Kamervragen over voortgangsrapportage Toeslagen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk: DGB 2008-0739

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP en de VVD gesteld naar aanleiding van de voortgangsrapportage Toeslagen (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 31 066, nr. 19).

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Antwoorden op vragen van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP en de VVD naar aanleiding van de voortgangsrapportage Toeslagen 31 066 nr. 19 (ingezonden 21 december 2007).

Stand van zaken productie toeslagen

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel van de afgehandelde eerste aanvragen en mutaties voor toeslagen voor het toeslagjaar 2007 binnen de termijn van acht weken zijn afgehandeld. Zij vragen tevens hierin een onderverdeling te maken naar huur- zorg- en kinderopvangtoeslag.

Over heel 2007 wordt ongeveer 75% van de eerste aanvragen huur- en zorgtoeslag binnen de termijn van acht weken afgehandeld. Voor mutaties ligt dit percentage op ongeveer 90%.

Ten aanzien van de kinderopvangtoeslag geldt dat de Belastingdienst/Toeslagen begin 2007 problemen met de systemen heeft gehad. Deze problemen hebben tot vertraging geleid bij de verwerking van de aanvragen en mutaties kinderopvangtoeslag. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2006/07, aanhangsel nr. 1114). Vanaf het moment dat de problemen waren opgelost zijn aanvragen en mutaties, voor zover deze volledig waren ingevuld, binnen 8 weken afgedaan.

De leden van de VVD-fractie vragen of er in algemene zin een duiding kan worden gegeven van de aard van de ontbrekende gegevens waardoor 1/3 van de huur- en de zorgtoeslagaanvragen en mutaties niet binnen de acht weken termijn kan worden afgedaan. Verder vragen zij welke pogingen worden ondernomen om dit percentage aanzienlijk terug te dringen.

In het algemeen kan bij ontbrekende gegevens onderscheid worden gemaakt tussen gegevens die de Belastingdienst kan aanvullen, dan wel corrigeren (bijvoorbeeld als het burgerservicenummer van de partner ontbreekt), en gegevens die alleen door de burger aangevuld kunnen worden (bijvoorbeeld de ingangsdatum van de toeslag of het geschatte inkomen). Hierdoor loopt de verwerking van een aanvraag of mutatie vertraging op. Eind 2007 is dit proces verbeterd, zodat eerste aanvragen sneller verwerkt kunnen worden.

Vanaf 1 januari 2008 is het proces verder aangepast. Zo is er een apart formulier voor wijzigingen ingevoerd. In 2007 en eerder kregen burgers die een mutatie wilden doorgeven een aanvraagformulier toegezonden. Hierdoor vulden burgers meer gegevens in dan strikt noodzakelijk. Doordat er bij het invullen fouten werden gemaakt, vielen deze formulieren weer uit, met vertragingen in de verwerking als gevolg.

Daarnaast zendt de Belastingdienst/Toeslagen formulieren die onvolledig zijn, en niet door de Belastingdienst/Toeslagen gecompleteerd kunnen worden, direct aan het begin van het proces naar de burger terug. De eerste signalen wijzen erop dat deze maatregelen leiden tot een halvering van de aanvragen en mutaties die niet direct verwerkt kunnen worden. Hiermee zal het aantal aanvragen waarbij de termijn van 8 weken wordt overschreden, verder afnemen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de aangepaste werkwijze van de Belastingdienst bij het overlijden van de aanvrager van de huurtoeslag inhoudt dat de toeslag doorloopt totdat de aanvraag van de partner of medebewoner is verwerkt.

De Belastingdienst heeft maatregelen getroffen om een eventuele achtergebleven partner of medebewoner tijdig een condoleance brief en een aanvraagformulier te sturen. Er is een proces ingericht waardoor het teruggezonden aanvraagformulier van de achtergebleven partner of medebewoner binnen vier weken wordt verwerkt. Mocht de aanvraag niet te verwerken zijn, dan wordt contact opgenomen.

