Fiscale nieuwsflits 25 augustus 2009

Deze fiscale nieuwsflits heeft twee berichten waarom de staatssecretaris afziet van beroep in cassatie de eerste over boete terecht maar tot een hoog bedrag opgelegd, het tweede gaat over omzetbelasting: carrouselfraude niet aannemelijk geacht. Het derde bericht handelt over ondermandaatverlening internationale inlichtingenuitwisseling.

AWR: boete terecht maar tot een hoog bedrag opgelegd


De staatssecretaris ziet af van cassatieberoep tegen het oordeel van het hof dat de boete tot een te hoog bedrag is opgelegd omdat sprake is van grove onachtzaamheid en niet van voorwaardelijk opzet.

B (belanghebbende) dreef een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Uit een boekenonderzoek bleek dat over 2001 tot en met 2004 te weinig omzetbelasting op aangifte was voldaan. De inspecteur heeft het verschil nageheven en een boete opgelegd (50%) die nu in geschil is. De aangiften zijn opgemaakt door een adviseur. Deze maakte wél jaarlijks een herrekening van de verschuldigde omzetbelasting, maar deed vervolgens geen suppletieaangiften.

Volgens de rechtbank kon B van te voren niet inschatten dat de adviseur te weinig omzetbelasting zou aangeven. De rechtbank houdt het er voor dat een bespreking van de jaarrekeningen heeft plaatsgevonden. Dat B naar aanleiding daarvan begreep, of had moeten begrijpen dat zij nog omzetbelasting was verschuldigd, acht de rechtbank, gezien haar gebrek aan fiscale kennis, niet aannemelijk. Zij heeft dat gebrek juist getracht te ondervangen door het inschakelen van een belastingadviseur. Er is geen grond voor het opleggen van een boete.

Het hof oordeelt anders. Het is wel degelijk aan B's grove schuld te wijten dat te weinig belasting is voldaan. Een boete van 25% is passend en geboden. Evenmin onderschrijft het hof het oordeel dat B niet hoefde te begrijpen dat de in de jaarstukken vermelde ob-schulden nog moesten worden aangegeven en betaald. Het kennisnemen van aan de belastingdienst nog te betalen belasting vereist op zich zelf immers geen fiscale kennis. De boete is terecht maar tot een te hoog bedrag opgelegd.

De staatssecretaris heeft laten weten dat hij afziet van cassatieberoep. Ter toelichting merkt hij onder meer op dat uit de overwegingen van het hof blijkt dat wel voldaan is aan het kennisvereiste, maar niet dat voldaan is aan het wilsvereiste. Anders dan de inspecteur stelt, kan op grond van de door het hof vastgestelde feiten en overwegingen niet geconstateerd worden dat niet alleen voldaan wordt aan de eisen die gelden voor grove schuld, maar tevens aan de eisen voor voorwaardelijk opzet.

Toelichting staatssecretaris van 22 juli 2009, nr. DGB 2009-3802, n.a.v. uitspraak Hof Leeuwarden van 12 juni 2009, 2008/00120, 2001 t/m 2004, Awr 67f

OB: carrouselfraude niet aannemelijk geacht

De staatssecretaris heeft laten weten af te zien van cassatieberoep tegen de uitspraak waarin het hof besliste dat een carrouselfraude niet aannemelijk is gemaakt. Dit gelet op de het sterk feitelijke karakter van de uitspraak.

X bv handelt in computeronderdelen en is ondernemer voor de OB. X importeert haar handel voor een groot deel uit Taiwan en Hongkong en exporteert naar landen zowel binnen als buiten de EU. De verkoop naar Spaanse afnemers is de helft van de totale omzet, die in de betreffende jaren gemiddeld € 25 miljoen bedroeg. X heeft met betrekking tot de Spaanse afnemers steeds voorafgaande aan de eerste levering aan de Belastingdienst verzocht om verificatie van de opgegeven btw-nummers. Volgens de Belastingdienst stemmen die gegevens overeen met die van de Spaanse belastingdienst. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat X bv niet aan de hand van boeken en bescheiden heeft aangetoond recht te hebben op toepassing van het tarief van nihil.

