Fiscale nieuwsflits 16 september 2009

Deze fiscale nieuwsflits heeft vier berichten. Twee bevatten een toelichting van de staatssecretaris dat hij afziet van beroep in Cassatie. En de andere twee gaan over loonheffingen: gebruikelijkloonregeling bij omzetdaling en omzetbelasting: verlaagd BTW tarief voor schilderen en stukadoren van woningen.

Bel alg/AWR: heffingsrente bij terugvorderen algemene heffingskorting

De staatssecretaris laat weten waarom hij afziet van cassatieberoep. In zijn toelichting wijst hij op een brief uit 2006 waarin hij aangeeft dat bedoelde heffingsrente in strijd kan blijken met de beginselen van behoorlijk bestuur.

Aan B is bij het opleggen van de aanslag IB 2002 heffingsrente in rekening gebracht. Zij vindt dit niet terecht. Niet in geschil is dat haar bij het opleggen van de voorlopige aanslag, ongevraagd, en ten onrechte, de verhoging van de gecombineerde heffingskorting is uitbetaald.

Het hof wijst op een aangenomen motie van Tweede Kamerlid Crone waarin wordt gesteld dat in dergelijke situaties op verzoek van de belanghebbende de heffingsrente wordt terugbetaald. De omstandigheid dat B werd bijgestaan door een deskundige, maakt dit niet anders. Verder overweegt het hof dat de Belastingdienst bij het bepalen van de gecombineerde heffingskorting ten onrechte geen koppeling heeft gemaakt met het inkomen van de partner. Volgens het hof heeft de inspecteur onzorgvuldig gehandeld; er is sprake geweest van een onzorgvuldige aanslagregeling, zodat ook op die grond het in rekening brengen van heffingsrente niet op zijn plaats is.

De staatssecretaris licht toe waarom hij afziet van cassatieberoep. Hij wijst op zijn brief van 21 april 2006, waarin hij aangeeft dat de bij het terugvorderen van de algemene heffingskorting in rekening gebrachte heffingsrente in strijd kan blijken mate de beginselen van behoorlijk bestuur. Verder wijst het hof terecht op de motie van het lid van de Tweede Kamer Crone en de reactie van de Minister daarop. Gelet hierop kon het hof oordelen dat B geen nadeel mag ondervinden in de vorm van in rekening gebrachte heffingsrente.

Toelichting staatssecretaris van 4 september 2009 nr. DGB 2009-4500 n.a.v. uitspraak Hof Leeuwarden van 24 juli 2009, 2008/00055, jaar 2002, Bel alg en Awr 30j

IB: winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden

De staatssecretaris laat weten dat hij afziet van cassatie. Het hof heeft namelijk kunnen oordelen dat sprake is van een zelfstandig beroep. Dat het verloop van de activiteiten wijst op een aflopende zaak, maakt het oordeel over de beginjaren nog niet volstrekt onbegrijpelijk.

B werkte in dienstbetrekking. In 2001 is zij voor zichzelf begonnen. Zij verricht projectactiviteiten in de agrarische sector en geeft onderwijs en trainingen. B heeft verschillende opdrachtgevers, publiceert regelmatig in vaktijdschriften (waarbij tegen betaling derden worden ingeschakeld) en heeft – mede met het oog op het opbouwen van een netwerk – de academische graad van doctor verworven. Sommige van de door haar uitgereikte facturen zijn onbetaald gebleven. Verder heeft B geprocedeerd wegens contractbreuk door een opdrachtgever. De omzetten bedroegen in 2001 t/m 2003 resp. € 18 151, € 110 203 en € 11 257. B is van mening dat zij ondernemer is en heeft ondernemersfaciliteiten geclaimd. De inspecteur heeft B niet als ondernemer aangemerkt.

De rechtbank stelt B via de weg van het vertrouwensbeginsel in het gelijk. In hoger beroep oordeelt het hof dat B op grond van wetstoepassing als ondernemer moet worden aangemerkt en dat zij op basis van opgewekt vertrouwen recht heeft op ondernemersfaciliteiten. Toepassing van het leerstuk van interne compensatie, waarop de inspecteur zich heeft beroepen, wijst het hof af, omdat dit hier niet zou stroken met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het hof herstelt vervolgens een aantal rekenfouten van de rechtbank en doet wat de rechtbank had moeten doen.