Het moment van het overlijden van de aanvrager is bepalend voor het moment waarop de betaling van de toeslag wordt stopgezet. Aangezien toeslagen een maand vooruit worden betaald kan het voorkomen dat ten onrechte een maand te veel toeslag is betaald. De achtergebleven partner zal dit terug moeten betalen. Door het proces zo in te regelen dat er weinig tijd verstrijkt tussen het einde van de toeslag en het beginnen van de nieuwe toeslag wordt een hoge terugvordering voorkomen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel kindertoeslagen worden toegekend op basis van inkomensgegevens uit de polisadministratie en welke schattingsmechanismen worden gebruikt om de hoogte ervan vast te stellen.

Bij de start van de kindertoeslag zijn de voorschotten 2008 berekend op basis van de bij Belastingdienst/Toeslagen bekende, geschatte inkomens van toeslagen over 2007 of de inkomensgegevens uit de aangifte inkomstenbelasting 2006. Deze gegevens zijn geïndexeerd met behulp van de indexeringspercentages zoals deze ook voor de automatische continuering van de overige toeslagen zijn gebruikt. Voor voorschotten die in 2008 worden verstrekt zullen de bij Belastingdienst/Toeslagen bekende geschatte inkomens van overige toeslagen worden gebruikt, of de geschatte inkomens die door burgers worden aangeleverd. In de voorschotfase van het proces worden de gegevens uit de Polisadministratie niet gebruikt.

Bezwaarschriften

De leden van de CDA-fractie vragen naar de oorzaak dat niet alle bezwaarschriften binnen de AWB-termijn behandeld kunnen worden. Verder vragen zij hoe de bezwaarschriften behandeld worden die niet binnen de AWB-termijn worden afgehandeld. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie op welke termijn de bezwaarschriften tegen de huur-, zorg- en kinderopvangtoeslag binnen de AWB-termijn afgehandeld zullen worden.

De bezwaarschriften konden niet allemaal binnen de AWB-termijn behandeld worden door problemen met de systemen. Vanaf 1 januari 2008 worden de nieuw binnengekomen bezwaarschriften AWB-conform afgehandeld. De bezwaarschriften die onverhoopt niet binnen de AWB-termijnen afgedaan kunnen worden, worden uiteraard met de benodigde aandacht alsnog afgehandeld.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel bezwaarschriften er zijn als percentage van de toekenning van voorlopige teruggaven en hoeveel bezwaarschriften er zijn als percentage van de definitieve toekenning van toeslagen. Verder vragen zij of deze gegevens kunnen worden uitgesplitst per soort toeslag.

Van de voorlopige toekenningen huur- en zorgtoeslag heeft ongeveer 0,1% geleid tot een bezwaarschrift. Ongeveer 1% van de voorlopige toekenningen kinderopvangtoeslag heeft geleid tot bezwaar.

Van de definitieve toekenningen zoals die tot 1 januari 2008 zijn uitgevoerd voor deze toeslagen, heeft ongeveer 0,4% geleid tot een bezwaarschrift. Voor de kinderopvangtoeslag geldt dat ongeveer 0,8% heeft geleid tot een bezwaar tegen de definitieve toekenning.

De leden van de SP vragen hoeveel van de 3530 bezwaarschriften tegen de voorlopige toekenning huur- en zorgtoeslag binnen de wettelijke termijn zijn afgedaan. Verder vragen zij hoe het mogelijk is dat wanneer van deze bezwaarschriften er 2420 zijn afgedaan er een voorraad overblijft van 2090 stuks. Tot slot vragen deze leden hoeveel van de 1882 bezwaarschriften tegen de voorlopige toekenning kinderopvangtoeslag inmiddels zijn afgehandeld, hoeveel daarvan de binnen de wettelijke termijn zijn afgedaan en hoeveel van de niet afgehandelde bezwaarschriften de wettelijke termijn al hebben overschreden.

De voorraad aan het einde van de voorgaande verslagperiode (Kamerstukken II, vergaderjaar 2006/07, 31 066, nr. 11) was 980 bezwaarschriften. In de verslagperiode van eind juli tot 16 november 2007 zijn 3.530 nieuwe bezwaren binnengekomen. In deze periode zijn 2.420 bezwaren afgehandeld, zodat er een eindvoorraad van 2.090 bezwaarschriften resteerde. Vrijwel alle bezwaarschriften tegen de voorlopige toekenning zijn binnen de wettelijke termijnen afgedaan.

