Antwoorden op kamervragen over de heffing van loonbelasting op reizen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Uw brief (Kenmerk): 13 februari 2006 (2050607870)

Ons kenmerk: DGB 2006-00818

Geachte voorzitter,

Met verontschuldiging voor de vertraagde behandeling doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het voormalige lid Van As over de heffing van loonbelasting op reizen.

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

G. Zalm

Kamervragen van het lid Van As, kenmerk 2050607870

1
Hebt u kennisgenomen van de media-aandacht voor de actie van de Belastingdienst om loonbelasting te heffen over «EK-reizen»?

Antwoord
Ja.

2
Deelt u de mening dat belastingheffing over vakanties kan leiden tot irritaties bij werkgevers?

3
Deelt u de mening dat belastingheffing over deze vorm van loon in natura moet worden afgeschaft, dan wel dat er in overleg met het bedrijfsleven – vergelijkbaar met de zogenaamde «landbouwnormen» – duidelijkere regels moeten komen voor de waardering van vakantiereizen voor de heffing van de loonbelasting?

Antwoord
De media-aandacht had niet zozeer betrekking op de reizen die eigen werknemers op kosten van de werkgever maken, maar meer op reizen die sponsors en sportbonden in het kader van relatiemarketing aan relaties aanbieden. Over laatstgenoemde reizen hebben NOC*NSF en de KNVB contact gehad met de Belastingdienst. Ook de voormalige staatssecretaris van Financiën heeft overleg gevoerd met deze organisaties. Daarbij hebben deze partijen naar elkaar de intentie uitgesproken dat bij de genoemde reizen de grenzen der redelijkheid in acht worden genomen en dat de fiscale regelgeving wordt nageleefd. In het onderstaande vermeld ik voor werknemers en relaties de fiscale aspecten van een verstrekte reis.

Een werknemer geniet (afgezien van eventuele besparingen) geen loon als hij door zijn werkgever naar een evenement wordt gezonden om gedurende dat evenement werkzaamheden te verrichten. Als voor de werknemer daarentegen sprake is van een vakantiereis zal de waarde van de reis als loon in aanmerking worden genomen. Een vakantiereis wordt in beginsel hetzelfde behandeld als een van de werkgever ontvangen andere beloning in natura. Bij een vakantiereis voor werknemers zijn alleen afwijkende belastingregels van kracht als sprake is van een zogenoemde personeelsreis. Daarbij geldt als voorwaarde dat deelname aan de reis openstaat voor ten minste driekwart van de werknemers. In het wetsvoorstel ‘Paarse krokodil’ (30 577, nr. 3) is voorgesteld om de momenteel bij personeelsreizen geldende grensbedragen te laten vervallen. Dat zou betekenen dat die voorzieningen voortaan volledig als vrije vergoedingen en verstrekkingen zouden worden behandeld.

Voor reizen die aan relaties worden aangeboden heeft de verstrekker van de reis een keuzemogelijkheid. De Wet op de loonbelasting 1964 biedt de verstrekker van de reis (of van andere inkomsten in natura) de mogelijkheid loonbelasting te betalen over het door de relaties genoten voordeel. Als de verstrekker daarvan gebruik maakt, hoeft de relatie verder geen rekening meer te houden met de mogelijke fiscale aspecten van de reis. Deze keuzemogelijkheid is vanaf 1 januari 2006 opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964. In de jaren tot en met 2005 bestond deze mogelijkheid al op grond van een beleidsbesluit. Indien de verstrekker van de reis geen gebruik maakt van deze mogelijkheid gelden de algemene regels van de Wet inkomstenbelasting 2001. Afhankelijk van de omstandigheden kan het genoten voordeel dan tot het inkomen van de relatie behoren. Betaling van loon- of inkomstenbelasting is uiteraard niet aan de orde voor zover de relatie bij het evenement zakelijke activiteiten verricht. In zoverre is immers, afgezien van eventuele besparingen, geen te belasten voordeel aanwezig. Evenmin is sprake van een te belasten voordeel indien de relatie geen bron van inkomen heeft waaraan de verstrekking kan worden toegerekend.

4
Deelt u de mening dat belastingheffing over «EK-reizen» wel eens een negatieve opbrengst kan hebben, doordat sponsors hierdoor minder zullen gaan investeren in de sport?

5
Deelt u de mening dat belastingheffing over «EK-reizen» strijdig is met het kabinetsvoornemen om sport te stimuleren?

Antwoord
Sponsors zullen alle relevante aspecten in aanmerking nemen bij de beslissing of zij gaan investeren in sport. Daarbij zijn niet alleen de kosten van belang, maar bijvoorbeeld ook de gewenste uitstraling van de sponsor en diens betrokkenheid bij de te sponsoren sport. Het kabinetsvoornemen om sport te stimuleren wordt naar mijn oordeel niet nadelig beïnvloed door belastingheffing op reizen die als vakantiereizen gekwalificeerd moeten worden. Ik voeg daaraan nog toe dat de Belastingdienst zal verkennen of sponsors met betrekking tot reizen naar het EK voetbal 2004 in Portugal gebruik willen maken van de mogelijkheid loonbelasting te betalen. Daarbij zal de Belastingdienst op voorhand aannemen dat de aan relaties verstrekte reizen in ieder geval voor 50% als zakenreis zijn te kwalificeren. NOC*NSF en de KNVB zijn hiervan op de hoo gte gesteld. Aldus kan op praktische wijze invulling worden gegeven aan de belastingheffing over grote aantallen kaarten die door meerdere sponsors worden verstrekt. De sponsor kan uiteraard aannemelijk maken dat in zijn specifieke situatie een hoger percentage als zakelijk is aan te merken.