Fiscale nieuwsflits 15 juni 2007

OB: Eenmailige bouw en verkoop pand geen economische activiteit

In een toelichting laat de staatssecretaris weten waarom hij zijn pro forma beroepschrift heeft ingetrokken. Het hof had beslist dat geen sprake was van ondernemerschap. Dit omdat de voor een economische activiteit in de zin van de 6e richtlijn vereiste regelmatigheid ontbrak.

A heeft een eenmanszaak in bestratingen. Tevens voert hij kleine bouwwerkzaamheden uit. Hij is ondernemer voor de omzetbelasting. Ook B, autohandelaar, is dat. B beschikt over een optie op een perceel industriegrond. Hij wil er een bedrijfsloods op zetten voor gebruik in zijn eigen onderneming. Omdat hij de financiering niet rond krijgt, besluiten A en B het perceel gezamenlijk te kopen en de bedrijfsruimte gezamenlijk te gebruiken. Het bestemmingsplan voorziet in een woning die alleen met het bedrijfsgebouw als éé n economische eenheid kan worden gebruikt, verhuurd of vervreemd. Wanneer blijkt dat de te bouwen loods te klein is voor het doel dat A en B voor ogen staat, besluiten zij woning met loods af te bouwen en te verkopen. Volgens de akte is de verkoper (A en B) ter zake van het verkochte geen ondernemer in de zin van de Wet OB, zodat geen belasting is verschuldigd wegens de levering. Er is geen voorbelasting in aftrek gebracht maar wel overdrachtsbelasting voldaan. In geschil is of de inspecteur terecht heeft nageheven ter zake van de levering.

Het hof wijst op art. 4, lid 1 en lid 2 6e RI inzake de belastingplicht van degene die zelfstandig bepaalde economische activiteiten verricht. Zoals blijkt uit het arrest van het HvJ van 26 september 1996, Renate Enkler, nr. C-230/1994, ziet het begrip economische activiteit niet op slechts bij gelegenheid verrichte activiteiten. Dit brengt volgens het hof mee dat het buiten redelijke twijfel is dat de eenmalige bouw en verkoop van een onroerende zaak als hier niet kan worden aangemerkt als een economische activiteit in de zin van de RI, nu daarvoor de vereiste regelmatigheid ontbreekt. Er is dan ook geen sprake van ondernemerschap voor de omzetbelasting. De naheffingsaanslag is ten onrechte opgelegd.

De staatssecretaris heeft zijn beroep in cassatie ingetrokken en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik

Intrekking beroepschrift van 11 juni 2007 nr. DGB 2007-2341, n.a.v. lopende procedure hoge raad, 43.975, 2002, OB 1968 7 en 6e Rl 4