Op 1 januari 2008 waren ongeveer 1.350 van de 1882 bezwaarschriften tegen de voorlopige toekenning kinderopvangtoeslag afgehandeld. Voor de bezwaren die nog niet zijn afgehandeld geldt dat een verzoek om nadere informatie uitstaat bij de burger dan wel de kinderopvanginstelling om nadere informatie te verstrekken.

De leden van de SP vragen hoeveel van de 2035 bezwaarschriften tegen de definitieve toekenning huur- en zorgtoeslag binnen de wettelijke termijn zijn afgedaan. Verder vragen zij hoeveel van de resterende bezwarende bezwaarschriften uit de verslagperiode binnen de wettelijke termijn worden afgedaan.
Tot slot vragen zij hoeveel van de 286 bezwaarschriften tegen de definitieve toekenning kinderopvangtoeslag inmiddels zijn afgehandeld, hoeveel van de afgehandelde bezwaarschriften binnen de wettelijke termijn zijn afgehandeld en hoeveel van de niet afgehandelde bezwaarschriften de wettelijke termijn al hebben overschreden.

Vrijwel alle bezwaarschriften tegen de definitieve toekenning huur- en zorgtoeslag die in de verslagperiode zijn afgedaan zijn binnen de wettelijke termijn afgedaan. Van de resterende 5290 bezwaren uit de verslagperiode is ruim 90% binnen de wettelijke termijnen afgedaan.

Voor de bezwaarschriften tegen de definitieve toekenning kinderopvangtoeslag geldt dat de bezwaarschriften inmiddels zijn afgehandeld, waarbij het grootste deel binnen de wettelijke termijnen is afgehandeld.

Definitief toekennen 2006

Zowel de leden van de CDA-fractie als de leden van de SP-fractie vragen wanneer de laatste vaststellingen van toeslagen over 2006 zullen plaatsvinden.

Het streven is erop gericht het definitief toekennen van de toeslagen 2006 uiterlijk 1 april 2008 af te ronden. Uitzondering hierop zijn de situaties dat de aanvrager uitstel van aangifte inkomstenbelasting heeft aangevraagd, dan wel zijn aangifte inkomstenbelasting nog niet heeft ingediend.

De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel toeslagen over 2006 op 10 januari 2008 definitief zijn toegekend uitgesplitst naar de verschillende toeslagen. Verder vragen zij hoeveel burgers in totaal (als cumulatie van terugbetalingen van toeslagen) meer dan € 500 moeten terugbetalen.

De stand van zaken ten aanzien van definitief toekennen is dat op 10 januari 2008 ongeveer 4,6 miljoen toeslagen huur-, zorg en kinderopvang definitief zijn toegekend. Uitgesplitst betreft het 3,99 miljoen definitieve toeslagen zorg, 0,58 miljoen definitieve toeslagen huur en ongeveer 0,06 miljoen definitieve toeslagen kinderopvang. Deze definitieve toekenningen leiden ertoe dat ten aanzien van de huurtoeslag ongeveer 9% € 500 of meer moet terugbetalen. Bij de zorgtoeslag geldt dit voor 1% en bij de kinderopvangtoeslag voor 3% van de tot nu verzonden beschikkingen. Cumulatie is, in verband met het feit dat niet alle toeslagen definitief zijn toegekend, nog niet te geven.

De leden van de CDA-fractie vragen of er nog mensen zijn, die in 2006, zijn overleden, voor wie een definitieve toekenning nog niet heeft plaatsgevonden. Zij vragen op welke zorgvuldige wijze hiermee richting de nabestaanden wordt omgegaan.

In die gevallen dat de definitieve toekenning nog moet plaatsvinden bericht de Belastingdienst/Toeslagen de nabestaanden voor 1 april 2008. In de contacten met de nabestaanden houdt de Belastingdienst/Toeslagen rekening met de situatie.

