsidies in 2003 behoorde de LSOVD ook al tot de 130 organisaties waarvan destijds de subsidie werd beëindigd. Door een amendement op de begroting van 2006 is de subsidiëring hervat. Tegen die achtergrond is, alle belangen tegen elkaar afwegend, toch ook opnieuw voor de LSOVD het besluit tot beëindiging van de subsidie genomen. De subsidie levert in geringe mate een bijdrage aan de operationele doelstelling “meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl”, terwijl de subsidie niet wordt ingezet voor rechtstreekse zorg aan druggebruikers.

Vraag 3

Deelt u de opvatting dat deze familie-organisatie duurdere behandeling en zorg voorkomt, van zowel de druggebruikers als van de overbelaste mantelzorgers die vaak levenslang bij de zorg voor hun familielid betrokken zijn?

Antwoord 3

Door het uitwisselen van kennis en informatie en het met elkaar delen van ervaringen, onder andere via lotgenotencontact, steunen ouders en verwanten van druggebruikers elkaar. Hulp en zorg aan druggebruikers en drugsverslaafden zelf vindt niet plaats. Mede gelet op de aard en de omvang van de activiteiten zoals door de LSOVD worden ondernomen, waaronder zo’n 250 telefonische gesprekken en gespreksgroepen met 300 deelnemers op jaarbasis, staat voor mij niet vast òf dan wel in hoeverre de LSOVD behandeling en zorg voorkomt.

Vraag 4

Deelt u de opvatting dat deze familie-organisatie door haar expertise en samenwerking met professionele hulpverleners, bijvoorbeeld op het gebied van dubbele diagnose, een belangrijke meerwaarde heeft voor de professionele hulpverlening?

Antwoord 4

In zijn algemeenheid vind ik dat de verbinding tussen de professionele hulpverlening en cliënt- en zelfhulporganisaties voor verbetering vatbaar is. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden bereikt door verdere invulling te geven aan ondersteuning, informatie-uitwisseling en samenwerking op basis van de door GGZ-Nederland en een aantal zelfhulporganisaties, waaronder de LSOVD, op 12 februari 2009 ondertekende intentieverklaring “Zelfhulp op de kaart”. Hoewel de samenwerking tussen de LSOVD en de instellingen voor verslavingszorg vóór 12 februari 2009 was gebaseerd op het convenant “Samenwerking tussen hulpverleners en Ouders van druggebruikers” is voor mij, onder andere uit de jaarverslagen van de LSOVD, op geen enkele wijze af te leiden dat de LSOVD voor de professionele hulpverlening een belangrijke meerwaarde heeft qua expertise en samenwerking.

Vraag 5

Welke taak ziet u in de toekomst weggelegd voor familie-organisaties in het drugsbeleid en in de opvolger van de bestaande Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz), waarin zowel het familieperspectief als de familievertrouwenspersoon een plaats krijgen? 3)

Antwoord 5

Bij problemen met drugsverslaving en psychische stoornissen is het van belang dat er aandacht is voor de positie van de familie. De familie kan een belangrijke rol vervullen bij de ondersteuning van een familielid met een drugsverslaving en/of een psychische stoornis. Ik zou dan ook graag zien dat er een nauwere samenwerking ontstaat tussen de behandelinstellingen en de sociale omgeving van de behandelde en meer in het bijzonder familie of directe naasten. Ik hecht dan ook veel waarde aan de intentieverklaring “Zelfhulp op de kaart”.
Met adequate zorg en ondersteuning door familieleden kunnen dwangtoepassingen worden voorkomen. De opvolger van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz), het wetsvoorstel Verplichte geestelijke gezondheidszorg, beoogt de positie van de familie en de directe naasten te versterken. Het algemene uitgangspunt is dat de familie en de directe naasten zoveel mogelijk betrokken worden bij de voorbereiding, de uitvoering en de beëindiging van verplichte zorg. Dit algemene uitgangspunt is in het wetsvoorstel op een aantal punten nader uitgewerkt. Zo introduceert het wetsvoorstel de familievertegenwoordiger die als spreekbuis en aanspreekpunt van de familie fungeert. De betrokkene heeft zelf een stem bij de keuze van een familievertegenwoordiger. De commissie zal de familievertegenwoordiger horen tijdens de hoorzitting en voor de zorgverleners geldt de verplichting om de familievertegenwoordiger op de hoogte te houden van belangrijke beslissingen ten aanzien van de verplichte zorg. Het wetsvoorstel kent geen expliciete taak toe aan familieorganisaties, wel zullen zij een belangrijke rol kunnen spelen bij de voordracht van de algemene leden van de commissie en ligt het in de lijn der verwachting dat zij ook vertegenwoordigd zullen worden in het landelijk bestuur van de commissie.
Het wetsvoorstel ligt nu ter advisering bij de Raad van State en zal naar verwachting aan het einde van dit jaar of begin volgend jaar bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Over de uitvoering van de motie Joldersma c.s. (Kamerstukken 2006-2007, 30492 nr 23) over de introductie van de familievertrouwenspersoon in GGZ-instellingen wordt u binnenkort separaat geïnformeerd.

Vraag 6

Ziet u mogelijkheden het belangrijke werk van de Landelijke Stichting Ouders en Verwanten van Druggebruikers op een of andere wijze blijvend te ondersteunen?

Antwoord 6

Er heeft inmiddels een gesprek met de voorzitter van het bestuur van de LSOVD plaatsgevonden. In dit gesprek is aangegeven dat gelet op de subsidietaakstelling en de doorlichting van instellingssubsidies er geen mogelijkheden zijn om vanuit VWS structureel ondersteuning te bieden. Voorts is de afspraak gemaakt samen met de LSOVD naar mogelijke alternatieven voor het wegvallen van de instellingssubsidie op zoek te gaan. De alternatieven zullen vooral gezocht moeten worden in eigen bijdragen en donaties, (facilitaire) ondersteuning door en nauwere samenwerking met GGZ-instellingen en bijdragen uit particuliere fondsen.

1) NRC Handelsblad, 9 juli 2009
2) Kamerstuk 30 300-XVI, nr. 38
3) Kamerstuk 30 492, nr. 23