Toespraak staatssecretaris Bijleveld voor opening nieuwe pand VNG ‘Willemshof’

Toespraak ter gelegenheid van de heropening door Hare Majesteit de Koningin van het gerenoveerde kantoor van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in Den Haag, in het pand “De Willemshof”.

Majesteit,

Dames en heren

Het is een bijzonder moment om hier vandaag als staatssecretaris bij de heropening van de Willemshof te spreken. Net als velen van u heb ik persoonlijke herinneringen aan het gebouw. Ooit liep ik hier als raadslid voor het eerst naar binnen en vlak voordat ik staatssecretaris werd, kwam ik hier nog als lid van de commissie Van Aartsen. Ik voel me hier dus thuis.

De heropening van de Willemshof betekent een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van dit bijzondere gebouw. Bijzonder, want er zijn maar weinig gebouwen die onderdak hebben gegeven aan respectievelijk paarden, kerkgangers en ambtenaren.

Kenmerkend voor de Willemshof is dat de binnenkant steeds veranderde maar dat de buitenkant ongewijzigd bleef.

Met enige verbeelding is dit ook van toepassing op de VNG.

De geschiedenis van de VNG laat zien dat de vereniging verschillende gedaanten kan aannemen: klankbord en ontmoetingsplatform, maker van ontelbare modelverordeningen, een belangengroep die zich laat horen op het Malieveld, een inhoudelijke partner die verantwoording neemt voor lastige maatregelen, een branche-organisatie die haar leden stimuleert tot transparantie over prestaties.

De binnenkant verandert maar de buitenkant blijft steeds hetzelfde: een cruciale schakel tussen 441 gemeenten en de centrale overheid in Den Haag.

De VNG is als representant van het lokale bestuur een onmisbare partner voor de regering. Om twee redenen is een goede bestuurlijke relatie urgent geworden.

Ten eerste is het duidelijk dat er in financieel-economisch opzicht zware tijden zijn aangebroken. De crisis drukt de bestuurslagen op elkaar. Van ons allen worden bestuurlijke moed en verantwoordelijkheid gevraagd. Ook de moed om uit onze vertrouwde kokers en loopgraven te stappen. Het kabinet heeft een grote heroverwegingsoperatie voor de collectieve sector in gang gezet en het openbaar bestuur is één van de thema’s.

Er zijn wat ons betreft geen heilige huisjes.

In zulke tijden is het van belang de waardering voor elkaar niet onder stoelen of banken te steken. Ik wil dan ook benadrukken dat ik veel respect heb voor de manier waarop de VNG en de gemeenten als medeoverheden met het rijk samenwerken, en ook moeilijke, maar noodzakelijke keuzen voor hun rekening nemen.

Het tweede punt staat los van de crisis. Dit kabinet heeft een principiële beweging ingezet om de gemeenten meer beleidsvrijheid en verantwoordelijkheid te geven. Er is meer autonomie, minder verantwoordingsplicht. Meer resultaatafspraken, minder specifieke uitkeringen. Goed voorbeeld is de manier waarop we vorige maand gezamenlijk afspraken hebben gemaakt om overlast en verloedering tegen te gaan.

Of de financiële afspraken - die niet gemakkelijk waren - in het laatste Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen.

Die beweging heeft ook gevolgen voor onze bestuurlijke relatie waarbij het accent meer en meer komt te liggen op vertrouwen in plaats van controle. Goede bestuurlijke verhoudingen worden dus alleen maar belangrijker!

Ik realiseer me dat de positie van de VNG lastig is.

Aan de ene kant de 441 gemeenten die lang niet altijd op één lijn zitten. Voor de ene gemeente gaat de decentralisatie veel te snel, voor de ander niet snel genoeg.

Aan de andere kant de rijksoverheid die het lastig vindt om zaken los te laten en zich regelmatig nog te centralistisch opstelt. Tel daarbij op een Tweede Kamer die nog te vaak debatteert over puur lokale zaken en op die manier de indruk geeft lokale democratie in de gemeente niet serieus te nemen.

Wat dat betreft beschouw ik de VNG en onszelf als bondgenoten; we strijden voor een gezamenlijk doel en we hebben beide een weerbarstige achterban. Waar mogelijk blijf ik mijn collega’s en de parlementsleden aanspreken als ze zich te veel op het lokale terrein begeven. Ik ga ervan uit dat de VNG de gemeenten aanspoort om kwaliteit te leveren en stimuleert om prestaties met elkaar te laten vergelijken. KING vind ik een veelbelovend initiatief.

Eén opmerking hierbij. De kwaliteit van het openbaar bestuur hangt niet alleen af van meetbare prestaties. Integriteit is veel wezenlijker.

Het is de basis van al ons handelen en de publiciteit over ons declaratiegedrag geeft aanleiding om nog eens te benadrukken dat bestuurders en ambtenaren zich bewust moeten zijn van hun publieke functie en van de grenzen die daarbij horen. Samen met de VNG willen wij die grenzen verhelderen, te beginnen met de regels voor onkostenvergoedingen en declaraties.

Ik kom tot een afronding.

De geschiedenis van de VNG geeft vertrouwen voor de toekomst. Aan verdeeldheid is de vereniging gewend. Alleen al de oprichting in 1912 is illustratief.

- Van de 82 gemeenten die werden aangeschreven om lid te worden, reageerden er 28.

- Van de grote gemeenten werd alleen Den Haag lid van de VNG.

- Amsterdam wilde zijn eigen boontjes doppen.

- Utrecht was beledigd omdat de VNG niet in Utrecht kwam.

- En Rotterdam had staatsrechterlijke bezwaren. Zoals de toenmalige burgemeester Zimmerman zei: “Een vereniging van Nederlandse gemeenten? Die bestaat toch al? Dat is de staat der Nederlanden!”

Ondanks alle verdeeldheid, ondanks het bestaan van de G4, de G27 en de P10 van plattelandsgemeenten, constateer ik dat er anno 2009 één vereniging is met alle gemeenten aan boord. Een vereniging die het belang inziet van samenwerking en onderlinge verbondenheid. Een vereniging die ik als een onmisbare partner zie in de slag naar één effectieve, vertrouwenwekkende overheid.

De komende jaren zullen veel van ons – de gezamenlijke overheid - vragen. De middelen zijn schaars, de roep om kwaliteit is groot. Dat vraagt om bestuurlijke moed om de eigen positie en kortetermijnbelangen ondergeschikt te maken aan het grotere belang.

De afgelopen jaren heb ik met de VNG een stevige basis voor die opgave gelegd. Ik kijk met vertrouwen uit naar het nieuwe hoofdstuk in de geschiedenis van de Willemshof en wens u allen in dit gebouw alle goeds.