De leden van de PvdA fractie vragen of de bewindslieden de percentages van 10% van de burgers met huurtoeslag die meer dan € 500 terug moeten betalen en 16% van de burgers met zorgtoeslag die meer dan € 100 moeten terug betalen onwenselijk vinden. Verder vragen zij of er mogelijkheden worden gezien dit te beperken. Tenslotte vragen deze leden of de zorgen gedeeld worden dat burgers met dergelijke hoge terugvorderingen het risico lopen in 2007 een vergelijkbaar of zelfs hoger bedrag terug moeten betalen.

Het systeem van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) voorziet in de verstrekking van een voorschot op basis van de door de burger geschatte grondslagen, waaronder het inkomen. Eventuele wijzigingen in grondslagen moeten door de burger zelf worden doorgegeven. Hierdoor wordt de juistheid van de inkomensschatting dus bepaald door de mate waarin de burger mutaties in het inkomen doorgeeft. Bij de definitieve toekenning, die mogelijk is vanaf april van het jaar volgend op het berekeningsjaar, worden de definitieve grondslagen gebruikt voor de berekening.

Dan kan blijken dat er een verschil bestaat tussen de inschatting en het gerealiseerde inkomen.

Om burgers op het belang van controleren van gegevens en doorgeven van mutaties te wijzen maakt de Belastingdienst/Toeslagen gebruik van toelichtingen bij formulieren en campagnes.

Verder wordt bij de handmatig toe te kennen toeslagen over 2006 rekening gehouden met de jaren 2007 en 2008. Hierdoor kan een eventueel terug te betalen bedrag worden beperkt.

De leden van de PvdA-fractie vragen of burgers waarvan bij de definitieve toekenning 2006 bleek dat zij sinds 2005 of 2004 teveel of ten onrechte huursubsidie en later huurtoeslag ontvingen eveneens de huursubsidie terug moeten betalen.

De Awir is ingevoerd in 2006 en vanaf die tijd is de Belastingdienst/Toeslagen verantwoordelijk voor de uitvoering van de huurtoesla g. Voordien werd de toenmalige huursubsidie uitgevoerd door het ministerie van VROM.

Anders dan bij de huurtoeslag, werden de grondslagen voor de huursubsidie op een bepaald peilmoment vastgesteld en in het algemeen gedurende het jaar niet meer werden aangepast. Zo was voor de grondslag inkomen het vastgestelde inkomen uit het berekeningsjaar T-2 bepalend. Met de introductie van de huurtoeslag is hier geen sprake meer van. Voor de huurtoeslag is immers het actuele inkomen bepalend. Van doorwerking van een afwijzing van huurtoeslag over 2006 naar de huursubsidie kan daarom geen sprake zijn.

Overigens kan omgekeerd bijvoorbeeld de constatering van fraude door een huurder in het kader van de huursubsidie wel gevolgen hebben voor de toekenning van huurtoeslag. Mij is overigens niet bekend dat zich in genoemde periode dergelijke fraudeconstateringen hebben voorgedaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er ongeveer 2 miljoen toeslagen handmatig gecontroleerd moeten worden in plaats van de genoemde 1 miljoen aanvragen tijdens het AO over de huurtoeslag van 7 november 2007. Deze leden vragen of dit verband houdt met een mogelijk groot aantal onjuiste grondslagen voor de huurtoeslag 2006.
In mijn brief van 5 februari 2008 ben ik hier op ingegaan. De toename wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er geen, onjuiste en/of onvolledige loon- of inkomensgegevens voorhanden zijn. Vanaf 18 februari 2008 zal weer verder worden gegaan met het definitief toekennen van toeslagen.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie waarom bij de kinderopvangtoeslag de afwijking – in de zin van percentage mensen dat een nabetaling ontvangt of een bedrag terug moet betalen – groter is dan bij de beide andere toeslagen.

De kinderopvangtoeslag is afhankelijk van een groot aantal grondslagen, meer dan bij de andere toeslagen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aantal uren kinderopvang en de opvangsoort. Daarbij wijzigen deze grondslagen vaker dan de grondslagen van de andere toeslagen. Wijzigingen moeten door burgers doorgegeven worden, wat niet altijd gebeurt. Wanneer deze wijzigingen pas na afloop van het jaar worden verwerkt, leidt dit tot een nabetaling of een vordering.

