Beantwoording kamervragen positie diskjockeys

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk)13 februari 2007 (2060707490)

Ons kenmerk: DGB 2007-01040

Geachte voorzitter,

Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Van der Ham over de positie van diskjockeys als artiest.

Hoogachtend,

De staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Kamervragen van het lid Van der Ham, kenmerk 2060707490.

1

Kunt u duidelijkheid geven over de huidige fiscale positie van diskjockeys (DJ’s), die is ontstaan na de beantwoording van de minister van Financiën op eerdere Kamervragen1 over de toepassing van de artiestenregeling? Is het waar dat, bijvoorbeeld Dance-organisatoren, vanaf 28 november 2006 verplicht zijn de artiestenregeling toe te passen, tenzij er sprake is van binnenlandse DJ’s die in het bezit zijn van een Verklaring Arbeids Relatie (VAR), er sprake is van winst uit onderneming of van buitenlandse DJ’s welke afkomstig zijn uit een verdragsland? Zo ja, waarom wel? Zo neen, waarom niet?

1 Aanhangsel Handelingen nr. 400, vergaderjaar 2006-2007

Antwoord

Organisatoren van dance-parties of andere evenementen moeten de artiesten­ regeling voor de loonheffingen toepassen als de DJ’s optreden als artiest. Daarbij is het niet relevant of het optreden heeft plaatsgevonden voor of na de beantwoording van de eerdere Kamervragen. De artiestenregeling is niet van toepassing als de artiest aan de organisator een Verklaring arbeidsrelatie/winst uit onderneming heeft overhandigd. De artiestenregeling is vanaf 1 januari 2007 ook niet langer van toepassing op artiesten die inwoner zijn van een verdrags­land of van de Nederlandse Antillen of Aruba. Voor de volledigheid merk ik hierbij nog op dat de artiestenregeling evenmin van toepassing is op binnenlandse artiesten in loondienst. Laatstgenoemde artiesten vallen als werknemers onder de wettelijke bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964.

2

Kunt u duidelijkheid geven over de positie van evenementsorganisatoren die sinds de beantwoording van de hierboven genoemde Kamervragen is ontstaan? Is het waar dat gegeven het feit dat pas vanaf 28 november 2006 helderheid bestaat over de fiscale positie van DJ’s, het kabinet er naar streeft dat de Belastingdienst richting evenementenorganisatoren coulance betracht als het gaat om de toepassing van de artiestenregeling in de periode vóór 28 november 2006? Kunt u aangeven wat het huidige beleid op dit gebied is? Kunt u aangeven of en op welke wijze u een rol kunt spelen met betrekking tot eventueel nog te vormen beleid met betrekking tot de periode voor 28 november 2006?

Antwoord

In de antwoorden op de eerdere Kamervragen is meegedeeld dat het bij de loon ­heffingen erom gaat of de DJ voor publiek een artistieke prestatie levert en dat de rechtspraak daarbij veel waarde hecht aan de maatschappelijke opvattingen en aan het spraakgebruik. De antwoorden op de eerdere Kamervragen markeren dus geen scheidslijn wat betreft (het antwoord op) de vraag of DJ’s onder de artiestenregeling vallen. Ik verwijs daarvoor naar de in die antwoorden genoemde rechterlijke uitspraken uit 2005 en 1977, waarbij de DJ’s in de daar aan de orde zijnde situaties ook al als artiest werden aangemerkt. De beoordeling van de arbeidsverhouding van DJ’s komt allereerst toe aan de belanghebbenden en de Belastingdienst en, bij een blijvend verschil van mening, aan de administratieve rechter. De antwoorden op de eerdere Kamervragen hebben daarin geen verandering gebracht. Ik zie dan ook geen aanleiding om een specifieke regeling te treffen waarbij een scheidslijn zou ontstaan tussen de periode voor en na die beantwoording.

3

Bent u ervan op de hoogte dat de voorwaarden voor de huidige BTW-regeling van DJ’s door DJ’s in de praktijk als moeilijk werkbaar ervaren wordt en dat dit beschouwd wordt als een additionele belasting voor evenementenorganisatoren en de DJ’s? Deelt u deze bezwaren? Zo ja, waarom? Deelt u voorts de mening dat de huidige BTW-regeling ruimte laat voor onduidelijkheid bij de evenementenorganisatoren en dat er met name sinds 28 november 2006 geen grondslag meer lijkt te bestaan voor aanvullende voorwaarden voor toepassing van het 6% BTW tarief door DJ’s terzake van de gage en door evenementen­ organisatoren terzake van de entreebewijzen? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u bereid om, nu DJ’s voor de loonbelasting een eenduidige artiestenstatus hebben, ook het beleid inzake de BTW zo aan te passen dat deze voorwaarden komen te vervallen? Kunt u ook dit antwoord toelichten?

