Fiscale nieuwsflits 28 juni 2007 - extra

EG-verdrag: Reactie op conclusie Advocaat-Generaal over verlengde navorderingstermijn

De staatssecretaris reageert op een conclusie van A-G Wattel van 1 juni 2007 inzake een ruimere navorderingstermijn voor inkomsten en vermogen uit het buitenland.

De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad heeft op 1 juni 2007 een conclusie uitgebracht over de vraag of de ruimere navorderingstermijn voor inkomsten en vermogen uit het buitenland in overeenstemming is met het EG-recht. Het betreft hier een procedure inzake een belastingplichtige die vermogen op een bankrekening bij de KB Lux-bank in Luxemburg had staan en dit vermogen en de inkomsten uit dit vermogen niet had aangegeven.
De Advocaat-Generaal concludeert dat het belang van doeltreffende fiscale controles alsmede de bestrijding van belastingontduiking een dwingende reden van algemeen belang vormt die een beperking van de EG-Verdragsvrijheden kan rechtvaardigen. Hij stelt echter de vraag of een uitbreiding van de navorderingstermijn met zeven jaar wel proportioneel is. De Advocaat-Generaal is van mening dat deze vraag nog niet eerder door het HvJ EG is beantwoord en daarom stelt hij voor dat de Hoge Raad prejudiciële vragen stelt aan het HvJ EG.

De staatssecretaris heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. In zijn reactie stelt hij in de eerste plaats dat een belastingplichtige die opzettelijk vermogen op een buitenlandse bankrekening plaatst met als doorslaggevend doel dit vermogen en de opbrengst daarover buiten het zicht van de Belastingdienst te houden, geen beroep kan doen op de vrijheden die zijn neergelegd in het EG-verdrag. Hij wijst daarbij op een eerdere conclusie van de Advocaten-Generaal Overgaauw en Niessen uit 2005 die afwijkt van de conclusie van Advocaat-Generaal Wattel.

Voorts meent hij dat geen sprake is van een belemmering van het vrije kapitaalverkeer, aangezien de belastingplichtige die vermogen op een buitenlandse bankrekening zet, niet slechter wordt behandeld dan degene die vermogen op een binnenlandse bankrekening zet. De staatssecretaris wijst op het feit dat in Nederland door de renterenseignering het ontgaan van belastingheffing over vermogen op een bankrekening feitelijk onmogelijk is.
Ten slotte betoogt de staatssecretaris dat een verlenging van de navorderingstermijn tot twaalf jaar wel degelijk proportioneel is. Hij wijst daarbij op diverse voorbeelden waaruit blijkt dat zonder deze termijn diverse frauderende belastingplichtigen de gerechtvaardigde belastingheffing zouden ontlopen.

Voor de volledige tekst van de reactie van de staatssecretaris, zie bijlage.
Reactie staatssecretaris van 19 juni 2007, nr. DGB 2007-2983, n.a.v. conclusie A-G bij lopende procedure Hoge Raad, nr. 43.050.