Betalingsregeling

De leden van de CDA- en de VVD-fractie vragen of het onderzoek naar de v ersoepeling van de betalingsregeling is afgerond. De leden van de CDA- en de PvdA-fractie vragen hoe wordt omgegaan met burgers die naast een vordering over 2006 ook forse bedragen over 2007zullen moeten terugbetalen.

Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of er sprake is van overleg en coördinatie tussen de Belastingdienst/Toeslagen en instanties die zich bezighouden met schuldhulpverlening.

Naar aanleiding van de vragen inzake de versoepeling van de standaard betalingsregeling voor toeslagenschuld, merk ik het volgende op. Bij het opstellen van de standaard betalingsregeling is voorzien in een versoepeling van de standaard betalingsregeling. Die versoepeling, opgenomen in de Uitvoeringsregeling Awir en de Leidraad Invordering 1990 komt op het volgende neer.

Als belanghebbende schriftelijk aangeeft niet in staat te zijn de terugvorderingsschuld toeslagen te betalen overeenkomstig de standaard betalingsregeling, kan de Belastingdienst/Toeslagen hem een betalingsregeling op maat toestaan op basis van zijn betalingscapaciteit. De berekening van de betalingscapaciteit is gebaseerd op de uitgangspunten zoals die ook voor de invordering van belastingschulden gelden. Uitgangspunt voor de berekening van de betalingscapaciteit is het inkomen van de belanghebbende en zijn partner. Op dat inkomen worden bepaalde uitgaven in mindering gebracht zoals een deel van de woonlasten en van de premie voor de zorgverzekering. Het verschil tussen het inkomen en de daarop in mindering te brengen uitgaven is het netto besteedbaar inkomen van de belanghebbende. Van dit netto besteedbaar inkomen wordt het normbedrag voor levensonderhoud afgetrokken. Dit normbedrag is afgestemd op verschillende soorten huishoudtypen en bedraagt 90% van de voor die typen geldende bijstandsuitkering. De betalingscapaciteit bestaat uit het netto besteedbaar inkomen na aftrek van het normbedrag voor levensonderhoud. Is er betalingscapaciteit dan wordt een regeling op maat vastgesteld gedurende 24 maanden op basis van de berekende betalingscapaciteit.

Mocht na 24 maanden nog een restant schuld overblijven, dan wordt afgezien van (verdere) invordering van die restantschuld: belanghebbende krijgt een beschikking dat hij voor die restantschuld niet verder zal worden bemoeilijkt.

Wel kan gedurende drie jaren na deze beschikking de schuld worden verrekend met nabetaalde toeslagen (dus niet de lopende voorschotten) en teruggaven inkomstenbelasting die in één keer worden uitbetaald (dus niet de voorlopige teruggave).

Als iemand vermogen heeft, dan komt hij niet in aanmerking voor een betalingsregeling op basis van betalingscapaciteit.

Gelet op het geldende beleid komt een versoepeling van de betalingsregeling door bijvoorbeeld het oprekken van de termijn van 24 tot 36 maanden, in voornoemde gevallen juist neer op een verzwaring van de regeling. Om die reden vind ik een verlenging van de betalingstermijn niet gewenst.

Verder merk ik nog op dat als blijkt dat belanghebbende helemaal niet over betalingscapaciteit beschikt, deze belanghebbende direct wordt meegedeeld dat hij voor de betreffende schuld niet verder zal worden bemoeilijkt. Ook in dat geval is de verrekening als hiervoor genoemd nog mogelijk gedurende drie jaren na de beschikking.

Daarnaast is er nog de minnelijke schuldsaneringsregeling. Deze regeling is tot stand gekomen in overleg tussen de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet en het Ministerie van Financiën.

Als belanghebbende naast de Belastingdienst/Toeslagen nog andere schulde isers heeft en als gevolg van (alle) betalingsverplichtingen niet aan de door de Belastingdienst/Toeslagen aangeboden betalingsregeling (zie hiervoor) kan voldoen, kan hij zich wenden tot een schuldhulpverlener om tot een minnelijke schuldsaneringsregeling te komen.

