Antwoorden op kamervragen bijtelling aangepaste auto van de zaak

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Uw brief (Kenmerk): 2070823800

Ons kenmerk: DB 2008-00414 M

Hierbij doe ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Weekers en Remkes (beiden VVD) over de bijtelling voor een aangepaste auto van de zaak voor een gehandicapte werknemer toekomen.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Antwoorden naar aanleiding van de vragen van de leden Weekers en Remkes (beiden VVD) over de bijtelling voor een aangepaste auto van de zaak voor een gehandicapte werknemer (ingezonden 26 juni 2008).

Vraag 1

Bent u bekend met de gehandicaptenregeling, welke betekent dat voor gehandicapten die voor hun vervoer op een bestelauto zijn aangewezen een speciaal laag tarief voor de motorrijtuigenbelasting geldt?1 In hoeveel gevallen wordt hiervan gebruik gemaakt?

Ja, hiermee ben ik bekend. Het aantal bestelauto’s voor gehandicapten waarvoor het lage tarief voor de motorrijtuigenbelasting geldt, bedraagt ca. 10.800.

Vraag 2

Is het waar dat u voor het berekenen van de bijtelling, voor een gehandicapte met een aangepaste bestelauto van de zaak, de som van de catalogusprijs en de BPM hanteert, terwijl diezelfde gehandicapte bij privé -aankoop zou worden vrijgesteld van het betalen van BPM?

Ja, dit kan zich voordoen. Voor de teruggaaf van BPM geldt wel een aantal voorwaarden. Zo bestaat ten behoeve van eenzelfde gehandicapte aanspraak op teruggaaf voor één bestelauto. De bestelauto moet voorzieningen bevatten voor het vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel of een ander hulpmiddel van een dusdanige omvang of een dusdanig gewicht, dat de gehandicapte, rekening houdend met zijn specifieke handicap, voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een bestelauto. De bestelauto mag uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer van de gehandicapte en de rolstoel of het andere hulpmiddel, en voor persoonlijk gebruik van de gehandicapte en zijn inwonende gezinsleden. De auto mag dus niet bestemd zijn voor zakelijk gebruik, met uitzondering van het vervoer van de gehandicapte werknemer en zijn hulpmiddel in het kader van zijn werkzaamheden.

Vraag 3

Kunt u uitleggen waarom u enerzijds bij privé-aankoop een speciaal aangepaste bestelauto vrijstelt van BPM terwijl u anderzijds bij het vaststellen van de bijtelling van het voor de gehandicapte speciaal aangepaste voertuig de BPM wel meerekent?

Vraag 4

Deelt u de opvatting dat bovenbeschreven situatie ongerijmd is en mitsdien als onbillijk wordt ervaren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze gaat u aan deze ongerijmdheid en onbillijke situatie een einde maken?

Het voordeel van het ter beschikking gesteld krijgen van een auto van de zaak bestaat onder andere uit het voordeel dat de werknemer geniet doordat hij de auto niet in privé hoeft te kopen. Hierdoor drukt de waardevermindering (afschrijving) niet op de werknemer. Indien de werknemer bij aankoop van de auto in privé in aanmerking zou komen voor teruggaaf van BPM, zouden de afschrijvingskosten wat lager zijn. De totale kosten van een auto, en daarmee ook het voordeel van het ter beschikking gesteld krijgen van een auto, zijn echter veel hoger dan enkel de afschrijvingskosten. Denk bijvoorbeeld aan kosten voor financiering, brandstof, reparatie, onderhoud, verzekering en motorrijtuigenbelasting. Doordat de bijtelling forfaitair benaderd wordt, worden niet de daadwerkelijke kosten van de verschillende componenten bij elkaar opgeteld om de hoogte van de bijtelling te bepalen. Dat in het geval van een gehandicaptenbestelauto de component afschrijvingskosten lager is, zou dus niet meteen moeten leiden tot een lagere bijtelling.

Overigens is er slechts in incidentele gevallen sprake van een gehandicaptenbestelauto met bijtelling.

Vraag 5

Kan een belastingplichtige in bovenbeschreven casus ook een beroep doen op de hardheidsclausule? Zo neen, waarom niet?

Er is in een situatie als hier bedoeld eenmaal een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Dat beroep is afgewezen vanwege het feit dat de formele wetgever destijds bewust gekozen heeft voor de regeling zoals die nu van toepassing is.

1: CPP2005/1200M, Stcrt. Nr. 108.