Aanpak knelpunten in de hulpverlening van jongeren van 18 jaar en ouder

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Datum: 30 oktober 2009

Betreft: aanpak knelpunten in de hulpverlening van jongeren van 18 jaar en ouder

Geachte voorzitter,

Elke jongere moet de kans krijgen om zich te ontwikkelen en om actief deel te nemen aan onze maatschappij. Er zijn jongeren die daarbij extra hulp en ondersteuning nodig hebben. Dit geldt ook voor jongvolwassenen die met 18 jaar meerderjarig zijn, maar daarmee niet automatisch zelfstandig kunnen functioneren in onze maatschappij.Op grond van signalen dat zich knelpunten voordoen in de hulpverlening aan jongeren van 18 jaar en ouder, heb ik onderzoek laten verrichten. Bijgevoegd treft u de resultaten van het onderzoek aan dat door het Verweij Jonker Instituut is uitgevoerd.

Debelangrijkste knelpunten die in het onderzoek naar voren komen zijn:

1 onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor de zorg voor deze doelgroep;

2 een tekort aan een passend hulpverleningsaanbod, het ontbreken van de juiste expertise over deze groep en een slechte aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg;

3 het vrijwillige karakter van de hulpverlening na het 18e levensjaar.

In het onderzoek wordt ook ingegaan op de verschillende kwetsbare groepen en de specifieke problemen en behoeften die zij afzonderlijk hebben. Mijn inzet is allereerst gericht op het wegnemen van de algemene drempels binnen de hulpverlening én het verbreden van het algemene zorgaanbod voor jongeren van 18 jaar en ouder. Aanvullend kan een groepsspecifieke aanpak nodig zijn zoals bij zwerfjongeren. Met deze brief geef ik invulling aan de toezegging die ik in de kabinetsreacties op het WRR-rapport ‘Vertrouwen in de school’ en op de Metarapportage Integraal Toezicht Jeugdzaken heb gedaan. In het onderstaande ga ik nader in op de gesignaleerde knelpunten en de sporen waar langs ik deze wil aanpakken.

1. Verantwoordelijkheid en regie
Vaak zijn verschillende lokale voorzieningen, ondersteuning op grond van de Wmo, de jeugdzorg én de volwassenenzorg zoals GGZ tegelijkertijd betrokken bij de behandeling of begeleiding van een jongere. Uit het onderzoek komt naar voren dat de samenwerking tussen de jeugd- en volwassenenzorg tekort schiet. Ook blijkt dat het voor betrokken partijen vaak onduidelijk is wie de regie heeft.

Regiefunctie gemeenten en bestuurlijk overleg
Gemeenten zijn op grond van de Wmo verantwoordelijk voor het brede jeugdbeleid. De voorgenomen Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen die in behandeling is bij de Tweede Kamer geeft gemeenten de mogelijkheid om hun verantwoordelijkheid beter in te vullen (Tweede Kamer 2008-2009, 31 977). Gemeenten krijgen expliciet de regierol toebedeeld om er zorg voor te dragen dat alle betrokken partijen op het terrein van zorg voor jongeren efficiënt en effectief met elkaar samenwerken, dat geldt ook voor jongeren tussen de 18 en 23 jaar. Bureau jeugdzorg heeft deze rol voor zover het gaat om voor jeugdzorg geïndiceerde jongeren. Ik acht het van belang dat deze verantwoordelijkheid ook wordt genomen en er vruchtbare samenwerking tot stand komt tussen gemeenten, jeugdzorg en volwassenenzorg. Ik zal daarom in het periodiek bestuurlijk overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Inter Provinciaal Overleg (IPO) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) de gesignaleerde knelpunten aan de orde stellen en bij mijn partners aandringen op een gezamenlijke aanpak. Ook tijdens andere reguliere overleggen met mijn bestuurlijke partners en uitvoeringspartners zal ik aandacht vragen voor de door de onderzoekers gesignaleerde knelpunten rond een tekort aan een passend hulpverleningsaanbod, het ontbreken van de juiste expertise over deze groep en een slechte aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg.