Als deze schuldhulpverlener lid is van de NVVK of de schuldhulpverlener is een gemeente die de schuldregeling in eigen beheer uitvoert en de schuldhulpverlener sluit met belanghebbende een schuldregelingsovereenkomst op basis van de Gedragcode van de Schuldregeling van de NVVK, dan verleent de Belastingdienst uitstel van betaling voor de toeslagenschuld voor een periode van maximaal 36 maanden. Die 36 maanden is de periode van de schuldregeling. Voorwaarde voor uitstel is dat de belanghebbende voor de wettelijke schuldsaneringsregeling in aanmerking zou komen en dat aan het eind van de minnelijke schuldsaneringsregeling een bedrag wordt betaald van dezelfde omvang als kan worden verkregen in het kader van een wettelijke schuldsaneringsregeling.

Als belanghebbende na 36 maanden zijn verplichtingen uit de schuldregelingsovereenkomst is nagekomen, leidt dit ertoe dat belanghebbende bij beschikking wordt meegedeeld dat hij voor - het restant van - de toeslagenschuld niet verder zal worden bemoeilijkt. Ook in dit geval is verrekening nog gedurende drie jaren mogelijk; zie hiervoor.

Overigens gelden de hiervoor genoemde faciliteiten niet, als de terugvordering is te wijten aan opzet of grove schuld van de belanghebbende.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de tolerantiegrenzen zijn die gehanteerd worden bij de eerder gedane toezegging, dat burgers die terug moeten betalen, geen invorderingsrente hoeven te betalen als zij aannemelijk maken dat zij hebben geprobeerd hun voorlopige toekenning te wijzigen.

Elke burger met een terugvordering welke een dagtekening heeft in 2006 hoeft geen invorderingsrente te betalen. Voor latere dagtekeningen over bereken ingsjaar 2006 geldt dat indien de burger heeft geprobeerd de toeslag te stoppen of te wijzigen en Belastingdienst/Toeslagen verzuimd heeft dit uit te voeren er dan coulant wordt omgegaan met de invorderingsrente. Daarnaast is bezwaar mogelijk.

Beleidsinformatie

De leden van de PvdA-fractie vragen of in de volgende voortgangsrapportage ook de stand van zaken over het niet-gebruik van de toeslagen worden meegenomen. De leden van de SP-fractie vragen wat de reden is van het ontbreken van de beleidsinformatie waarmee zicht kan worden verkregen op het niet-gebruik van toeslagen. Verder vragen deze leden wanneer deze informatie wel beschikbaar zal zijn voor de verschillende toeslagen. Tot slot vragen deze leden wanneer zij over de gevraagde cijfers voor de huurtoeslag kunnen beschikken als de benodigde informatie beschikbaar is.

In de derde voortgangsrapportage is aangegeven dat de volledige beleidsinformatie over 2006 pas geleverd kan worden na afronding van de definitieve toekenningen. Zoals eerder gemeld is het streven om uiterlijk 1 april 2008 de definitieve toekenning af te ronden, met uitzondering van de eerder genoemde categorieën. Dan kan ook geanalyseerd worden waar de verhoging van de uitgaven aan toe te schrijven is.

De reden van het ontbreken van de beleidsinformatie is gelegen in het feit dat de problemen bij de Belastingdienst/Toeslagen in 2006 tot gevolg hebben dat het moeilijk is om betrouwbare beleidsinformatie te genereren. Dit geldt in het bijzonder voor de huurtoeslag.

Definitief toekennen 2007

De leden van de PvdA-fractie vragen of de toeslagen over 2007 vóór 1 juli 2008 definitief kunnen worden toegekend. Verder vragen zij of huurders die door onjuiste grondslagen teveel toeslag in 2007 hebben ontvangen de heffingsrente kwijt kan worden gescholden.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de verwachte omvang van de problematiek voor de toeslagen over 2007.

Alle inspanningen zijn erop gericht om de toeslagen 2007 voor 1 juli 2008 definitief toe te kennen. De uitwerking hiervan is in volle gang. In mijn brief van 5 februari 2008 meld ik dat ik uw Kamer hierover binnenkort zal informeren.

Indien de toeslagen voor 1 juli 2008 worden vastgesteld, dan wordt geen heffingsrente in rekening gebracht.