Het hof beslist inzake de al dan niet juiste tenaamstelling in het voordeel van de inspecteur. In een uitvoerig betoog concludeert het hof ten slotte dat X recht heeft op het tarief van nihil. Vervolgens is de vraag aan de orde of recht bestaat op aftrek van voorbelasting. De inspecteur meent van niet omdat X moest weten dat zij deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met carrouselfraude. Ook hier vangt de inspecteur bot bij het hof: aan de hand van de feiten wordt geoordeeld dat X niet wist of moest weten dat haar leveranciers niet aan hun fiscale verplichtingen voldeden.

De staatssecretaris deelt mee dat hij geen beroep in cassatie instelt tegen de hofuitspraak. Ter toelichting merkt hij onder meer op van mening te zijn dat het hof de bewijslast niet onjuist heeft verdeeld. X heeft volgens het hof aangetoond dat de goederen naar Spanje zijn verzonden of vervoerd en dat de goederen het grondgebied van de lidstaat van levering ingevolge deze verzending of dit vervoer fysiek hebben verlaten. Het hofoordeel is sterk verweven met waarderingen van feitelijke aard. Van het instellen van cassatieberoep is volgens de staatssecretaris geen succes te verwachten. Verder acht het hof X kennelijk te goeder trouw.


Toelichting staatssecretaris van 23 juli 2009 nr. DGB 20090-4000 n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch van 19 juni 2009, 2002/04182, 1997-1999, Ob 1968 9 en Ob 1968 Tabel II-a 6 en Uitv besl ob 1968 23

WIBB: ondermandaatverlening internationale inlichtingenuitwisseling


In dit besluit wordt het besluit van 28 februari 2006, nr. CPP2005/3242M aangepast. De kring van ondergemandateerden voor het nemen van besluiten over internationale inlichtingenuitwisseling waartegen bezwaar en beroep mogelijk is, wordt gewijzigd en verruimd.

Met dit besluit is aangesloten bij het mandateringsbesluit nr. CPP2005/3241M van 28 februari 2006 houdende mandaatverlening en machtiging door de staatssecretaris aan de directeur-generaal Belastingdienst ter uitvoering van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB.)

In dit ondermandaatsbesluit is een wijziging in de mandatering van bevoegdheden voor het nemen van besluiten tot verstrekking van inlichtingen aan het buitenland geregeld. Met ingang van 1 september 2009 is het nemen van besluiten met betrekking tot de inlichtingenverstrekking over de belastingen en heffingen waarop de WIB van toepassing is (met uitzondering van accijns en daarmee vergelijkbare heffingen) verlegd van de Belastingdienst/FIOD-ECD naar Belastingdienst/Oost.
De situatie inzake het nemen van besluiten met betrekking tot de inlichtingenverstrekking over de accijnzen en daarmee vergelijkbare heffingen waarop de WIB van toepassing is verandert niet. Deze bevoegdheid blijft gedelegeerd aan Belastingdienst/Douane Rotterdam.

In dit besluit wordt voorts geanticipeerd op verlegging van werkzaamheden met betrekking tot de inlichtingenverstrekking aan EU-lidstaten over de onder de WIB vallende belastingen en heffingen van Belastingdienst/Oost (als centrale bevoegde autoriteit) naar de voorzitters van de managementteams van 13 Belastingdienstregio’s (waaronder ook Belastingdienst/Oost). De bevoegdheid tot het nemen WIB-besluiten over de verstrekking van inlichtingen aan EU-lidstaten wordt hiermee geregionaliseerd.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2009. Het wordt geplaatst in Staatscourant 2009, 12575.

Besluit van 17 augustus 2009, CPP2009/1632M, Wibb 5 en 7