Wibautlezing 2009

Toespraak over Floor Wibaut, uitgesproken door minister Van der Laan op 3 december 2009, Vlissingen (St. Jacobskerk), ter gelegenheid van het 150ste geboortejaar van Wibaut.


Dames en heren,

Wij Amsterdamse PvdA-ers hebben ons Wibaut in de loop der jaren een beetje toegeëigend. Hij is goed geweest voor onze stad en goed voor zijn bewoners. We zijn trots op hem, net zo trots als u. Wat veel Amsterdammers betreft was Florentinus Wibaut een Amsterdammer. En, zo valt te lezen in zijn postuum gepubliceerde memoires Levensbouw, Wibaut zelf ook:

"Zo groot is de bekoring van Amsterdam voor mij geweest en gebleven [Het is echt afschuwelijk voor te lezen hier – EvdL], dat ik er bezwaar tegen heb voor Zeeuw te worden gehouden, hoewel dat op zichzelf een voorrecht is. Ik voel mij veel meer Amsterdammer dan de meesten die er geboren zijn."

Einde van dit vreselijke citaat. Neemt u het mij niet kwalijk. Ziet u Wibaut en zijn ideeën maar als een zeer succesvol Zeeuws exportproduct.

Ik zeg het gekscherend, maar het is waar. Floor Wibaut is in Zeeland gevormd. Toen hij op 45-jarige leeftijd in Amsterdam kwam wonen, waren de man en zijn beginselen zo goed als af. Uiteraard los van de lessen die hij nog zou trekken als hoofdstedelijk wethouder, maar zijn visie, zijn persoonlijke ideologie, zijn overtuigingen waren toen al gevormd

En de mal van die vorm lag op Walcheren. In zijn geboortestad Vlissingen en in Middelburg, waar hij werkte. Echt een Zeeuws exportproduct.

In alles wat over Wibaut is geschreven en gezegd, klinkt één karaktereigenschap door: zijn eigengereidheid. Florentinus Wibaut luisterde, las en keek en vormde zijn eigen gedachten. Hij nam niets klakkeloos over en veranderde zo nodig werkwijzen die in al geen decennia gewijzigd waren. Met het argument, ‘zo doen wij dat al jaren’ kwam je bij hem niet ver.

- Dit doet me ook denken aan de tijd dat ik onder Jan Schaefer werkte in Amsterdam, wanneer hij zei, ‘Is het beleid of hebben we er over nagedacht.’ -

Wibaut’s reis naar Rusland in 1881 als jongen van 21 voor de firma G. Alberts is exemplarisch. Het was zijn tweede reis. Ditmaal ging hij om te kijken wat goedkoper was: hout kopen via een tussenpersoon of rechtstreeks van de eigenaren.

Ik denk dat er weinigen onder u zijn die de lokale agent van Alberts destijds ongelijk zouden hebben gegeven in zijn belsuit niet van tussenpersonen te kopen. Hoe minder schakels, des te goedkoper. Dat is heel logisch. Dat rationeel economisch denken was Wibaut allerminst vreemd, maar hij kwam er in Rusland achter dat er een discrepantie was tussen de uitkomst van een heldere rekensom en de monetaire werkelijkheid.

Wat bleek? Kopen van de tussenpersoon was voor Alberts goedkoper. In zijn dagboeknotities van die tijd, legt hij uit hoe dit kon: de tussenhandelaren betaalden voor tweeduizend stammen, betaalden steekpenningen en kapten vervolgens drieduizend bomen. De kostprijs van tweeduizend stammen kon verdeeld worden over drieduizend.

Wibaut instrueerde de Alberts-agent voortaan van de tussenhandelaren te kopen. Hij probeerde ook andere houthandelaren hiervan te overtuigen, maar die hielden voet bij stuk. Ze hadden het immers altijd zo gedaan.

In Levensbouw schreef hij over deze halstarrigheid:

"Dikwijls heb ik gemerkt, dat handelaars die zich eenmaal een bepaalde methode van kopen of verkopen in het hoofd hadden gezet, niet ervan te overtuigen waren dat ze verkeerd deden. Als men ze berekeningen voorlegde, konden ze er niets tegen inbrengen. Maar ze gingen in hun dwalingen verder."