Teruggaaf teveel ingehouden zorgpremies

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Belastingdienst omgaat met het feit dat er bij sommige burgers ten onrechte vanuit is gegaan dat er twee keer de Zvw-premie is betaald. Deze leden willen weten op welke manier de Belastingdienst dat naar buiten brengt. Ten slotte willen deze leden weten of de Belastingdienst ontkent dat er fouten zijn gemaakt.

Het is inderdaad voorgekomen dat de Belastingdienst ten onrechte er vanuit is gegaan dat sommige werknemers te veel inkomensafhankelijke bijdrage Zvw hebben betaald. Gebleken is dat een aantal werkgevers de loongegevens van hun werknemers dubbel had aangeleverd. Na de ontdekking van de dubbele aanlevering zijn herstelacties ingezet. Dat heeft ertoe geleid dat er in december excuusbrieven zijn verzonden aan deze werkgevers en aan hun werknemers. Deze werkgevers zijn verzocht de teruggaaf van om de teveel ingehouden zorgpremie niet in hun administratie te verwerken. Verder heeft de Belastingdienst de uitbetaling van de teruggaaf aan deze werkgevers tegengehouden.

Mochten deze werknemers ergens anders nog een dienstbetrekking hebben waardoor er te veel inkomensafhankelijke bijdrage is ingehouden, dan ontvangen de desbetreffende werkgevers uiteraard op de gebruikelijke wijze een teruggave. Het streven is erop gericht dat deze werknemers en hun werkgevers voor 1 april 2008 een nieuwe brief over de teruggaaf, met het juiste bedrag, ontvangen.

De leden van de SP-fractie vragen of toelaatbaar wordt gevonden dat de Belastingdienst privacygevoelige informatie naar buiten brengt, bijvoorbeeld over het loon dat bij de andere werkgever wordt verdiend. Verder vragen deze leden of het terugvragen van teveel betaalde inkomensafhankelijke werknemersbijdrage als gevolg van meerdere banen eigenlijk tot de taken van de Belastingdienst behoort en waarom de werkgever daarmee wordt belast.

Er is door de wetgever gekozen om de werkgever de teruggaaf in zijn administratie te laten verwerken, omdat hij het grootste financiële belang heeft bij de teruggaaf van de teveel betaalde zorgpremie. Hij is immers verplicht om de ingehouden zorgpremie aan de werknemer te vergoeden. Als blijkt dat er teveel is ingehouden, is er dus ook teveel vergoed door de werkgever.

Ten aanzien van de privacy-aspecten merk ik op dat een werkgever per beschikking wordt geïnformeerd over het totaal genoten loon van een werknemer. De werkgever kan uit deze beschikking niet herleiden wie de andere werkgever(s) is.

Bij de totstandkoming van de wetgeving heeft over deze werkwijze afstemming plaatsgevonden met het College Bescherming Persoonsgegevens. Het college heeft de voorgestelde werkwijze niet afgekeurd.

Overigens onderzoek ik of het teruggaafproces in de toekomst hierop beter kan worden ingericht. Het privacy-aspect van het huidige teruggaafproces zal ik hierin betrekken.

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de richting van belastingplichtigen de verwachting gewekt werd dat de teveel betaalde premies uiterlijk in december 2007 zouden worden terugbetaald. Deze leden vragen waarom dit niet is gerealiseerd. Verder vragen deze leden of het klopt dat belastingplichtigen nu het verzoek krijgen inkomens- en premiegegevens alsnog door te geven en wat de redenen hiervoor zijn.

In mijn brief van 5 februari 2008 ga ik hier nader op in. Het is inderdaad niet het geval geweest dat in december 2007 alle teveel betaalde zorgpremies zijn terugbetaald. Dit is te wijten aan de kwaliteit en volledigheid van de loongegevens. In die gevallen dat er uiteindelijk geen gegevens voorhanden zijn, kunnen burgers alsnog deze gegevens aanleveren.

