Financieel beheer onderwijsinstellingen moet beter

In het onderwijs blijft bij sommige instellingen te veel geld op de plank liggen.

Het financieel beheer van onderwijsinstellingen moet beter. Dat concludeert de commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen. De commissie onder leiding van professor Don stelt nieuwe signaleringsgrenzen betreffende de financiën van scholen voor en doet aanbevelingen ter verbetering van het financieel beheer. De bewindspersonen van Onderwijs omarmen de aanbevelingen. Dat schrijven ze vandaag, mede namens de minister van Financiën en de minister van LNV, aan de Tweede Kamer.

De commissie onderzocht de optimale financieringsstructuur van instellingen in verschillende onderwijssectoren en concludeert dat de financiële deskundigheid in een aantal sectoren nog onvoldoende aanwezig is en dat bij sommige instellingen te veel geld op de plank blijft liggen. In alle sectoren is het beleid voor verbetering vatbaar. Don stelt voor om de financiële deskundigheid te versterken. De bewindslieden gaan concreet aan de slag met de aanbevelingen. Zo zullen de betreffende sectorraden de onderwijsbesturen gaan helpen om een meerjarige financiële planning op te stellen met bijbehorende risicoanalyse. Op dit moment gebeurt dat niet altijd, terwijl het van cruciaal belang is voor de verbetering van financieel beleid.

Het toezicht op de doelmatigheid van de financiën dient volgens Don ook versterkt te worden. Hij stelt nieuwe signaleringsgrenzen voor en introduceert daarvoor de term 'kapitalisatiefactor'. Ook deze aanbeveling neemt OCW over. Er komen nieuwe signaleringsgrenzen rond de kapitalisatiefactor en solvabiliteit van scholen in het primair- en voortgezet onderwijs. Op termijn gebeurt dit ook in het middelbaar en hoger onderwijs. Zo kan in kaart worden gebracht of een school te veel geld als bijvoorbeeld buffer opzij zet, terwijl het eigenlijk in het onderwijs kan worden geïnvesteerd. Als de grenzen overschreden worden gaat de Inspectie van het Onderwijs bekijken waarom dat gebeurt. Op dit moment kijkt de onderwijsinspectie alleen of een school te weinig geld als buffer opzij zet. De inspectie gaat ook extra controles uitvoeren bij 400 scholen in het primair en voortgezet onderwijs met een zeer hoge kapitalisatiefactor of een lage kwaliteit in combinatie met een hoge kapitalisatiefactor. Mocht blijken dat een school te veel geld oppot, dan wordt het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad ingelicht, opdat zij actie kunnen ondernemen om het geld wél in het onderwijs te steken.

De commissie Don constateert verder dat in het primair- en voortgezet onderwijs weinig gebruik wordt gemaakt van vreemd vermogen. Ook moet lenen voor investeringen en het opvangen van financiële risico's eenvoudiger worden. OCW en Financiën gaan dit zorgvuldig uitwerken. De opbouw van financiële deskundigheid heeft daarbij prioriteit. Streven is om maximaal een jaar vertraging op te lopen ten opzichte van het tempo van het hoger onderwijs.

De acties die nu naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen worden ondernomen, zullen in 2012 geëvalueerd worden.