De keuze laat ook zien dat Wibaut toen vooral rekenmeester was. Hij hield liever het corrupte Russische systeem in stand dan dat hij geld verloor door direct te betalen aan de eigenaren van de bospercelen. Wibaut de koopman. - Dit is geen moreel oordeel, het waren echt andere tijden. En hoewel ik betwijfel of het Russische system is al die jaren is veranderd is het bij ons echt anders geworden.

Het idealisme brandde al in Wibaut, maar slechts als waakvlam. Het vuur werd pas twee later - in 1883 - goed aangewakkerd toen hij P.L. Tak ontmoette – de grondlegger van de sociaal-democratische gemeentepolitiek. En nog eens 10 jaar later markeerde Wibaut’s vertaling van Fabian Essays in Socialism zijn ‘eerste bekentenis tot het socialisme’.

Tot hij bevriend raakte met Tak en kennis nam van de Fabian Society, was de jonge Wibaut vooral druk met de zaken rondom houtzagerij Alberts. Zijn bereidheid die zaken anders aan te pakken dan zijn voorgangers en collega’s en zijn degelijke rekenwerk, bezorgde de ondernemer een behoorlijk vermogen. In 1900 – hij was 41 – verdiende hij aan salaris en winst uit onderneming ruim 89 000 gulden. Toen hij vier jaar later naar Amsterdam verhuisde was Wibaut financieel onafhankelijk.

Naar mijn overtuiging maakte die onafhankelijkheid Wibaut uitermate geschikt voor een politieke functie. Zo vind ik het wethouderschap geen beroep. Het is een functie, een ambt. Je dient, doet je werk voor de samenleving en dan wegwezen. Of zoals Wibaut het bij zijn afscheid als raadslid zei:

"Als men de moed heeft een ambt te aanvaarden, moet men ook de moed hebben, het op te geven."

Maar laat ik niet op de zaken vooruit lopen. Want voor het zo ver was, verzette Wibaut bergen goed werk. Hier in Zeeland en in Amsterdam. Zijn motivatie, zijn idealisme en zijn bereidheid zich in te zetten voor hen die leefden in armoede, kan wellicht verklaard worden met het adagium, noblesse oblige. In de moderne betekenis. Zijn positie, zijn persoonlijke welvaart en het welzijn van zijn vrouw en kinderen, verplichtten hem, zo vond hij, zijn dagen te besteden aan het verbeteren van de levens van de arbeiders.

In Levensbouw beschrijft Wibaut het moment dat hij en zijn vrouw Mathilde besloten lid te worden van SDAP:

"Op een wandeling rustten we uit in het gras aan de Kanaaldijk tussen Middelburg en Vlissingen. We zaten daar stil in gedachten. Opeens zei ik: 'Ik houd het niet meer uit, te leven op kosten van anderen. Ik word lid van de SDAP.' Mijn vrouw zei: 'Dat wil ik ook doen.'"

Die avond – het was 6 oktober 1897 – schreven zij een briefje aan de ledenadministratie van de partij.

Dat lidmaatschap riep bij sommigen wel de vraag op wat zo’n kapitalist te zoeken had tussen al die proletariers. Zijn antwoord schreef hij op in Het Volk:

"Het is een karikatuur van de leer van den klassenstrijd, te meenen dat noodwendig alle bezitters den eenen en alle arbeiders den anderen kant moeten kiezen. (...) Het verandert aan het karakter van den klassenstrijd niets, dat er in de SDAP studenten, dominees, advocaten, priesters en kapitalisten zijn. Wij moeten antwoorden dat wij het vertrouwen niet vragen voor onze personen, maar dat wij het vragen voor ons beginsel."

Zoals Eric Slot het in de inleiding van zijn boek Wibaut, onderkoning van Amsterdam, schrijft:

"Wibaut was vooral een man van beginselen. Een van die beginselen was: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten."

Dat beginsel, gebruikte hij om de huisvesting van arbeiders te verbeteren. Voor Wibaut lag de verheffing van de werkende klasse in de verbetering van haar woontoestanden.