DigiD

De leden van de SP-fractie vragen hoever de ontwikkelingen zijn om met behulp van DigiD een belastingaangifte te kunnen uitbesteden aan een derde partij en of burgers daar voor de belastingaangifte over 2007 gebruik van kunnen maken. Als dat niet het geval is, blijft het beleid gehandhaafd waarbij een hulpvrager een hulpverlener kan machtigen om aangifte te doen met een andere Digid, zo vragen deze leden. Verder vragen zij of er rekening mee wordt gehouden dat zich onder de hulpvragers veel ouderen bevinden, die niet beschikken over een computer. Tot slot vragen deze leden of diensten die mensen helpen bij het invullen van de belastingaangifte gebruik kunnen blijven maken van de vrijstelling van de verplichting tot gebruik van DigiD; of voor deze diensten de mogelijkheid beschikbaar blijft om gebruik te maken van de elektronische handtekening en dat dit ook mogelijk is voor belastingwinkels, hulpdiensten en sociaal raadslieden.

In de tweede helft van 2008 komt een overheidsvoorziening beschikbaar waarmee men anderen kan machtigen om bijvoorbeeld hun elektronische aangifte inkomstenbelasting te kunnen doen. Deze machtigingsvoorziening maakt gebruik van DigiD. Om een dergelijke machtiging af te geven heeft men zelf geen computer nodig. De Belastingdienst is door het gebruik van DigiD overigens afhankelijk van derden die deze faciliteiten moeten ontwikkelen. Met de invoering van de machtigingsvoorziening kunnen burgers per dienst of per organisatie aangeven wie ze willen machtigen, en ook voor welke periode deze machtiging geldig is.

Voor de aangifte inkomstenbelasting over 2007 blijft de situatie gehandhaafd zoals het jaar daarvoor: voor hulpinstanties (zoals vak- en ouderenbonden) is er een speciale versie van het aangifteprogramma beschikbaar (te bestellen via de Belastingtelefoon) waarmee men met behulp van de belastingdienstpincode van de aangever de aangifte kan indienen. Tot de invoering van de machtigingsvoorziening van de overheid is het daarnaast mogelijk, hoewel DigiD strikt persoonlijk is, om – nadrukkelijk binnen de familiesfeer – gebruik te maken van de DigiD van een ander.

Overige onderwerpen

De leden van de SP-fractie vragen of de staatssecretaris de mening deelt van de directeur-generaal van de Belastingdienst dat het systeem voor de toeslagen het enige ICT-systeem is dat het niet goed doet.

In de antwoorden op vragen van de leden Kortenhorst en Omtzigt (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, aanhangsels nr. 907) ben ik uitvoerig ingegaan op het interview in NRC met de directeur-generaal Belastingdienst. In het antwoord op vraag 2 heb ik expliciet aangegeven dat de directeur-generaal Belastingdienst en ik gelijke opvattingen hebben over het functioneren van de Belastingdienst; in de antwoorden op de overige vragen licht ik dat nog toe. Ik vind het mitsdien niet zinvol op elke passage uit dat interview nog eens afzonderlijk te reageren.

Verder vragen de leden van de SP-fractie of het waar is dat een toeslag die maar voor de helft van het jaar wordt genoten, niet wordt uitgekeerd wanneer de burger gedurende de andere helft van het jaar te veel verdient.

De Awir bepaalt dat gekeken moet worden naar het jaarinkomen om te bepalen of iemand voor een toeslag in aanmerking komt. Wanneer iemand gedurende de eerste helft van een jaar geen inkomen geniet en vervolgens een baan krijgt waarbij hij in 6 maanden meer verdient dan de inkomensgrens, bestaat er voor het gehele jaar geen recht op toeslag.

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of door de Belastingdienst altijd op alle verzoeken om een schadevergoeding gereageerd, of een registratie hiervan wordt bijgehouden en of er een termijn bestaat waarbinnen deze verzoeken moeten zijn behandeld.

De verzoeken worden opgenomen in een postregistratiesysteem. In beginsel wordt een termijn van 6 weken gehanteerd voor de afhandeling. Indien deze termijn niet haalbaar blijkt wordt de burger hiervan op de hoogte gesteld waarbij de oorzaak van de vertraging wordt gemeld. Ook wanneer de burger is verzocht om ontbrekende gegevens toe te zenden wordt de termijn van zes weken verlengd.