De staatssecretaris laat weten dat hij afziet van cassatieberoep. Ter toelichting merkt hij op dat het hof op basis van de vastgestelde feiten kon oordelen dat in 2001 en 2002 sprake was van de uitoefening van een zelfstandig beroep. De sterk wisselende inkomsten in genoemde periode en het daadwerkelijk gelopen debiteurenrisico zijn voldoende om van een ondernemersrisico te spreken. Dat het verdere verloop van de activiteiten wijst op een aflopende zaak, maakt het oordeel over de beginjaren nog niet volstrekt onbegrijpelijk. Het staat de inspecteur overigens vrij om de latere jaren opnieuw te beoordelen.

Toelichting staatssecretaris van 4 september 2009 nr. DGB 2009-4564 n.a.v uitspraak Hof Arnhem van 28 juli 2009, 2008/00226, 2001 en 2002, Wet IB 2001 3.2, 3.4, 3.5 en 3.6

OB: verlaagd BTW-tarief voor schilderen en stukadoren van woningen

In dit besluit keurt de staatssecretaris goed dat het verlaagde BTW-tarief met ingang van 15 september 2009 van toepassing is op het schilderen en stukadoren van woningen van 2 jaar en ouder.

In het belastingplan 2010 is voorgesteld om het toepassingsgebied van het verlaagde BTW-tarief voor het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 15 jaar te verruimen naar woningen van 2 jaar en ouder na eerste ingebruikneming. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen treedt deze maatregel op 1 januari 2010 in werking.

In verband met mogelijk uitstel tot 1 januari 2010 van het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 2 jaar en jonger dan 15 jaar keurt de staatssecretaris goed dat in afwachting van deze wetswijziging het verlaagde tarief reeds wordt toegepast op het schilderen en stukadoren van 2 jaar en ouder na eerste ingebruikneming.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant (2009,13913) waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 september 2009.

Besluit van 15 september 2009, DV2009/529, Ob 1968 9 en Ob 1968 Tabel I-b post 8

LH: gebruikelijkloonregeling bij omzetdaling

Dit besluit bevat een tijdelijke goedkeuring voor de gebruikelijkloonregeling. Bij omzetdalingen mag het gebruikelijk loon in 2009 en 2010 evenredig lager zijn.

Zogenoemde AB-werknemers, zoals een dga van een bv, genoten een gebruikelijk loon. Dit is wettelijk geregeld in de gebruikelijkloonregeling. De hoogte van het gebruikelijk loon is afhankelijk van de relevante feiten en omstandigheden, zoals de beloning bij soortgelijke dienstbetrekkingen.

Het is de staatssecretaris gebleken dat de economische crisis tot knelpunten leidt bij de vaststelling van een gebruikelijk loon. Een en ander is voor hem aanleiding duidelijkheid vooraf te verschaffen en een tijdelijke goedkeuring uit te brengen. Hij kiest daarbij voor een praktisch goed hanteerbaar criterium dat ook recht doet aan het wettelijk uitgangspunt. Bij omzetdalingen mag het gebruikelijk loon in 2009 en 2010 evenredig lager zijn. Daarmee is een verlaging van het gebruikelijk loon in veel gevallen eenvoudig te berekenen en vast te stellen, zonder overleg met de inspecteur. De rechtszekerheid wordt hiermee gediend.

Betrokkenen kunnen desgewenst overleggen met de bevoegde inspecteur over de toepassing van deze goedkeuring. Dat geldt ook voor situaties die niet (rechtstreeks) onder deze goedkeuring vallen, maar waar wel knelpunten optreden. Bij bijzondere situaties passen maatwerkoplossingen

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant (2009, 13953) waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2011.

Besluit van 15 september 2009, CPP2009/1799M, Lb 1964 12a