Antwoorden op kamervragen over belastinginspectie bij coffeeshops

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
Postbus 20018
2500 EA 's-Gravenhage

Uw brief (Kenmerk): 17 juni 2008 2070822900

Ons kenmerk: DGB 2008-03324 U

Onderwerp: Beantwoording vragen van mw. Verdonk over belastinginspectie bij coffeeshops

Geachte voorzitter,

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van uw lid Mw. Verdonk over belastinginspectie bij coffeeshops.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Mr. drs. J.C. de Jager

Antwoorden op vragen van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mw. Verdonk aan de staatssecretaris van Financiën over belastinginspectie bij coffeeshops. (Ingezonden 16 juni 2008, nr. 2070822900)

Vraag 1

Hoe wordt de inkoop van coffeeshops gecontroleerd door belastinginspecteurs?

Antwoord

De inkopen van coffeeshops bestaan uit twee categorieën. De eerste categorie zijn goederen als frisdranken, koffie, thee, snoep en etenswaren en cannabisgerelateerde producten als tabak, vloei, filtertips en gripzakjes. De tweede categorie betreft cannabisproducten als wiet en hasj. Van de eerste categorie bevinden zich inkoopfacturen in de administratie van de coffeeshophouder. Voor de tweede categorie, de inkopen van cannabisproducten als wiet en hasj, ligt dit anders. De inkoop van cannabis door de coffeeshophouder is wettelijk verboden (zgn. achterdeurproblematiek). Inkoopfacturen zijn daarom niet aanwezig. Ook wordt desgevraagd de naam van de leverancier van de cannabis niet aan de Belastingdienst bekend gemaakt.
De Hoge Raad (27 september 2002, nr. 36676, LJN AD8780) heeft het volgende overwogen over het feit dat er geen facturen voorhanden zijn: “Waar de overheid enerzijds de verkoop van softdrugs aan coffeeshops veelal als een strafbaar feit blijft vervolgen, maar anderzijds een gedoogbeleid met betrekking tot de verkoop van softdrugs door coffeeshops voert, mag van de exploitant van een coffeeshop in redelijkheid niet worden verwacht dat hij ter zake van de inkoop van softdrugs over facturen beschikt.”
Een uitspraak van het Hof Amsterdam (18 mei 2005, nr. 04/00449) stelt daarentegen dat “van de coffeeshophouder wel mag worden verlangd dat hij de belastinginspecteur op een controleerbare wijze inzicht verschaft in de met de verkoop van cannabisproducten gerealiseerde winst. Meer in het bijzonder mag van een coffeeshophouder in redelijkheid worden verwacht dat hij door middel van dagstaten zowel in hoeveelheden als in geld bijhoudt welke bedragen ter zake van de inkoop van cannabisproducten op welke data zijn uitgegeven en dat hij een hierop sluitende kas- en voorraadadministratie voert.”
De administratieve verplichting van de coffeeshophouder vloeit voort uit artikel 52 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. De coffeeshophouder moet zijn inkopen cannabis (in grammen en in geld) vastleggen op dagstaten.

Vraag 2

Hoe wordt de inkoop van horecagelegenheden gecontroleerd door belastinginspecteurs?

Antwoord

Bij horecagelegenheden zijn inkoopfacturen van leveranciers in de administratie van de ondernemer opgenomen, waardoor controle van deze inkoopgegevens bij de leverancier mogelijk is. Deze factureringsverplichting vloeit voort uit de wet.
Ook is het mogelijk om aan de hand van de inkopen een theoretische omzet te berekenen op basis van een goederenbeweging, alsmede om een brutowinst vast te stellen. Deze kan dan getoetst worden aan de door de ondernemer aangegeven omzet.

Vraag 3

Gelden er voor beide soorten ondernemingen dezelfde regels en procedures als het gaat om belastinginspectie?

Antwoord

Ja.