Verplichte en snelle bloedtest in strafzaken

Het openbaar ministerie krijgt de bevoegdheid een verdachte of een derde te verplichten mee te werken aan een bloedtest. Daarmee kan worden vastgesteld of deze personen drager zijn van het HIV-virus of van ernstige besmettelijke ziekten als hepatitis B of C, die bij het plegen van een strafbaar feit kunnen zijn overgedragen op het slachtoffer. Als besmetting door de verdachte is overgebracht, kan dat ook bij het slachtoffer blijvend zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben of in sommige gevallen levensbedreigend zijn. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Hirsch Ballin dat door de Eerste Kamer is aanvaard en dat naar verwachting op 1 juli 2010 in werking treedt.

Een belangrijk punt in dit wetsvoorstel is dat het belang van het slachtoffer zwaar weegt. Voor het slachtoffer moet een bloedonderzoek snel uitgevoerd kunnen worden met het oog op preventieve toediening van medicijnen, zoals het geval is bij de afweer van het HIV-virus.

Uitgangspunt is dat de verdachte vrijwillig meewerkt aan de afname van bloed; bij weigering kan de officier van justitie een bevel geven de test te ondergaan na toestemming van de rechter-commissaris. Het slachtoffer heeft te maken met de gevolgen van een gewelds- of zedendelict en zal daarnaast onder zware psychische druk leven vanwege de angst dat hij of zij mogelijk besmet is met een levensbedreigende ziekte. De verplichting om aan een test mee te werken kan alleen als sprake is van een verdachte en aanwijzing bestaat dat besmetting door dat misdrijf is overgebracht.