Overige relevante trajecten
Ter ondersteuning van de regierol van gemeenten zijn ook de volgende trajecten relevant:
· Wetsvoorstel Zorg in en om de School: Om jongeren van 18 tot 23 jaar de juiste hulp te kunnen verlenen is samenwerking rondom het onderwijs noodzakelijk in een combinatie van schoolgebonden zorg en zorg- en hulpverlening van externe zorginstanties. In de zorg- en adviesteams op het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs worden afspraken gemaakt over hulpverlening aan jongeren tot 23 jaar die de verantwoordelijkheid van de school te boven gaat. In het wetsvoorstel Zorg in en om de School waarover uw Kamer in juni 2009 is geïnformeerd (Kamerstukken 2008-2009, 31001, nr. 70) en dat in de eerste helft van 2010 aan de TK zal worden aangeboden, wordt de plicht om samen te werken in de jeugdketen een bekostigingsvoorwaarde voor het onderwijs.
· Verplichte samenwerkingspartners rondom het onderwijs: Het eerder genoemde wetsvoorstel inzake de gemeentelijke regie voor de jeugdketen biedt de mogelijkheid om via een algemene maatregel van bestuur aanvullende regels te stellen over de sluitende samenwerkingsafspraken ten behoeve van jongeren tot 23 jaar. Via deze AMvB zullen de instellingen worden benoemd die verplicht dienen samen te werken in en om het onderwijs. Per onderwijssector worden de minimaal benodigde kernpartners benoemd.
· Decentralisatie-uitkering Jeugd: Met de Decentralisatie-uitkering Jeugd (DU-Jeugd) komt het kabinet tegemoet aan de wens van de gemeenten om middelen zoveel mogelijk gebundeld en ontschot in te zetten. De DU-jeugd start in 2010 met euro 21 miljoen voor gemeentelijke zorg aan overbelaste jongeren in het onderwijs die kampen met een opeenstapeling van problemen waardoor ze voortijdig dreigen uit te vallen.
· Wet Investeren in Jongeren: Per 1 oktober 2009 kunnen alle jongeren van 18 tot 27 jaar terecht bij het jongerenloket waar ze geholpen worden met hun vragen over werk en opleiding. De nieuwe Wet Investeren in Jongeren verplicht gemeenten om aan deze doelgroep een aanbod te doen met betrekking tot leren en/of werken wanneer zij zich melden voor een uitkering.

2. Passend zorgaanbod voor 18 tot 23 jarigen
Uit het onderzoek komt naar voren dat het zorgaanbod voor jongeren van 18 tot 23 jaar niet voldoende aansluit bij hun behoefte. Zo heeft een deel van de doelgroep behoefte aan ‘lichte’ begeleiding en ondersteuning, die de jeugdzorg en de volwassenenzorg niet of onvoldoende aanbieden. Wanneer jongeren ouder worden verandert hun zorgvraag: naast bijvoorbeeld psychosociale ondersteuning hebben jongeren hulp nodig bij het vinden van een woning, werk en het regelen van de zorgverzekering. Vooral jongeren zonder sociaal netwerk, hebben behoefte aan professionele begeleiding naar zelfstandigheid.

De onderzoekers constateren dat zowel de jeugdzorg als de volwassenenzorg, onvoldoende of geen adequaat zorgaanbod heeft voor deze groep jongeren. De volwassenenzorg heeft ook moeite om deze doelgroep te bereiken en geen orthopedagogisch klimaat kent.

Verder blijkt uit het onderzoek dat de overdracht van jeugdzorg naar volwassenenzorg, de zogenaamde warme overdracht, niet goed verloopt. Belangrijkste oorzaken zijn het ontbreken van verantwoordelijkheid om in de overdracht ervoor te zorgen dat de hulp die nodig is geboden wordt en een gebrek aan samenwerking tussen partijen als de gemeente, jeugdzorg en volwassenenzorg.

Onder paragraaf 1 is al aangegeven dat de door de onderzoekers gesignaleerde knelpunten rond een tekort aan een passend hulpverleningsaanbod, het ontbreken van de juiste expertise over deze groep en een slechte aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg geagendeerd worden in het bestuurlijk overleg met VNG, IPO en Zorgverzekeraars Nederland. Daarnaast zijn de volgende acties relevant om de samenwerking tussen partijen te verbeteren, het zorgaanbod te verbreden en beter aan te laten sluiten op de doelgroep:
· Overleg met zorgverzekeraars: Ik ga in gesprek met betrokken partijen waaronder de zorgverzekeraars om aandacht te vragen voor de doelgroep 18+ en het aanpassen en afstemmen van het zorgaanbod aan deze doelgroep.
· Best practices verspreiden: Binnen het project Zorg op het MBO in Rotterdam zijn afspraken gemaakt met diverse hulpverlenende instanties, de gemeente en de ROC’s om te komen tot een optimale zorgstructuur op de ROC’s. In het kader van dit project is met bureau jeugdzorg afgesproken dat zij zorg zullen dragen voor een warme overdracht tussen jeugdzorg en volwassenenzorg. De kennis en ervaring die met dit project zijn opgedaan zal ik actief uitdragen naar andere gemeenten.
· Pilot MBK-NL – MO-groep: Ik laat momenteel MKB-NL en de MO-Groep via een pilot verkennen hoe jeugdzorg, onderwijs en arbeidsmarkt met elkaar verbonden kunnen worden zodat het voor jongeren uit de jeugdzorg makkelijker wordt om passend werk te vinden. Eind 2009 wordt deze pilot uitgebreid van 1 naar 4 regio’s. Begin 2010 starten de eerste pilotprojecten. Met MKB-NL en de MO-Groep verken ik de mogelijkheden om de volwassenenzorg te betrekken als partij in de verkenning en projecten.
· Databank effectieve interventies.Met het NJI ben ik in overleg hoe meer effectieve interventies voor de doelgroep 18+ in de databank kunnen worden opgenomen.

