Beantwoording kamervragen Nederlandse belastingsysteem

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 2060705950

Ons kenmerk: DB 2007-00027 U

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Crone over het Nederlandse belastingsysteem (ingezonden 24 januari 2007, 2060705950).

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

G. Zalm

Antwoorden naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Crone (PvdA) over het Nederlandse belastingsysteem.

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de inhoud van de aantekening van de redactie van Vakstudienieuws in de uitgave van 11 januari 2007 over de vraag of Nederland een belastingparadijs is?1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de opmerking dat de Wet werken aan winst internationale bedrijven voldoende mogelijkheden biedt om hun effectieve belastingdruk in Nederland tot bijna het nulpunt te doen dalen?

De Wet werken aan winst (inclusief het Vpb-pakket 2006) heeft tot doel het fiscale vestigingsklimaat in Nederland te verbeteren. Deze verbeteringen zijn gefinancierd uit grondslagverbreding met daarnaast lastenverlichting. Uit onderstaande tabel uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat MKB bedrijven en het grootbedrijf in min of meer gelijke mate profiteren. Ik ben het dan ook niet eens met de stelling dat door de Wet werken aan winst de belastingdruk voor het internationale bedrijfsleven tot bijna het nulpunt is gedaald. Dat dit niet geval is blijkt ook uit het antwoord op vraag 5. De Wet werken aan winst heeft er voor gezorgd dat het Nederlandse Vpb tarief zich weer in de middenmoot van de EU bevindt en dat Nederland als aantrekkelijker vestigingsland zal worden beschouwd. Door een concurrerend tarief wordt uitholling van de belastinggrondslag voorkomen. Verder is de structuur van de winstbelasting versterkt, waarbij de winstgevendheid en innovatie bij bedrijven wordt gestimuleerd.

Tabel 3: Verdelingseffecten Vpb-pakket 2006 en wetsvoorstel werken aan winst, in % van de netto winst na belasting (+ = lastenverlichting)

Totale effecten

MKB

Grootbedrijf

Naar sector:

Landbouw

2,2%

2,2%

2,5%

Industrie

4,6%

4,0%

4,7%

Overig nijverheid

2,1%

2,6%

1,4%

Horeca/handel/vervoer/communicatie

1,1%

2,1%

0,3%

Banken/verzekeringen

1,9%

2,2%

1,9%

Overig financieel

2,7%

3,4%

2,4%

Dienstverlening

2,3%

2,6%

1,0%

Exploitatie onroerend goed

-4,3%

-4,2%

-4,6%

Totaal

2,1%

2,2%

1,9%

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de opmerking dat de Wet werken aan winst de mogelijkheden om de effectieve belastingdruk te laten dalen eerder heeft vergroot dan verkleind, wegens de besparingsmogelijkheden in die wet?

Door de lastenverlichting in de Wet werken aan winst gaat inderdaad de effectieve belastingdruk omlaag voor het bedrijfsleven als geheel. De impact van deze wet op individuele bedrijven zal per bedrijf verschillen. Dat komt doordat het ene bedrijf relatief meer te maken krijgt met de grondslagverbredende maatregelen zoals de beperktere mogelijkheden om af te schrijven op onroerend goed. Terwijl een ander bedrijf bijvoorbeeld weer juist relatief veel kan profiteren van de octrooibox omdat het veel aan innovatie doet. Per saldo is de structuur van de winstbelasting versterkt, waarbij de winstgevendheid en innovatie bij bedrijven wordt gestimuleerd.

Daarnaast wordt in de aantekening van Vakstudienieuws gewezen op de neveneffecten van een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat. Daarmee wordt gedoeld op het feit dat het aantrekkelijk kan zijn om Nederland tussen te schakelen in internationale structuren. Ik ben op dit punt ingegaan in mijn antwoorden op de vragen van de heer Irrgang2. Zoals ook daar is aangegeven probeert Nederland voortdurend de balans te houden tussen een aantrekkelijk vestigingsklimaat en de internationale spelregels. Ook de in de aantekening Vakstudienieuws expliciet genoemde aanpassingen uit de Wet werken aan winst (rentebox, deelnemerschapsleningen, BV1-BV2 structuur, aanpassing in de dividendbelasting) passen binnen die kaders. Daarbij is uiteraard ook rekening gehouden met wat is toegestaan in andere landen. Ten aanzien van de rentebox kan nog worden opgemerkt dat het als defensief concurrerend regime is opgenomen in de Wet werken aan winst om te voorkomen dat bedrijven hun financieringsactiviteiten verplaatsen naar landen met aantrekkelijke fiscale regimes (zoals België en Zwitserland). Uit oogpunt van rechtszekerheid is de rentebox, voordat deze in werking treedt, voorgelegd aan de Europese Commissie. Tot slot kan worden opgemerkt dat de aanpassing van het bezitspercentage in de dividendbelasting in de Wet werken aan winst is doorgevoerd om het risico van strijdigheid met onze EU verdragsverplichtingen te verkleinen.

Vraag 4
Wat is uw mening over de opmerking van prof. dr. E.J.W. Heithuis dat een internationaal bedrijf, dat in Nederland meer dan 5% belasting betaalt, de werking van het nieuwe stelsel niet heeft begrepen en dringend op zoek moet naar een andere belastingadviseur?

Het is niet aan mij om bedrijven te adviseren over de keuze van hun belastingadviseur.

Vraag 5

Wat is de effectieve belastingdruk van multinationals in Nederland?

De effectieve belastingdruk van multinationals is in het kader van de Wet werken aan winst niet onderzocht. Wel is in de nota naar aanleiding van het verslag aandacht besteed aan de belastingdruk van het grootbedrijf en van het MKB, zowel voor als na de Wet werken aan winst. Grootbedrijf is overigens een ruimer begrip dan multinationals. Daarbij is geconcludeerd dat, als

het gedeelte van de winst dat behaald is met vaste inrichtingen in het buitenland buiten de grondslag wordt gelaten, de belastingdruk in de buurt zou liggen van de belastingdruk van Vpb-plichtigen in het MKB3. Ter illustratie: als voor het jaar 2000 gecorrigeerd worden voor de winst die reeds in het buitenland is belast, dan zou de gemiddelde belastingdruk voor Vpb-plichtige ondernemingen 32,6% bedragen. Voor het grootbedrijf ligt de gemiddelde druk op 32,2%, en voor het MKB op 33,6%.

Vraag 6

Deelt u bij nader inzien de mening van Vakstudienieuws en van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen dat Nederland een bela stingparadijs is?

Nee.

1: Vakstudienieuws, Jaargang 62, nr. 2, 11 januari 2007, p.12-13.
2: Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-07, vragen van het lid Irrgang (SP) ingezonden op 16 november 2006, nr. 539.
3: De lagere belastingdruk bij het grootbedrijf wordt veroorzaakt doordat grote ondernemingen over een relatief groot deel van de winst (uit buitenlandse vaste inrichtingen) in Nederland geen belasting hoeven te betalen, omdat ze dat in het buitenland al hebben gedaan (voorkoming dubbele belasting).