Begroting van de Koning (I) voor het jaar 2010

De naam van begroting I is gewijzigd in 'de Koning' en de begroting bevat naast de grondwettelijke uitkeringen aan de Koningin, de Prins van Oranje en Prinses Máxima ook de uitgaven t.b.v. van de constitutionele Koning als staatshoofd. De totale begroting van 'de Koning' voor 2010 bedraagt 40,5 miljoen euro.

In aansluiting op het kabinetsstandpunt over het rapport van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis heeft begroting I een andere en uitgebreidere indeling gekregen. De naam van begroting I is gewijzigd in 'de Koning' en de begroting bevat naast de grondwettelijke uitkeringen aan de Koningin, de Prins van Oranje en Prinses Máxima ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De totale begroting van 'de Koning' voor 2010 bedraagt 40,5 miljoen euro.

De nieuwe begroting bestaat uit 3 artikelen:

  1. De uitkeringen aan de Koningin, de Prins van Oranje en Prinses Máxima op grond van de (aangepaste) Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis.
  2. Functionele uitgaven van de Koning. Dit zijn de uitgaven die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning worden ingediend bij de minister-president en ten laste van begroting I worden betaald.
  3. Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, waarbij het gaat om de uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst, het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet der Koningin.

De uitkeringen aan de Koningin, de Prins van Oranje en Prinses Máxima in artikel 1 zijn opgebouwd uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven.

De functionele uitgaven bestaan uit een personele en materiële component en overige specifieke uitgaven als de inzet van luchtvaartuigen, het onderhoud van de Groene Draeck en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan de Nederlandse Antillen en Aruba. Deze uitgaven worden verricht door de Dienst van het Koninklijk Huis en gedeclareerd ten laste van artikel 2.

De uitgaven in artikel 3 in het kader van de voorlichting door de Rijksvoorlichtingsdienst, het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het kabinet der Koningin lopen niet via de Dienst van het Koninklijk Huis, maar maken wel deel uit van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.


De uitgaven voor beveiliging, staatsbezoeken en de instandhouding paleizen maken geen onderdeel uit van begroting 'de Koning' aangezien ze onder verantwoordelijkheid van de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken, Defensie, Buitenlandse Zaken en WWI vallen. Hiermee wordt dezelfde begrotingssystematiek gehanteerd als bij andere begrotingen binnen de rijksoverheid.