3. Vrijwillig karakter hulpverlening na 18e levensjaar.
De onderzoekers signaleren ook als knelpunt dat de jeugdzorg in beginsel bij 18 jaar stopt en dat na het 18e levensjaar de hulpverlening aan jongvolwassen alleen op vrijwillige basis kan plaatsvinden.

Verlengde jeugdzorg beter benutten
In de Wet op de jeugdzorg is geregeld dat het recht op jeugdzorg kan doorlopen tot het 23e jaar indien de zorg voor het 18e jaar is aangevangen en er bij de jeugdige nog sprake is van ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Ik heb er nooit een misverstand over laten bestaan dat deze bepaling in de wet maximaal gebruikt moet worden als dit in het belang van de jeugdige is. In het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg heb ik de provincies daar ook nadrukkelijk op gewezen. Ik vind dat die bestaande mogelijkheid beter benut kan worden en zal dat nogmaals onder de aandacht van de provincies brengen.

Voorwaarde voor een indicatie voor pleegzorg die doorloopt na het 18e jaar is dat er nog sprake is van ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. In dat geval kan er een (verlengings)indicatie pleegzorg worden afgegeven. Wanneer pleegzorg wordt verleend, is er altijd recht op pleegvergoeding.

De aanbeveling van de onderzoekers de jeugdzorg te verlengen tot 23 jaar zal ik betrekken bij mijn standpunt over de toekomst van de zorg voor jeugd dat ik de Tweede Kamer begin 2010 zal doen toekomen.

Investeren in de motivatie van jongeren
Een nadere wettelijke plicht tot het aanvaarden van hulp boven de 18 acht ik geen oplossing onder meer omdat de internationale verdragen daar zeer strenge eisen aan stellen. Mede om die reden strekt de kinderbeschermingswetgeving zich tot 18 jaar uit. Dwangmogelijkheden voor 18+ zijn geregeld voor de gesloten jeugdzorg en in de Wet BOPZ. Ik vind het belangrijk te investeren in de motivatie van jongeren om jeugdzorg te blijven ontvangen dan wel in de volwassenenzorg of bij gemeentelijke voorzieningen de hulp te aanvaarden die nodig is. De volgende acties zijn in dit verband relevant:
· Dranggesprekken: Ik wil bezien in hoeverre dranggesprekken jongeren kunnen bewegen tot het aanvaarden van zorg. Het project ‘zorg in de MBO in Rotterdam’ biedt hiervoor aangrijpingspunten. Door middel van “dranggesprekken” wordt getracht om jongeren het belang van voortgezette jeugdzorg op vrijwillige basis in te laten zien. De afspraken en ervaringen opgedaan met dit project zal ik actief uitdragen naar andere gemeenten.
· Onderzoek naar motivatiefactoren:Binnen het project nazorg van het programma Aanpak jeugdcriminaliteit van de minister van Justitie loopt momenteel een onderzoek naar de motivatiefactoren van jongeren. De pilot ‘Vrijwillig nazorg’,die zich richt op jongeren die na een PIJ-maatregel uitstromen uit een justitiële jeugdinrichting en tijdens de behandeling 18 jaar zijn geworden, laat bemoedigende resultaten zien in termen van motivatie.

Tot slot
Ik vind het van groot belang dat bestaande knelpunten worden weggenomen in de hulpverlening van 18- tot en met 23-jarigen met het oog op deelname van deze jongeren aan onderwijs, werk en onze maatschappij in algemene zin. Om die reden zal ik de door de onderzoekers gesignaleerde knelpunten rond een tekort aan een passend hulpverleningsaanbod, het ontbreken van de juiste expertise over deze groep en een slechte aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg aan de orde stellen in het bestuurlijk overleg met VNG, IPO en Zorgverzekeraars Nederland. Een goede samenwerking tussen hulpverlenende partijen onderling maar ook met bijvoorbeeld het onderwijs en de werkgevers is daarbij van groot belang. Alleen dan kan een laagdrempelig aanbod tot stand komen dat aansluit bij de behoefte en leefwereld van deze jongeren.

Hoogachtend,

de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet