Fiscale nieuwsflits 22 mei 2007

Douane: Bevroren Alaskakoolvis bestemd voor industriële verwerking

De staatssecretaris keurt goed dat de tariefschorsing voor de Alaskakoolvis niet alleen wordt toegepast op vis die bevroren is in de vorm van industriële blokken, maar ook op vis die individueel is ingevroren. Uitgangspunt blijft dat de ingevroren Alaska koolvis wordt ingevoerd als grondstof voor de verwerkende visindustrie.

Verordening (EG) nr. 104/2000 voorziet in art. 28, juncto bijlage VI, in een autonome schorsing van het douanerecht voor Alaskakoolvis. De schorsing geldt voor bevroren Alaskakoolvis, visfilets en visvlees, in de vorm van industriële blokken, bestemd voor verwerking in de visindustrie. Deze schorsing beoogt 'een toereikende voorziening van de Gemeenschapsmarkt met grondstoffen voor de verwerkende industrie te waarborgen'.

Het begrip 'industriële blokken' is in de Verordening niet nader gedefinieerd. Dat begrip zal dus naar maatschappelijke opvattingen moeten worden uitgelegd. Het bevriezen met behulp van een plaatvriezer in platte kartonnen dozen was op het moment van totstandkoming van de Verordening de gangbare wijze van invriezen voor de Alaskakoolvis. Inmiddels is de techniek echter voortgeschreden. Om een snelle verwerking mogelijk te maken wordt Alaskakoolvis tegenwoordig dikwijls niet ingevroren in de vorm van een blok, maar individueel.

Gelet op de toenemende behoefte van de verwerkende industrie aan op andere wijze ingevroren Alaskakoolvis, keurt de staatssecretaris goed dat de tariefschorsing voor de Alaskakoolvis niet alleen wordt toegepast op vis die bevroren is in de vorm van industriële blokken, maar ook op vis die individueel is ingevroren. De verpakkingswijze van de individueel bevroren vis is daarbij niet van belang.

Het besluit kan tevens worden toegepast in situaties waarin de belastingheffing nog niet onherroepelijk vast staat, ten gevolge van een lopende bezwaar- en beroepsprocedure. Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant, nr. 95.

Besluit van 10 mei 2007, CPP2007/812M, Vo 2658/87 post 03.04

Accijns:Vrijstelling voor uitslag en invoer van bepaalde overige alcoholhoudende producten

In dit besluit wordt het beleid geactualiseerd voor de toepassing van de accijnsvrijstelling voor overige alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen. Ook voorziet het besluit in een accijnsvrijstelling voor overige alcoholhoudende producten die als geneesmiddelen zijn geregistreerd. Het besluit vervangt het beleid zoals vastgesteld in § 13.4 Leidraad accijns 1997.

Op grond van art. 64, lid 1, onderdeel c WACC kan vrijstelling worden verleend terzake van uitslag en invoer van overige alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen als omschreven in richtlijn 65/65/EEG, betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake farmaceutische specialiteiten.

Inmiddels is genoemde richtlijn vervangen door richtlijn 2001/83/EG betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik en richtlijn 2001/82/EG betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet op de geneesmiddelenvoorziening, de Diergeneesmiddelenwet en de op die wetten gebaseerde besluiten en regelingen. Vervolgens is art. 64, lid 1, letter c WACC met ingang van 1 juli 2006 aangepast.

In verband met deze wetswijzigingen is het noodzakelijk het beleid dat is omschreven § 13.4 Leidraad accijns 1997 (Besluit van 14 augustus 1997, nr. VB 97/1542) te actualiseren. Genoemd beleid is met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.

Dit besluit is geplaatst in Staatscourant nr. 94.

Besluit van 9 mei 2007, CPP2007/233M, WACC 64 en Leidr Acc 1997