Beantwoording Kamervragen over energiebelasting op HRe-ketels

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk: DV/2009/439 U

Uw brief (kenmerk): 13 juli 2009/2009Z13810

Betreft: Vragen van het lid Jansen (SP) over de effecten van de energiebelasting op het gebruik van HRe-ketels

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u mede namens de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Jansen (SP) over de effecten van de energiebelasting op het gebruik van HRe-ketels.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Jansen (SP) over de effecten van de energiebelasting op het gebruik van HRe-ketels. (ingezonden 13 juli 2009, nr. 2009Z13810);

Vraag 1
Is het waar[1] dat – bij de huidige tariefstelling van de energiebelasting – het voor de eigenaar van een HRe-ketel financieel aantrekkelijk is om elektriciteit op te wekken óók in situaties waarin hij de opgewekte warmte niet nuttig kan inzetten? Zo nee, kunt u deze conclusie onderbouwen met een rekenvoorbeeld dat gebaseerd is op een gemiddeld huishouden (gebruik 1650m3 gas en 3350 kWh per jaar)? Zo ja, onderschrijft u dat dit effect haaks staat op de doelstelling van het programma Schoon & Zuinig?

Een HRe-ketel is als opvolger van de HR-ketel in hoofdzaak bedoeld om te voorzien in de behoefte aan ruimteverwarming en warm leidingwater, en wordt gestuurd op warmtevraag. De elektriciteit kan alleen worden opgewekt wanneer ook warmte wordt opgewekt. Zoals uit het hiernavolgende rekenvoorbeeld zal blijken, is het financieel niet aantrekkelijk om elektriciteit op te wekken zonder de warmte nuttig in te zetten. Dit laat onverlet dat bij het volgen van de warmtevraag, het gebruik van een HRe-ketel voor een huishouden leidt tot een besparing aan energiekosten.

In het rekenvoorbeeld wordt bij de HRe-ketel uitgegaan van een elektrisch rendement van 17%[2]. In het door het lid aangehaalde artikel in Vrijhandelsoptiek van 6 juli 2009 wordt bij de HRe-ketel uitgegaan van een elektrisch rendement van 25 tot 30%. Dergelijke percentages worden nog niet bereikt en zullen pas op langere termijn mogelijk worden. Op dit moment ligt het elektrisch rendement van een HRe-ketel ongeveer tussen 12% en 19%.

Voorts moet in het rekenvoorbeeld worden gekeken naar zowel de leveringskosten als de energiebelastingtarieven voor aardgas en elektriciteit (incl. BTW). Aangezien de leveringskosten begin dit jaar fors hoger waren dan in de tweede helft van dit jaar, worden de gemiddelde leveringskosten van zowel januari 2009 als juli 2009 vermeld[3].

Gemiddelde leveringskosten januari 2009
Aardgas: € 0,5308 per m3 incl. BTW
Elektriciteit: circa € 0,1126 per kWh incl. BTW

Gemiddelde leveringskosten juli 2009
Aardgas: € 0,3538 per m3 incl. BTW
Elektriciteit: € 0,1058 per kWh incl. BTW

Energiebelasting (EB) 2009
Aardgas (0-5.000 m3): € 0,1580 per m3 (euro 0,1880 incl. BTW)
Elektriciteit (0-10.000 kWh): € 0,1085 per kWh (euro 0,1291 incl. BTW)

Totaal (gemiddelde leveringskosten, EB en BTW)
Aardgas per m3 in januari 2009: € 0,7188
Aardgas per m3 in juli 2009: € 0,5418
Elektriciteit per kWh in januari 2009: € 0,2417
Elektriciteit per kWh in juli 2009: € 0,2349

Uitgaande van de onderste verbrandingswaarde van aardgas (31,65 MJ per m3; overeenkomend met 8,8 kWh energie per m3)[4] levert dit het volgende beeld op.

Aardgas kostte in januari 2009 € 0,7188 en in juli 2009 € 0,5418 per kubieke meter. Uitgedrukt in kWh komt dit neer op € 0,0817(euro 0,7188:8,8 kWh) respectievelijk € 0,0616 (euro 0,5418:8,8 kWh).

Bij een elektrisch rendement van 17% is 5,88 kWh aan aardgas nodig om 1 kWh elektriciteit op te wekken. In januari 2009 kostte dit € 0,4804 (euro 0,0817x5,88 kWh) en in juli 2009 € 0,3622 (euro 0,0616x5,88 kWh). Deze kosten liggen aanmerkelijk hoger dan de kosten voor het afnemen van elektriciteit via de energieleverancier, te weten € 0,2417 in januari 2009 resp. € 0,2349 in juli 2009. Een huishouden is in dat geval meer kwijt aan energiekosten, dan wanneer alleen de warmtevraag wordt gevolgd. Het is financieel daardoor niet aantrekkelijk voor een gemiddeld huishouden om te voorzien in de elektriciteitsbehoefte van 3350 kWh zonder daarbij tegelijkertijd de warmte nuttig te gebruiken.

Vraag 2
Bent u bereid de energiebelasting zodanig aan te passen dat bovenomschreven perverse prikkel tot energieverspilling wordt weggenomen? Zo ja, bent u bereid hierbij het voorstel[5] te betrekken om – budgettair neutraal – een extra schijf van de energiebelasting in te voeren, waarmee zuinig gebruik van energie een extra stimulans krijgt?

Aangezien geen sprake is van een perverse prikkel tot energieverspilling is een aanpassing van de energiebelasting niet nodig.

[1] Vrijhandelsoptiek, 6 juli 2009.
[2] Bron: Cogen Nederland.
[3] Bron: CBS.
[4] Onderste verbrandingswaarde: de warmte die vrijkomt bij verbranding zonder de condensatiewarmte van de verbrandingsgassen mee te nemen (het warmtegevend vermogen)
[5] ’14 praktische schone en zuinige voorstellen van de SP-fractie’, voorstel 8, aangeboden aan de minister van VROM tijdens het notaoverleg Schoon & Zuinig op 28 oktober 2007, zie: http://paulusjansen.sp.nl/weblog/files/2007/11/mil-20071028-rap-schoon-en-zuinig-sp.pdf