Als Amsterdamse wethouder werd Wibaut gegrepen door de deplorabele woonomstandigheden van de arbeiders; de krotten in de Jordaan. Zijn inspanningen binnen de SDAP betere arbeiderswoningen te bouwen, mondde uit in een van zijn grote successen.

Wibaut had berekend dat de kosten voor de bouw en verhuur van 2000 woningen gedekt konden worden wanneer de te lage huur van een rijksdaalder per week werd aangevuld met een rijkssubsidie. De Woningwet uit 1901 maakte dit mogelijk, zo had Wibaut bedacht. Zoals burgemeester Job Cohen het zei in zijn toespraak over Wibaut eind juni:

"Het is de verdienste van Wibaut te noemen dat hij die mogelijkheden [van de Woningwet] wel onderkende. De rest is (volkshuisvesting) geschiedenis en een van de grote succesverhalen van de sociaal-democratische gemeentepolitiek."

Het was ook een nieuwe wet waarvan Wibaut direct de grenzen van opzocht.

Mocht het u nog niet zijn opgevallen: ik ben er een van de Wibaut-school. Want als Floor Wibaut de stichter was van de school dan was Jan Schaefer er hoofdonderwijzer die mij les gaf.

Schaefer had een compleet andere achtergrond dan Wibaut. Deze Mokumse banketbakker was alles behalve een man in bonus toen hij de politiek in ging. De twee zijn niet te vergelijken. Maar hun beginselen – en daar vragen wij vertrouwen voor – waren hetzelfde. Schaefer was ook een man van daden en niet van theorie. Zijn uitspraak, ‘in ge-ouwehoer ken je niet wonen’ is haast een cliché geworden.

Toen ik enige tijd als assistent van Schaefer mocht werken in de Amsterdamse gemeentepolitiek in de jaren tachtig, kreeg ik een les in stadsvernieuwing:

Begin altijd op een hoek van de straat. Dan zien ze in twee straten dat de stadsvernieuwing op gang komt.’

De ondernemer als politicus. Het spreekt mij enorm aan. Het is een type mens dat zich geroepen voelt iets te doen voor de samenleving, een dosis gezond verstand meeneemt en de uitwerking in de praktijk belangrijker acht dan de theorie die eraan voorafgaat. Je moet ook oog hebben voor het draagvlak. Net als het hout van Wibaut en het banket van Schaefer, moet je stadsvernieuwing aan de man brengen.

Dat gezonde verstand bleek uit wat wethouder van Financiën Wibaut de Amsterdamse gemeenteraad voorhield:

"Als de gemeente een gulden wil uitgeven, moet zij die gulden eerst hebben, en om een gulden te hebben, die eerst ergens moest nemen en dat men dezelfde gulden maar eenmaal kon uitgeven."

Ik draag de woningbouwcorporaties een warm hart toe, maar dit beginsel had bij sommigen wel wat beter tussen de oren mogen zitten. De incidenten waren precies dat, maar ze hebben grote schade toegebracht aan onmisbare instituten voor de volkshuisvesting. Instellingen die in Nederland 2,4 miljoen huurwoningen beheren.

De corporaties vormen een sector met grote belangen waarin veel geld omgaat. Het gaat om de belangen van zowel de huurders als van de volkshuisvesting in zijn algemeenheid. Corporaties hebben een belangrijke maatschappelijke taak: ze moeten hun geld op een sociaal verantwoorde manier investeren. Niet alleen in stenen, maar ook in de leefbaarheid van de wijk en het welzijn van de bewoners. Dat doen ze in de dagelijkse praktijk erg goed.

Het geld van de corporaties is maatschappelijk kapitaal, al is het ook van de corporaties zelf. Als we het daar over eens zijn, is het ook vanzelfsprekend dat corporaties investeren in diezelfde maatschappij.

Al in de tijd dat ik actief was in de Amsterdamse politiek ben ik onder de indruk geraakt van wat corporaties doen in de steden en in de wijken. Dat beeld is de afgelopen maanden alleen maar bevestigd tijdens mijn bezoeken aan diverse wijken. Ik heb gezien wat de corporaties naast hun traditionele volkshuisvestingstaak doen, namelijk investeren in brede scholen, buurthuizen en welzijnsvoorzieningen, oftewel het maatschappelijk vastgoed. Daarnaast investeren ze in de leefbaarheid. Doordat de corporaties meer zijn geworden dan alleen huismeesters, is het aantal huisuitzettingen teruggedrongen. Ten opzichte van 2007 met 14 procent (!)

Het instrument van de participatieladder heeft daar zeker aan bijgedragen. Niet het organiseren van teleurstelling, maar het organiseren van succes door met kleine stappen mensen te helpen. Eerst de post openen, rekeningen betalen, regelingen treffen en dan naar buiten, vrijwilligerswerk, banenjacht.

Toch is er, ik zei het net al, iets mis gegaan de afgelopen jaren. Het vertrouwen tussen de politiek, met name de Haagse politiek, en de corporaties is sinds de verzelfstandiging in 1995 langzamerhand afgebrokkeld, bijna omgekeerd evenredig aan de groei van de vermogens van de corporaties. Dat is in de verkiezingsprogramma’s van 2006 van bijna alle partijen uitgedraaid op miljardenclaims op de corporaties en leidde tot de invoering van de integrale vennootschapsbelasting en de heffing voor de aandachtswijken.

Ik wil die relatie herstellen omdat ik zie dat die corporaties ongelooflijk goed werk doen. Ze beheren maatschappelijk kapitaal en verrichten belangrijk werk achter de voordeuren. Ik had het net al over die participatieladder. Ik wil het bondgenootschap tussen overheid en corporaties herstellen.

Van de publieke taak van de overheid was ook Wibaut overtuigd. Als wethouder volkshuisvesting vond hij dat de grondpolitiek in het belang moest staan van de volkshuisvesting. De gemeente, vond Wibaut, was geen handelaar in grond, zoals sommigen beweerden. Feitelijk was er wel handel want de prijs van de percelen waar de hoogbouw voor de arbeiderswoningen op werd gebouwd kon laag blijven doordat de grond waarop de laagbouw kwam, hoger dan strikt noodzakelijk werd geprijsd. Maar speculatie was het niet.

Het pragmatisme maakte de ideologie werkelijkheid. Kwam het niet uit de hoogte, dan moest het uit de breedte.

Naast het bewaken van de grondprijzen, moest de gemeente ook bouwen. Wibaut herhaalde wat zijn vriend Pieter Lodewijk Tak hierover had gezegd: als bouwers in gebreke blijven, dan moet de gemeente maar bouwen.

Dames en heren,

Ruim een eeuw wordt in ons land een sociaal volkshuisvestingsbeleid gevoerd. De nadruk ligt hier op sociaal. De SDAP stelde de ‘uitbreiding van het grondbezit van de gemeenten’ vast in in het eerste artikel van haar gemeenteprogram van 1899. Dat was het begin.

We zijn van ver gekomen. Dat is de verdienste van veel mensen, maar toch vooral van Wibaut.

Het blad De Gemeente schreef bij het afscheid van Wibaut als raadslid in 1931:

"Het voorbeeld van doortastende gemeentepolitiek, door Wibaut gegeven, heeft tot ver buiten de rijen van onze partij zijn invloed doen gelden. Het heeft aan het hele Nederlandse volk een begrip gegeven van wat er op gemeentelijk gebied te doen is."

Eric Slot zegt in zijn boek over dit afscheid:

"Was Wibaut met zijn aanvaarding van het raadslidmaatschap de werkelijkheid in gestapt, nu stapte hij die weer uit – en de utopie in."

U en ik staan in de werkelijkheid, maar weten ons gesterkt en gemotiveerd door de ideologie van de Zeeuw Floor Wibaut. Uw Zeeuw.

Ik wil u hartelijk bedanken voor uw gastvrijheid en aandacht. Tot slot wil ik ook Gilles Borrie hartelijk bedanken voor zijn hulp bij de totstandkoming van deze lezing. Hij publiceerde in 1968 de Wibaut biografie ‘Mens en Magistraat’ en zag er nu op toe dat ook dit verhaal zorgvuldig werd opgeschreven.