Antwoord

Voor het optreden van uitvoerende kunstenaars geldt een BTW-tarief van 6%. Een DJ wordt als uitvoerend kunstenaar aangemerkt als deze een artistieke prestatie verricht en daarbij handelt als professioneel uitvoerende artiest. Om duidelijkheid te verkrijgen in welke gevallen een DJ als zodanig handelt, zijn in overleg met de sector terzake enkele voorwaarden geformuleerd. Als daaraan wordt voldaan, was (ook volgens de sector) sprake van een professioneel uitvoerende artiest. Later zijn vanuit de sector echter geluiden vernomen dat de gestelde voorwaarden onnodig belastend zouden zijn. Ook in deze vraag wordt dit bezwaar gesignaleerd. Gelet op die bezwaren en in aanmerking genomen het standpunt betreffende de positie van DJ’s bij de toepassing van de artiestenregeling voor de loonheffingen neem ik hierbij het standpunt in dat DJ ’s vanaf heden het BTW-tarief van 6% toepassen voor hun optreden op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke. Met dit standpunt sluit ik aan bij de praktijk van de loonheffingen. Dit standpunt bevordert een eenvoudiger toepassing van de belastingwetgeving.

4 en 5

Deelt u de mening dat ook videojockey's (VJ’s) een wezenlijk onderdeel van de huidige dance-branche vormen? Kunt u aangeven of VJ’s evenals DJ’s sedert 28 november 2006 moeten worden aangemerkt als artiesten in de zin van de artiestenregeling voor de loonbelasting? Kunt u aangeven of de bestaande aanvullende voorwaarden voor toepassing van het 6% BTW tarief door VJ’s terzake van de gage kunnen komen te vervallen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Deelt u de mening dat ook Masters of Ceremony / vocalisten bij dance evenementen (MC’s) een wezenlijk onderdeel van de huidige dance-branche vormen? Kunt u aangeven of MC’s moeten worden aangemerkt als artiesten in de zin van de artiestenregeling voor de loonbelasting? Kunt u aangeven of MC’s in aanmerking komen voor toepassing van het 6% BTW tarief? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
De antwoorden op de eerdere Kamervragen over DJ’s en de artiestenregeling voor de loonheffingen zijn ook van toepassing op VJ’s. Dit houdt in dat de artiestenregeling voor de loonheffingen ook van toepassing is op VJ’s die optreden op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke. Hetzelfde geldt voor zogenoemde masters of ceremony (MC’s) die op die evenementen als vocalist optreden. In aansluiting op het antwoord op vraag 3 over de positie van DJ’s voor de BTW neem ik hierbij het standpunt in dat VJ’s vanaf heden het BTW-tarief van 6% toepassen voor hun optreden op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke. Voor het optreden van een MC geldt eveneens het BTW-tarief van 6% voor het optreden als vocalist op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke.

6

Kunt u aangeven welk effect uw antwoord op de vragen 4 en 5 terzake van VJ’s en MC’s heeft op de toepassing van het 6% BTW tarief door evenementen­organis atoren terzake van de entreebewijzen?

Antwoord

Het verlenen van toegang tot onder meer muziekuitvoeringen valt onder het BTW-tarief van 6%. In het Besluit van 11 januari 2001, nr. CPP2000/3124, is het standpunt ingenomen dat dance-parties voor de BTW als muziekuitvoeringen zijn te beschouwen voor zover de op die parties optredende DJ’s en live-artiesten als professioneel uitvoerend artiest zijn aan te merken. Nu DJ’s, VJ’s en de als vocalist optredende MC’s als professioneel uitvoerend artiest worden aangemerkt voor hun optreden op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke zullen deze evenementen in beginsel steeds als een muziekuitvoering worden aangemerkt. Dat is alleen anders als de gezamenlijke muzikale bijdragen van de live-artiesten, de DJ’s, de VJ’s en de als vocalist optredende MC’s tijdens hun optreden op een dance-party, een festival of een poppodium slechts van ondergeschikte betekenis zijn. In een dergelijke situatie kan het desbetreffende evenement bezwaarlijk als een muziekuitvoering worden aangemerkt.

In dit verband merk ik nog op dat de BTW die zelfstandige DJ’s, VJ’s en MC’s aan de evenementenorganisatoren in rekening moeten brengen, door die organisatoren gewoonlijk volledig in aftrek kan worden gebracht. Dit betekent dat de hoogte van het BTW-tarief dat de zelfstandige DJ, VJ en MC in rekening brengt als zodanig geen effect heeft op de prijzen van de entreebewijzen.

7

Bent u over bovengenoemde zaken in overleg met de dance-branche of bent u van plan deze branche te betrekken bij het opstellen van nieuw beleid?

Antwoord

Zie het antwoord op de vragen 3, 4 en 5. De daarin opgenomen standpunten bevorderen een eenvoudiger toepassing van de belastingwetgeving en komen tegemoet aan eerder door de sector geuite wensen.